In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die op 5 november 2015 een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren langs een gele onderbroken streep. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De kantonrechter had de officier van justitie veroordeeld tot betaling van kosten aan de betrokkene.
De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 5 april 2014, waarbij de betrokkene als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 90,- kreeg opgelegd. De gemachtigde van de betrokkene betwistte dat de feitelijk bestuurder van de auto de overtreding had begaan, omdat zij aan het laden en lossen was. De verbalisant had de bestuurder pas na het uitschrijven van de aankondiging van beschikking gesproken, wat volgens de gemachtigde betekende dat de sanctie aan de bestuurder opgelegd had moeten worden.
Het hof oordeelt dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder was, aangezien de verbalisant gedurende zeven minuten geen laad- en losactiviteiten heeft waargenomen. Het hof bevestigt dat de sanctie terecht aan de kentekenhouder is opgelegd, omdat de verbalisant niet aanstonds kon vaststellen wie de bestuurder was. De kantonrechter heeft het beroep terecht ongegrond verklaard en het hof wijst het verzoek om kostenvergoeding af, omdat de betrokkene niet in het gelijk is gesteld.