Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
wat was naar uw mening de oorzaak van het niet voldoende opwarmen van de bovenverdieping van de woning?
op welke wijze(n) kon dit probleem blijvend worden verholpen en welke kosten zouden daarmee gepaard zijn gegaan?
wat is uw visie op de door [Installatiebedrijf] gerealiseerde oplossing en wat vindt u van de omvang van de kosten die daarvoor zijn gerekend?
De daarmee gepaard gaande kosten, zoals geoffreerd door de Installatieservice ISWW groot € 4800,30 exclusief BTW, zijn reëel.
wat was volgens u de restwaarde van de vervangen cv-ketel op het moment van vervanging daarvan?
geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen, die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn?
Hiermee is vast komen te staan dat Druvar als gevolg van een gebrek in/aan de door [appellanten] geleverde cv-installatie herstelkosten van € 5.808,36 inclusief BTW heeft gedragen.
In het tussenarrest van 31 maart 2015 (onder 3.13) is met betrekking tot het beroep op de verplichting om de vervangen ketel te verkopen overwogen dat Druvar aannemelijk mocht maken dat zij [appellanten] heeft aangeboden om de cv-ketel op te halen hierdoor zou blijken dat [appellanten] geen gebruik hebben gemaakt van dat aanbod, althans niet tijdig en dat [appellanten] de restwaarde van de ketel mochten onderbouwen.
In het mailbericht dat [appellanten] bij hun akte van 15 juni 2015 hebben overgelegd wordt als restwaarde van de ketel een bedrag van € 1.250 genoemd, maar de deskundige heeft die restwaarde op € 250 gesteld. Uit de toelichting van de deskundige op zijn beantwoording van vraag 4 blijkt dat er voor het overnemen van gebruikte cv-ketels geen of zeer weinig belangstelling bestaat en dat die ketels vaak worden verschroot.
De slechte verkoopbaarheid van de vervangen ketel en de beperkte opbrengst daarvan, indien verkoop al zou lukken, brengen het hof tot het oordeel dat [appellanten] in redelijkheid niet van Druvar mochten verlangen om te proberen de cv-ketel te verkopen of om de ketel door [appellanten] te laten afhalen. Of dit laatste aan [appellanten] is aangeboden, is daarom niet meer relevant: van (schending van) de gestelde schadebeperkingsplicht is niet gebleken.
Druvar heeft gevorderd om het arrest uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en [appellanten] hebben daartegen geen afzonderlijk verweer gevoerd. De proceskostenveroordeling zal dan ook uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.