ECLI:NL:GHARL:2017:7111
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Beswerda
- M. Stoop
- Rechtspraak.nl
Onbestelbaarheid van poststukken en onderzoeksplicht van het CJIB in WAHV-zaken
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 augustus 2017, betreft het een hoger beroep in een verzetsprocedure tegen een beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Limburg. De zaak is ontstaan na het onbestelbaar retour ontvangen van de inleidende beschikking door het CJIB. Volgens artikel 4, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) heeft het CJIB de verplichting om het adres van de betrokkene te verifiëren in de basisregistratie personen of bij de Kamer van Koophandel, wanneer de poststukken onbestelbaar retour komen. In dit geval stonden er twee adressen van de betrokkene geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, waardoor het CJIB niet kon volstaan met het toezenden van de beschikking naar het adres dat overeenkwam met het kentekenregister.
De kantonrechter heeft het verzet van de betrokkene gegrond verklaard, omdat de inleidende beschikking niet op de juiste wijze bekend was gemaakt. Het hof bevestigt deze beslissing. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld en voerde aan dat de kantonrechter ten onrechte had overwogen dat er ook een afschrift naar het adres van de hoofdvestiging moest worden gestuurd. Het hof oordeelt dat de inleidende beschikking niet rechtsgeldig is uitgevaardigd, omdat deze niet op de juiste wijze bekend was gemaakt. De beslissing van de kantonrechter wordt dan ook bevestigd.
De uitspraak benadrukt de onderzoeksplicht van het CJIB bij onbestelbare post en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke vereisten voor de bekendmaking van administratieve sancties. Het hof concludeert dat de inleidende beschikking niet onherroepelijk is geworden, waardoor het dwangbevel niet rechtsgeldig kon worden uitgevaardigd.