ECLI:NL:GHARL:2017:7154

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 augustus 2017
Publicatiedatum
18 augustus 2017
Zaaknummer
21-004414-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarigen met schadevergoeding aan slachtoffers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het gedurende enkele jaren seksueel misbruiken van twee jonge jongens. Het hof legt een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 22 maanden voorwaardelijk. Daarnaast wordt de vordering tot schadevergoeding van beide benadeelde partijen toegewezen, en wordt de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De verdachte is vrijgesproken van het 'seksueel binnendringen van het lichaam' van een van de slachtoffers, omdat de handeling volgens het hof niet onder de definitie van seksueel binnendringen valt zoals bedoeld in de artikelen 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal tot een hogere straf verworpen en heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging heeft genomen. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar geacht, maar het hof heeft geoordeeld dat de gepleegde feiten ernstig zijn en dat de gevolgen voor de slachtoffers langdurig kunnen zijn. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen tot de bedragen van € 10.027,90 en € 10.017,08, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004414-16
Uitspraak d.d.: 17 augustus 2017
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 2 augustus 2016 met parketnummer 18-930367-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en
4 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 5 jaar, alsmede toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen zoals door de rechtbank in haar vonnis bepaald.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.G. Doornbos, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
1 januari 2000 tot en met 7 februari 2001 te [plaats] , althans in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Denemarken, (telkens) met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam, (telkens) hierin bestaande dat verdachte
- de penis van die [benadeelde 1] in de mond heeft genomen en/of
- die [benadeelde 1] heeft afgetrokken en/of
- zich door die [benadeelde 1] heeft laten aftrekken en/of
- een kus op zijn penis heeft laten geven door die [benadeelde 1] en/of
- de penis van die [benadeelde 1] heeft betast en/of
- die [benadeelde 1] zichzelf heeft laten aftrekken;
1. subsidiair:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
1 januari 2000 tot en met 7 februari 2001 te [plaats] , althans in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Denemarken, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig pleegkind [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum] , (telkens) hierin bestaande dat verdachte
- die [benadeelde 1] heeft afgetrokken en/of
- zich door die [benadeelde 1] heeft laten aftrekken en/of
- een kus op zijn penis heeft laten geven door die [benadeelde 1] en/of
- de penis van die [benadeelde 1] heeft betast en/of - die [benadeelde 1] zichzelf heeft laten aftrekken;
2 primair:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
8 februari 2001 tot en met 7 februari 2006 te [plaats] , althans in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Denemarken, (telkens) met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam, (telkens) hierin bestaande dat verdachte
- de penis van die [benadeelde 1] in de mond heeft genomen en/of
- die [benadeelde 1] heeft afgetrokken en/of
- zich door die [benadeelde 1] heeft laten aftrekken en/of
- een kus op zijn penis heeft laten geven door die [benadeelde 1] en/of
- de penis van die [benadeelde 1] heeft betast en/of
- die [benadeelde 1] zichzelf heeft laten aftrekken;
2 subsidiair:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
8 februari 2001 tot en met 7 februari 2006 te [plaats] , althans in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Denemarken, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig pleegkind [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum] , (telkens) hierin bestaande dat verdachte
- die [benadeelde 1] heeft afgetrokken en/of
- zich door die [benadeelde 1] heeft laten aftrekken en/of
- een kus op zijn penis heeft laten geven door die [benadeelde 1] en/of
- de penis van die [benadeelde 1] heeft betast en/of
- die [benadeelde 1] zichzelf heeft laten aftrekken;
3 primair:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
1 augustus 1997 tot en met 11 augustus 1999 te [plaats] , althans in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Denemarken, (telkens) met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam, (telkens) hierin bestaande dat verdachte
- de penis van die [benadeelde 2] in de mond heeft genomen en/of
- zijn penis in de mond van die [benadeelde 2] heeft geduwd/gebracht en/of
- die [benadeelde 2] heeft afgetrokken en/of
- zich door die [benadeelde 2] heeft laten aftrekken en/of
- de penis van die [benadeelde 2] heeft betast en/of
- die [benadeelde 2] zichzelf heeft laten aftrekken;
3 subsidiair:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
1 augustus 1997 tot en met 11 augustus 1999 te [plaats] , althans in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Denemarken, (telkens) met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen beneden de leeftijd van zestien jaren was, (telkens) buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, (telkens) hierin bestaande dat verdachte
- die [benadeelde 2] heeft afgetrokken en/of
- zich door die [benadeelde 2] heeft laten aftrekken en/of
- de penis van die [benadeelde 2] heeft betast en/of
- die [benadeelde 2] zichzelf heeft laten aftrekken;
4 primair:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
12 augustus 1999 tot en met 11 augustus 2003 te [plaats] , althans in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Denemarken, (telkens) met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam, (telkens) hierin bestaande dat verdachte
- de penis van die [benadeelde 2] in de mond heeft genomen en/of
- zijn penis in de mond van die [benadeelde 2] heeft geduwd/gebracht en/of
- die [benadeelde 2] heeft afgetrokken en/of
- zich door die [benadeelde 2] heeft laten aftrekken en/of
- de penis van die [benadeelde 2] heeft betast en/of
- die [benadeelde 2] zichzelf heeft laten aftrekken;
4 subsidiair:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
12 augustus 1999 tot en met 11 augustus 2003 te [plaats] , althans in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Denemarken, (telkens) met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen beneden de leeftijd van zestien jaren was, (telkens) buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, (telkens) hierin bestaande dat verdachte
- die [benadeelde 2] heeft afgetrokken en/of
- zich door die [benadeelde 2] heeft laten aftrekken en/of
- de penis van die [benadeelde 2] heeft betast en/of
- die [benadeelde 2] zichzelf heeft laten aftrekken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het gerechtshof het onder
1 primair en 2 primair tenlastegelegde kan bewezen verklaren, namelijk dat verdachte [benadeelde 1] penis in zijn mond heeft genomen. Hij vordert dat het hof die handeling kan kwalificeren als ‘seksueel binnendringen van het lichaam’ in de zin van de artikelen 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat-generaal heeft daartoe verwezen naar de appelschriftuur en naar de wetsgeschiedenis en jurisprudentie.
Het hof overweegt dat die handeling niet valt onder ‘seksueel binnendringen van het lichaam’ in de zin van de artikelen 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 11 oktober 2005, NJ 2006, 614 (niet meer in ECLI gepubliceerd), waarin hij met zoveel woorden overweegt dat niet blijkt dat de wetgever onder het in artikel 242 Wetboek van Strafrecht (‘verkrachting’) als bestanddeel opgenomen ‘seksueel binnendringen van het lichaam’ ook seksuele handelingen heeft willen doen vallen die zijn gepleegd door een ander dan degene die de dwang heeft uitgeoefend. Het hof heeft van de advocaat-generaal niet vernomen noch zelf vastgesteld dat en waarom dat voor de artikelen 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht anders zou moeten zijn. Uit die jurisprudentie en uit de wetsgeschiedenis volgt dat ‘seksueel binnendringen van het lichaam’ in beide artikelen betekent dat de dader, dus degene die de dwang uitoefent, (zelf) het slachtoffer penetreert. Indien de dader het slachtoffer beweegt tot het binnendringen bij de dader zelf, valt die handeling niet onder dat bestanddeel. [1]
Omdat de genoemde handeling niet valt onder ‘seksueel binnendringen van het lichaam’ zoals onder 1 primair en 2 primair is tenlastegelegd, zal het hof verdachte daarvan vrijspreken, zoals ook de rechtbank dat heeft gedaan.
Het hof verwerpt het standpunt van het Openbaar Ministerie.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2000 tot en met 7 februari 2001 te [plaats] en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Denemarken, telkens ontucht heeft gepleegd met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum] , hierin bestaande dat verdachte
- die [benadeelde 1] heeft afgetrokken en
- zich door die [benadeelde 1] heeft laten aftrekken en
- een kus op zijn penis heeft laten geven door die [benadeelde 1] en
- de penis van die [benadeelde 1] heeft betast en
- die [benadeelde 1] zichzelf heeft laten aftrekken.
2 subsidiair:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 8 februari 2001 tot en met 7 februari 2006 te [plaats] en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Denemarken, telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig pleegkind [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum] , (telkens) hierin bestaande dat verdachte
- die [benadeelde 1] heeft afgetrokken en
- zich door die [benadeelde 1] heeft laten aftrekken en
- een kus op zijn penis heeft laten geven door die [benadeelde 1] en
- de penis van die [benadeelde 1] heeft betast en
- die [benadeelde 1] zichzelf heeft laten aftrekken.
3 primair:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 augustus 1997 tot en met 11 augustus 1999 te [plaats] en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Denemarken, telkens met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, hierin bestaande dat verdachte
- de penis van die [benadeelde 2] in de mond heeft genomen en
- zijn penis in de mond van die [benadeelde 2] heeft geduwd/gebracht en
- die [benadeelde 2] heeft afgetrokken en
- zich door die [benadeelde 2] heeft laten aftrekken en
- de penis van die [benadeelde 2] heeft betast en
- die [benadeelde 2] zichzelf heeft laten aftrekken.
4 primair:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 12 augustus 1999 tot en met 11 augustus 2003 te [plaats] en/of in de Bondsrepubliek Duitsland en/of in Denemarken, telkens met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, hierin bestaande dat verdachte
- de penis van die [benadeelde 2] in de mond heeft genomen en
- zijn penis in de mond van die [benadeelde 2] heeft geduwd/gebracht en
- die [benadeelde 2] heeft afgetrokken en
- zich door die [benadeelde 2] heeft laten aftrekken en
- de penis van die [benadeelde 2] heeft betast en
- die [benadeelde 2] zichzelf heeft laten aftrekken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
ontucht plegen met zijn minderjarig pleegkind.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het onder 4 primair bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

Strafbaarheid van de verdachte

Het hof heeft kennis genomen van het psychologisch rapport d.d. 4 juli 2016
opgemaakt door H.R.J. ter Borg, gz-psycholoog. Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven,
onder meer in als conclusie: bij betrokkene is sprake van een parafiele stoornis, waarbij de
seksuele ontwikkeling vooral vanaf de volwassen leeftijd verstoord verloopt. Betrokkene
heeft (mede) door zijn inperkende opvoeding, waardoor hij zijn homoseksuele gevoelens
lange tijd blokkeerde en deze voor de buitenwereld ontkende, een zwakke seksuele identiteit
ontwikkeld, waardoor een scheefgroei richting pedofilie kon plaatsvinden, dan wel een
reeds bestaande pedofiele grondslag versterkt werd. Onderzoeker adviseert betrokkene licht
verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Het hof neemt voormelde conclusie over en is van oordeel het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van enige jaren veelvuldig schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met jonge jongens, mede inhoudende het seksueel binnendringen in het lichaam. Verdachte heeft daarmee ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van kwetsbare kinderen en heeft voorts misbruik gemaakt van zijn positie als pleegouder van [benadeelde 1] en de vertrouwensrelatie die hij met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] had. Het is algemeen bekend dat de gevolgen van seksuele contacten bij jonge kinderen ernstig en langdurig kunnen zijn. De ter terechtzitting van de rechtbank voorgelezen slachtofferverklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en thans ter zitting van het hof namens [benadeelde 1] voorgelezen slachtofferverklaring geven blijk van deze gevolgen. Verdachte heeft bij zijn handelen louter en alleen oog gehad voor zijn eigen directe behoeftebevrediging en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevoelens van de slachtoffers en hun (seksuele) ontwikkeling. Het hof beoordeelt het bewezen verklaarde handelen van verdachte als zeer verwerpelijk.
Ten aanzien van de persoon van verdachte neemt het hof in aanmerking de over hem
opgemaakte rapportages, waarin is geconcludeerd dat verdachte ten aanzien van het
tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht en is geadviseerd
met betrekking tot zijn behandeling. Het hof acht zich voldoende voorgelicht omtrent de persoon van verdachte en er bestaat geen behoefte aan nadere rapportage.
Gelet op de aard en de ernst van de gepleegde feiten en de enorme impact daarvan op de slachtoffers tot op de dag van vandaag, acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijk duur passend en geboden.
Anderzijds heeft het hof het volgende in aanmerking genomen:
- de feiten hebben lange tijd geleden plaatsgevonden;
- verdachte kampte destijds met problemen rondom zijn seksuele ontwikkeling, waarbij hij zijn homoseksuele gevoelens blokkeerde;
- verdachte heeft deze homoseksuele gevoelens sinds 2006/2007 geaccepteerd en daardoor geen behoefte meer aan seksuele contacten met jongeren;
- er bestaat op dit moment geen aanleiding tot zorg dat verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan soortgelijke feiten; in het bijzonder blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 4 juli 2017 dat verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld en hij ook na het plegen van de bewezenverklaarde feiten al ruim elf jaar niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest;
- voort heeft verdachte er blijk van gegeven te onderkennen dat hij veel leed heeft veroorzaakt bij [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en daar spijt van te hebben.
Gelet op bovenstaande, kan naar het oordeel van het hof worden volstaan met een gevangenisstraf zoals in eerste aanleg door de rechtbank is opgelegd, maar thans met een beperkt onvoorwaardelijk deel en zonder bijzondere voorwaarden als reclasseringstoezicht. Dat stelt verdachte naar alle waarschijnlijkheid in de gelegenheid om zijn werk te behouden en om de schadevergoedingen aan de benadeelde partijen in de komende jaren te betalen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 15.027,90, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 10.027,90 met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zijn oorspronkelijke vordering in hoger beroep gehandhaafd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.017,08, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 primair, 4 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Ten aanzien van beide maatregelen van artikel 36f van het Wetboek overweegt het hof
dat verdachte heeft aangegeven aan zijn verplichting om de slachtoffers schadeloos te stellen wil voldoen, maar dat hij daar wel de gelegenheid voor moet krijgen. Het hof vindt het van belang dat verdachte zijn baan als chauffeur kan houden en zal daarom de vervangende hechtenis op minder dagen bepalen dan gebruikelijk.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 244, 245, 247 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
22 (tweeëntwintig) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 10.027,90 (tienduizend zevenentwintig euro en negentig cent) bestaande uit € 27,90 (zevenentwintig euro en negentig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2000 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 10.027,90 (tienduizend zevenentwintig euro en negentig cent) bestaande uit € 27,90 (zevenentwintig euro en negentig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2000 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 10.017,08 (tienduizend zeventien euro en acht cent) bestaande uit € 17,08 (zeventien euro en acht cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 1997 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 10.017,08 (tienduizend zeventien euro en acht cent) bestaande uit € 17,08 (zeventien euro en acht cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 1997 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. M.H.M. Boekhorst Carrillo en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.G. Eisma, griffier,
en op 17 augustus 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J. Hielkema is buiten staat dit arrest te ondertekenen.

Voetnoten

1.Men zie K. Lindenberg en A.A. van Dijk (2016) Herziening van zedendelicten. Paris, p. 58-61 en p. 209.