ECLI:NL:GHARL:2017:7460

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
29 augustus 2017
Zaaknummer
16/00881
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en rittenregistratie van een tennisleraar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een zelfstandig ondernemer die tennislessen verzorgt, tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had eerder een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2012 bevestigd, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.314 had. De inspecteur van de Belastingdienst had de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd, omdat belanghebbende geen sluitende rittenregistratie had voor zijn auto’s, waaronder een Porsche. Belanghebbende stelde dat hij de Porsche voor minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden had gebruikt, maar het hof oordeelde dat hij dit niet overtuigend had aangetoond. De rittenregistratie vertoonde inconsistenties en de bewijskracht ervan werd door het hof als onvoldoende beoordeeld. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 16/00881
uitspraakdatum:
29 augustus 2017
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 juni 2016, nummer AWB 16/140, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Zwolle(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.314. Bij beschikking is € 411 belastingrente berekend.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is zelfstandig ondernemer. Hij verzorgt tennislessen en huurt daarvoor baanruimte bij tennisvereniging [A] te [B] . Verder is hij actief bij trainingen en toernooien. Daarnaast is hij in loondienst bij Stichting [C] als leraar bewegingsonderwijs.
2.2.
Met ingang van 4 september 2014 heeft de Inspecteur een onderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van onder andere de aangiften IB/PVV 2011 tot en met 2013, waarbij onder meer is gekeken naar de zakelijkheid van het gebruik van de personenauto’s van het merk en type Alfa Romeo Brera (hierna: de Alfa), Audi A5 (hierna: de Audi) en Porsche Boxter (hierna: de Porsche).
2.3.
Belanghebbende heeft de Alfa, Audi en de Porsche (de Alfa is op 10 maart 2012 vervangen door de Audi) tot het ondernemingsvermogen gerekend. De kosten van deze auto’s zijn ten laste van zijn resultaat gebracht. Naast de hiervoor genoemde auto’s beschikt belanghebbende in privé over een auto van het merk Ford, type S-MAX.
2.4.
De Inspecteur heeft met betrekking tot het gebruik van de Alfa, de Audi en de Porsche geconcludeerd dat belanghebbende geen sluitende rittenregistratie heeft bijgehouden en dat daarom niet is aangetoond dat hij de auto’s minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gebruikt. Daarom heeft de Inspecteur een gedeelte van de waarde van de auto’s als onttrekking voor privédoeleinden in aanmerking genomen.

3.Geschil

In geschil is of de aanslag IB/PVV 2012 tot het juiste bedrag is opgelegd. Tussen partijen is niet meer in geschil dat ten aanzien van de Alfa en Audi een onttrekking voor privédoeleinden in aanmerking moet worden genomen naar een bedrag van € 13.813. Het geschil betreft daarom alleen nog de vraag of belanghebbende overtuigend heeft aangetoond (doen blijken) dat hij de Porsche voor minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gebruikt.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Op grond van artikel 3.20, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (tekst 2012) wordt op jaarbasis een percentage van de waarde van de auto als voordeel in aanmerking genomen indien aan de belastingplichtige ook voor privédoeleinden een auto ter beschikking staat. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt. De verzwaarde bewijslast hiervoor, die volgt uit het gebruik van het woord “blijkt” in de wet, rust bij belanghebbende.
4.2.
Belanghebbende heeft met betrekking tot de Porsche een rittenregistratie bijgehouden. In deze rittenregistratie is opgenomen een op 19 juli 2012 gereden rit naar een tenniscentrum in [D] . Tussen partijen is niet in geschil dat met betrekking tot deze rit een onjuist aantal kilometers is opgenomen. Belanghebbende heeft hieromtrent verklaard dat dit op een vergissing berust.
4.3.
Deze fout of vergissing werkt gedurende de gehele rittenregistratie van dat jaar door in de daarin opgenomen kilometerstanden van de Porsche. Dit feit, in combinatie met het feit dat de vele ritten van en naar “ [A] ” altijd 39 kilometer bedragen, daar waar je in ieder geval een aantal malen een afronding naar 40 of 38 zou verwachten, kunnen tot geen andere conclusie leiden dan dat de rittenregistratie achteraf door belanghebbende is opgesteld. Van een dergelijke rittenregistratie gaat naar ’s Hofs oordeel in het onderhavige geval niet de bewijskracht uit die maakt dat belanghebbende doet blijken dat de Porsche voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Belanghebbende heeft zulks ook niet op een andere wijze doen blijken.
4.4.
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft hiertegen geen zelfstandige grieven aangevoerd. Het hoger beroep is ook in zoverre ongegrond.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. G.B.A. Brummer en mr. A.E. Keulemans, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is op
29 augustus 2017in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(E.D. Postema) (R.A.V. Boxem)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 29 augustus 2017
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.