ECLI:NL:GHARL:2017:7427

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
200.214.212/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van curatoren wegens gewichtige redenen in een curatelezaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van curatoren in een curatelezaak. De verzoekster, de moeder van de betrokkene, had verzocht om haar ex-partner, de biologische vader van de betrokkene, te ontslaan als curator, zodat zij het curatorschap alleen zou kunnen uitoefenen. De kantonrechter had eerder beide curatoren ontslagen en een derde curator benoemd. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de onverenigbaarheid tussen de curatoren en het gebrek aan vertrouwen in elkaars functioneren. Het hof oordeelde dat het niet wenselijk was dat één van de ouders met uitsluiting van de andere de zeggenschap over de betrokkene zou krijgen, gezien de familiale relaties en de belangen van de betrokkene. Daarnaast werd opgemerkt dat de verzoekster geen rekening en verantwoording had afgelegd over haar financiële beheer, wat de transparantie en het toezicht op het beheer van de betrokkene bemoeilijkte. Het hof concludeerde dat de belangen van de betrokkene beter gewaarborgd zijn met een onafhankelijke derde curator. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en het beroep van de verzoekster afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.214.212/01
(zaaknummer rechtbank 5679363 VC VERZ 17-10)
beschikking van 22 augustus 2017
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. H.A. de Boer te Sneek,
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[belanghebbende1] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: betrokkene,

2. [belanghebbende2] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: [belanghebbende2] ,
advocaat: mr. H.C.L. Crozier te [A] ,

3. [belanghebbende3] ,

vennoot van [B] ,
kantoorhoudende te [C] ,
verder te noemen: [belanghebbende3] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 31 maart 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 14 april 2017;
- een journaalbericht met productie(s) van mr. De Boer van 25 april 2017;
- een journaalbericht met productie(s) van mr. De Boer van 4 mei 2017;
- een brief van [belanghebbende3] van 24 juli 2017;
- een brief van mr. Crozier van 27 juli 2017;
- een brief met productie(s) van mr. De Boer van 28 juli 2017.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 augustus 2017 plaatsgevonden. Verschenen zijn [verzoekster] en [belanghebbende2] , vergezeld van hun advocaten, en [belanghebbende3] .

3.De vaststaande feiten

3.1
Betrokkene is geboren in 1992. [verzoekster] is de moeder van betrokkene. [belanghebbende2] is - naar het hof heeft begrepen - de biologische vader van betrokkene. Gedurende ongeveer drie jaar na de geboorte van betrokkene hebben [verzoekster] en [belanghebbende2] met elkaar samengewoond.
3.2
De kantonrechter van de voormalige rechtbank Leeuwarden, locatie Sneek, heeft bij beschikking van 8 oktober 2010 - voor zover hier van belang - betrokkene onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis en [verzoekster] en [belanghebbende2] tot curatoren benoemd.
3.3
Bij verzoekschrift, binnengekomen bij de kantonrechter op 16 januari 2017, heeft [verzoekster] verzocht (naar het hof begrijpt) om [belanghebbende2] te ontslaan als curator, zodat zij het curatorschap alleen uitoefent.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter [belanghebbende2] en [verzoekster] ontslagen als curatoren en [belanghebbende3] tot curator benoemd.
4.2
Bij beroepschrift heeft [verzoekster] verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat zij alleen het curatorschap over betrokkene zal blijven uitoefenen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ter beoordeling staat of sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 1:385 lid 1 onder d van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) die tot het ontslag van de curatoren zouden moeten leiden, waarbij in dit geval alleen het (door de kantonrechter ambtshalve verleende) ontslag van [verzoekster] als curator ter beoordeling voorligt.
5.2
Het hof is gebleken dat [verzoekster] en [belanghebbende2] niet meer in staat zijn het curatorschap over hun zoon tezamen op een goede manier in te vullen. Zij vertrouwen elkaar niet en zullen dus niet naar behoren kunnen overleggen over de belangen van hun zoon. Juist gezien die familierelaties acht het hof het, met de kantonrechter, niet wenselijk dat één van de ouders met uitsluiting van de andere in zo'n geval de zeggenschap krijgt, omdat daarmee een evenwichtige beoordeling van de belangen van de zoon, zeker voor zover die zien op de relatie met die andere ouder, maar ook van de belangen van de andere ouder, niet gegarandeerd is.
5.3
Daarnaast weegt het hof mee dat [verzoekster] , naar zij ook ter zitting heeft verklaard, na 2014 geen rekening en verantwoording van het door haar gevoerde financiële beheer meer bij de kantonrechter heeft ingediend. Dat zij daarmee mocht wachten totdat de kantonrechter zou hebben beslist op haar verzoek tot ontslag van [belanghebbende2] als curator, zoals zij stelt, acht het hof niet overtuigend, nu het verzoek daartoe pas begin 2017 is ingediend en de rekening en verantwoording over 2015 toen al lang had moeten zijn ingediend. Ter zitting van het hof heeft [belanghebbende3] een afschrift overgelegd van de bankrekening van betrokkene bij de ABN-Amro waarop onder meer diens uitkering wordt gestort. Uit dat afschrift blijkt dat daarop per 16 april 2017 een tegoed van € 7,15 stond en dat de rekening per 4 augustus 2017 een tekort vertoonde van € 1,33. Hoewel het hof er niet van uitgaat dat [verzoekster] gelden van betrokkene ten eigen behoeve heeft gebruikt, acht het hof het wel onjuist dat zij een behoorlijk inzicht in de gang van zaken bemoeilijkt door haar werkwijze om bedragen aan zichzelf over te maken in plaats van uitgaven ten behoeve van betrokkene rechtstreeks van diens bankrekening te betalen. Het hof heeft dan ook geen zicht kunnen krijgen op het financieel beheer van [verzoekster] ten behoeve van betrokkene, hoewel het verschaffen van een dergelijk zicht wel op de weg van [verzoekster] had gelegen nu zij kon weten dat dit een vraagpunt was van in ieder geval [belanghebbende3] als beoogd opvolgend curator. Ook om deze reden acht het hof de - met name: financiële - belangen van betrokkene beter gewaarborgd wanneer een onafhankelijke derde curator over hem is.
5.4
[verzoekster] heeft aangevoerd dat betrokkene haar enig kind is en dat hij alles voor haar betekent. Dat zou een reden moeten zijn om haar niet als curator te ontslaan. Hoezeer het hof deze benadering gevoelsmatig begrijpt, het oordeel wordt daarvan niet anders. Wel dringt het hof er bij [belanghebbende3] -wiens benoeming in stand zal blijven - op aan om (binnen zijn eigen verantwoordelijkheid als curator) [verzoekster] en [belanghebbende2] zoveel mogelijk de ruimte te bieden om hun rol en verantwoordelijkheid als ouders van betrokkene te blijven vervullen. In hoeverre de zorg voor betrokkene kan worden opgesplitst in een mentorschap en bewind zou in de komende periode moeten worden beoordeeld, zoals [belanghebbende3] ter zitting naar het oordeel van het hof terecht heeft gesteld.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt het beroep. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 31 maart 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, J.D.S.L. Bosch en R. Feunekes en is op 22 augustus 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.