ECLI:NL:GHARL:2017:7274

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2017
Zaaknummer
200.154.130/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van huurders voor schade tijdens huur en bij oplevering

In deze zaak, die een vervolg is op een tussenarrest van 7 februari 2017, staat de aansprakelijkheid van huurders centraal voor schade die tijdens de huurperiode is ontstaan en schade bij de oplevering. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 22 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, een verhuurder, had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de huurders, die gezamenlijk als geïntimeerden zijn aangeduid. In het tussenarrest werd aan beide partijen bewijsopdrachten gegeven, maar beide partijen hebben uiteindelijk afgezien van bewijslevering. Hierdoor heeft het hof op basis van de reeds overgelegde stukken arrest bepaald.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet heeft kunnen bewijzen dat de huurders schade aan de glazen koepel hebben veroorzaakt door het gooien van materialen. Evenzo is niet bewezen dat de huurders hun verplichtingen met betrekking tot het inleveren van sleutels en milieupassen zijn nagekomen. De appellant heeft echter wel voldoende bewijs geleverd voor de schade die hij heeft geleden door het niet inleveren van de milieupassen, waarvoor hij een schadevergoeding van € 31,- toegewezen kreeg. Daarnaast zijn enkele huurders hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor waterschade en schade aan een raam, met specifieke bedragen die aan hen zijn toegewezen.

De uitspraak concludeert dat de vordering van de appellant gedeeltelijk slaagt, maar dat hij grotendeels in het ongelijk is gesteld. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft de eerdere vonnissen voor het overige bekrachtigd en de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.154.130/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 544783 CV EXPL 12-4608)
arrest van 22 augustus 2017
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. E.Tj. van Dalen, kantoorhoudend te Groningen,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde1],

2. [geïntimeerde2] ,

wonende te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde2],

3. [geïntimeerde3] ,

wonende te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde3],

4. [geïntimeerde4] ,

wonende te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde4],

5. [geïntimeerde5] ,

wonende te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde5],

6. [geïntimeerde6] ,

wonende te [C] ,
hierna:
[geïntimeerde6],

7. [geïntimeerde7] ,

wonende te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde7],

8. [geïntimeerde8] ,

wonende te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde8],

9.[geïntimeerde9] ,

wonende te [D] ,
hierna:
[geïntimeerde9],
10. [geïntimeerde10],
wonende te [C] ,
hierna:
[geïntimeerde10] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en gedaagden sub 1, 3, 4, 5, 6, 7, 9 en 10 tevens eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
de huurders,
advocaat voor geïntimeerden sub 1 en 3 tot en met 9: mr. G.J. Boven, kantoorhoudend te Leusden,
advocaat voor [geïntimeerde2] : mr. J.H. Zuidema, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
In het tussenarrest van 7 februari 2017 heeft het hof aan zowel [appellant] als de huurders bewijsopdrachten gegeven. Beide partijen hebben kort voor de datum waarop het getuigenverhoor zou plaatsvinden de raadsheer-commissaris bericht dat van bewijslevering werd afgezien, waarna de huurders arrest hebben gevraagd.
1.2
Op basis van de reeds eerder door partijen overgelegde stukken, aangevuld met het tussenarrest van 7 februari 2017, heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het hof heeft in randnummer 5.32 van het tussenarrest [appellant] toegelaten te bewijzen dat na ingang van de huurovereenkomsten er vanuit het gehuurde materialen, met name bierflesjes, op de glazen koepel zijn gegooid en ten gevolge daarvan schade aan de glazen koepel is toegebracht en waardoor de glazen koepel moest worden vervangen.
Nu [appellant] van bewijslevering heeft afgezien, is niet komen vast te staan dat de door [appellant] gestelde schade aan de glazen koepel door toedoen van de huurders is ontstaan. Dit betekent dat voor zover gericht tegen deze schadepost grief 1 niet slaagt.
2.2
In randnummer 5.34 van het tussenarrest heeft het hof de huurders toegelaten te bewijzen dat zij bij het einde van de huurovereenkomsten de aan hen door de verhuurder gegeven sleutels en milieupassen hebben ingeleverd. De huurders hebben van bewijslevering afgezien, zodat het hof het er voor heeft te houden dat zij tekort zijn geschoten in hun verplichting bij het einde van de huurovereenkomst de aan hen door [appellant] ter beschikking gestelde sleutels en milieupassen in te leveren.
2.3
Het hof heeft in randnummer 5.34 van het tussenarrest voorts, gelet op het verweer van de huurders, [appellant] toegelaten te bewijzen dat hij voor de bestaande sloten sleutels heeft moeten bijmaken. Nu [appellant] van bewijslevering heeft afgezien, is niet bewezen dat [appellant] ten gevolge van het niet inleveren van de sleutels schade heeft geleden. De door [appellant] gestelde schade voor het niet inleveren van de (twee) milieupassen heeft [appellant] onderbouwd met een op 6 augustus 2012 ingevuld en ondertekend formulier van de Milieudienst van de gemeente Groningen en een bewijs van een pinbetaling. Daarmee heeft [appellant] deze schade voldoende aannemelijk gemaakt en komt [appellant] een bedrag van € 31,- toe. De huurders zullen hoofdelijk worden veroordeeld dit bedrag te voldoen. De gevorderde wettelijke rente is niet betwist, zodat dit deel van de vordering eveneens wordt toegewezen.
2.4
In het tussenarrest heeft het hof reeds geoordeeld dat
  • [geïntimeerde1] , [geïntimeerde3] , [geïntimeerde6] , [geïntimeerde7] , [geïntimeerde9] en [geïntimeerde10] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de waterschade in november 2010 ten bedrage van € 244,87 (randnummers 5.8, 5.9, 5.11 en 5.12);
  • [geïntimeerde7] aansprakelijk is voor de schade ten gevolge van het vernielde raam in zijn onzelfstandige woonruimte, zijnde € 122,50 (randnummers 5.27 en 5.28);
  • de overige door [appellant] gevorderde schadeposten worden afgewezen.
2.5
Het gedeeltelijk slagen van grief 1 leidt er weliswaar toe dat enkele op zichzelf kleine bedragen alsnog aan [appellant] worden toegewezen, maar voor wat betreft de beoordeling van zijn vordering in eerste aanleg in conventie blijft hij de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Hierdoor is [appellant] terecht in de proceskosten in conventie veroordeeld, zodat grief II niet slaagt.
Slotsom
Grief 1 slaagt gedeeltelijk, hetgeen ertoe leidt dat de bedragen worden toegewezen als hieronder bepaald. Het vonnis in conventie gewezen zal voor het overige worden bekrachtigd. Het hof zal in hoger beroep de proceskosten compenseren in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van 23 april 2014 van de kantonrechter voor zover in conventie de vordering is afgewezen,
opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde1] , [geïntimeerde3] , [geïntimeerde6] , [geïntimeerde7] , [geïntimeerde9] en [geïntimeerde10] hoofdelijk, des dat de één zal hebben betaald de anderen zullen zijn gekweten, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] te betalen een bedrag van € 244,87 wegens waterschade in november 2010, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening,
veroordeelt Heukenfeldt-Jansen tot betaling van een bedrag van € 122,50 wegens schade aan het raam in zijn onzelfstandige woonruimte, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening,
veroordeelt [geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] , [geïntimeerde3] , [geïntimeerde4] , [geïntimeerde5] , [geïntimeerde6] , [geïntimeerde7] , [geïntimeerde8] , [geïntimeerde9] en [geïntimeerde10] hoofdelijk, des dat de één zal hebben betaald de anderen zullen zijn gekweten, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] te betalen een bedrag van € 31,- wegens niet ingeleverde milieupassen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening,
bekrachtigt het tussenvonnis van 18 september 2013 en het eindvonnis van 23 april 2014 voor het overige,
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt,
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. D.H. de Witte en mr. O.E. Mulder en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 augustus 2017.