ECLI:NL:GHARL:2017:7236

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2017
Zaaknummer
WAHV 200.179.201
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Dörholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens overschrijding maximum snelheid door franchisenemer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De betrokkene, een franchiseonderneming verbonden aan Sixt, had hoger beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie van € 96,- die was opgelegd wegens overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen. De overtreding vond plaats op 26 januari 2015 op de A2 te Baambrugge. De betrokkene stelde dat het voertuig ten tijde van de overtreding was verhuurd en overhandigde een huurcontract als bewijs.

Het hof oordeelde dat de huurovereenkomst voldeed aan de eisen van artikel 8, aanhef en onder b, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Het hof concludeerde dat de betrokkene als kentekenhouder een beroep kon doen op deze disculpatiemogelijkheid, aangezien het voertuig op naam van de betrokkene stond en het huurcontract op naam van Sixt B.V. was gesteld. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep gegrond, waardoor de sanctie werd vernietigd.

De beslissing van het hof houdt in dat de betrokkene recht heeft op restitutie van hetgeen als zekerheid was gesteld. Dit arrest is uitgesproken in openbare zitting door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Dörholt als griffier.

Uitspraak

WAHV 200.179.201
22 augustus 2017
CJIB 187191848
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 20 augustus 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
voor wie als vertegenwoordiger optreedt [vertegenwoordiger] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 96,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 13 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 26 januari 2015 om 19:13 uur op de A2 links te Baambrugge met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De vertegenwoordiger van de betrokkene heeft aangevoerd dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd. De vertegenwoordiger heeft een kopie van het huurcontract overgelegd.
3. Artikel 8, aanhef en onder b, WAHV luidt als volgt: "De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven:
b. een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was."
4. Het is onbetwist dat het voertuig op naam staat van [betrokkene] , zodat [betrokkene] als kentekenhouder een beroep kan doen op artikel 8 van de WAHV.
5. Uit het door de betrokkene in hoger beroep overlegde huurcontract blijkt dat de betrokkene het voertuig met voormeld kenteken in de periode 23 januari 2015 van 11:03 uur tot 29 januari 2015 tot 08:56 uur had verhuurd. Het huurcontact is op naam van Sixt B.V. gesteld.
6. De vraag die thans ter beoordeling ligt is of voornoemde huurovereenkomst is aan te merken als een huurovereenkomst in de zin van artikel 8, aanhef en onder b, van de WAHV.
7. Het hof stelt vast dat de betrokkene voor de beroepschriften gebruik heeft gemaakt van het briefpapier van Sixt . Blijkens het gebezigde briefpapier is de betrokkene een franchisenemer van Sixt . Voorts staat op het briefpapier de website van de betrokkene vermeld. Op deze website is het onder andere mogelijk om auto's te huren. Indien men de optie "mieten" selecteert wordt doorgelinkt naar de website van Sixt . Gelet op het voorgaande is bij het hof geen twijfel over de omstandigheid dat de betrokkene als franchiseonderneming verbonden is aan Sixt . Bij dergelijk constructies is het gebruikelijk dat de franchisenemer (de betrokkene) de naam van de franchisegever ( Sixt ) mag gebruiken. De betrokkene verricht zijn verhuuractiviteiten onder de naam van Sixt , hetgeen meebrengt dat de huurcontracten ook op die naam wordt gesloten. De onder 5. genoemde huurovereenkomst is derhalve aan te merken als een huurovereenkomst in de zin van artikel 8, aanhef en onder b, van de WAHV.
8. Het voorgaande brengt mee dat aan de betrokkene een disculpatiemogelijkheid in de zin van artikel 8, aanhef en onder b, van de WAHV toekomt. Het hof zal derhalve de beslissing van de kantonrechter vernietigen en zal doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie alsmede de inleidende beschikking vernietigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
vernietigt de inleidende beschikking waarbij onder CJIB-nummer 187191848 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Dörholt als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.
WAHV 200.179.201
CJIB 187191848

Urteil des Gerichtshofs

Zusammenfassung

Bewertung

Gegen die betroffene Person wurde als Fahrzeughalter durch einleitende Verfügung eine Verwaltungsstrafe in Höhe von € 95,- wegen „Überschreitung der Höchstgeschwindigkeit auf Autobahnen um 13 km/h (Verkehrsschild A1)“ verhängt. Dieser Verstoß soll am 26. Januar 2015 um 19:13 Uhr auf der A2 links in Baambrugge mit dem Fahrzeug mit dem Kennzeichen [kenteken] begangen worden sein.
Der Vertreter der betroffenen Person hat angeführt, dass das Fahrzeug zum Zeitpunkt der Verhaltensweise vermietet war. Der Vertreter hat eine Kopie des Mietvertrages vorgelegt.
Artikel 8 Absatz 4 niederländisches Gesetz zur verwaltungsrechtlichen Handhabung von Verkehrsvorschriften (Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, WAHV) lautet wie folgt: „Der Staatsanwalt hebt die Verfügung auf, wenn im Falle von Artikel 5 Artikel beziehungsweise Artikel 5a derjenige, auf dessen Namen das Kennzeichen bei der Zulassungsstelle angemeldet ist:
b. einen für einen Zeitraum von höchstens drei Monaten gewerblich und schriftlich abgeschlossenen Mietvertrag vorlegt, aus dem sich ergibt, wer zum Zeitpunkt der Verhaltensweise der Mieter des Kraftfahrzeugs beziehungsweise des Anhängers war.“
Es ist unbestritten, dass das Fahrzeug auf die [betrokkene] zugelassen ist, so dass sich die [betrokkene] als Fahrzeughalter auf Artikel 8 WAHV berufen kann.
Aus dem von der betroffenen Person in der Berufung vorgelegten Mietvertrag ergibt sich, dass die betroffene Person das Fahrzeug mit dem vorbezeichneten Kennzeichen in dem Zeitraum vom 23. Januar 2015, 11.03 Uhr, bis zum 29. Januar 2015, 08.56 Uhr, vermietet hatte. Der Mietvertrag ist auf den Namen der Sixt B.V. ausgestellt.
Die Frage, die es nun zu beurteilen gilt, ist, ob der vorbezeichnete Mietvertrag als Mietvertrag im Sinne von Artikel 8, Einleitung und Buchstabe b WAHV zu betrachten ist.
Der Gerichtshof stellt fest, dass die betroffene Person für die schriftlichen Widersprüche das Briefpapier von Sixt benutzt hat. Laut dem benutzten Briefpapier ist die betroffene Person eine Franchisenehmerin von Sixt . Außerdem ist auf dem Briefpapier die Website der betroffenen Person angegeben. Auf dieser Website kann man unter anderem Fahrzeuge mieten. Wählt man die Option „mieten“, wird man zur Website von Sixt weitergeleitet. Gestützt auf das Obenstehende besteht seitens des Gerichtshofes kein Zweifel in Bezug auf den Umstand, dass die betroffene Person als Franchiseunternehmen mit Sixt verbunden ist. Bei derartigen Konstruktionen ist es üblich, dass der Franchisenehmer (die betroffene Person) den Namen des Franchisegebers ( Sixt ) benutzen darf. Die betroffene Person geht ihren Vermietungsaktivitäten unter dem Namen von Sixt nach, was mit sich bringt, dass die Mietverträge auf diesen Namen abgeschlossen werden. Der unter Ziffer 5 genannte Mietvertrag ist daher als Mietvertrag im Sinne von Artikel 8 Einleitung und Buchstabe b WAHV zu betrachten.
Das Obenstehende bringt mit sich, dass der betroffenen Person die Entschuldigungsmöglichkeit im Sinne von Artikel 8 Einleitung und Buchstabe b WAHV zusteht. Der Gerichtshof wird deshalb die Entscheidung des Kantonrichters aufheben und jenes tun, was der Kantonrichter hätte tun müssen, und zwar den Widerspruch für begründet erklären und die Entscheidung des Staatsanwalts sowie die einleitende Verfügung aufheben.

Beschluss

Der Gerichtshof:
hebt die Entscheidung des Kantonrichters auf;
erklärt den Widerspruch gegen die Entscheidung des Staatsanwalts für begründet und hebt diese Entscheidung auf;
hebt die einleitende Verfügung auf, durch die unter der CJIB-Nummer 187191848 die Verwaltungsstrafe verhängt worden ist;
ordnet an, dass jenes, was von der betroffenen Person aufgrund von Artikel 11 WAHV als Sicherheit geleistet wurde, ihr vom Staatsanwalt des Gerichtshofes zurückgezahlt wird.
Dieses Urteil wurde gefällt von Mr. Sekeris in Gegenwart von Mr. Dörholt als Urkundsbeamten und in öffentlicher Sitzung verkündet.