Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[verzoeker] ,
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige dochter. De ouders, die in hoger beroep zijn gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, hebben een grief ingediend die het geschil in volle omvang aan de orde stelt. De rechtbank had op 24 januari 2017, op verzoek van de raad voor de kinderbescherming, het gezag van de ouders beëindigd en de GI tot voogdes benoemd. De minderjarige, die sinds april 2012 bij pleegouders verblijft, kampt met een loyaliteitsconflict tussen haar ouders en pleegouders, wat haar ontwikkeling ernstig belemmert.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen. De ouders hebben een problematische thuissituatie gekend, met verwaarlozing en mishandeling, en de ingezette hulpverlening heeft niet geleid tot verbetering. De minderjarige heeft recht op stabiliteit en continuïteit in haar opvoedingssituatie, en het hof oordeelt dat het in haar belang is om het gezag van de ouders te beëindigen. De ouders hebben weliswaar de wens geuit om de minderjarige weer thuis te laten wonen, maar het hof concludeert dat de pleegouders beter in staat zijn om aan haar behoeften te voldoen.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de belangen van de minderjarige, die duidelijkheid en structuur nodig heeft in haar opvoeding. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank en spreekt de hoop uit dat de ouders de situatie zullen accepteren en dat de minderjarige de kans krijgt om zich verder te ontwikkelen in een veilige omgeving.