ECLI:NL:GHARL:2017:7023

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 augustus 2017
Publicatiedatum
15 augustus 2017
Zaaknummer
WAHV 200.175.999
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. De Witt
  • mr. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter inzake beroepsgronden en ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 3 augustus 2015 het beroep van de betrokkene ongegrond heeft verklaard. De betrokkene had beroep ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie, maar het beroepschrift bevatte geen gronden. De kantonrechter oordeelde dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat het beroepschrift de gronden van het beroep bevat. De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte het beroep ongegrond heeft verklaard, omdat het beroep was ingesteld op nader aan te voeren gronden. Het hof heeft echter vastgesteld dat het beroepschrift geen gronden bevatte en dat er onvoldoende duidelijkheid was over de wens om deze gronden aan te vullen. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af. De gemachtigde had voldoende gelegenheid om het beroepschrift aan te vullen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Het hof concludeert dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is.

Uitspraak

WAHV 200.175.999
15 augustus 2017
CJIB 182139934
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 3 augustus 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats],
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde], LLB,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde voert in hoger beroep aan dat de kantonrechter het beroep ten onrechte ongegrond heeft verklaard. Het beroep bij de kantonrechter is ingesteld op nader aan te voeren gronden. Met de aan te voeren gronden (dus nog niet aangevoerde gronden) wordt de rechtmatigheid van de (toen) bestreden beslissing betwist, en zal die rechtmatigheid (in een later stadium) ook expliciet worden betwist. De kantonrechter heeft met juistheid vastgesteld dat het beroepschrift geen beroepsgronden bevat, maar heeft niet de mogelijkheid geboden gronden tegen de bestreden beslissing aan te voeren. De enkele mogelijkheid om ter zitting van de kantonechter gronden aan te voeren geldt niet als zodanig en bovendien is geen redelijke termijn gesteld.
2. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en daartoe onder meer het volgende overwogen: "Het beroep is ontvankelijk omdat het tijdig is ingesteld en betrokkene zekerheid heeft gesteld. (…) Gemachtigde voert in het beroepschrift aan de kantonrechter - zakelijk weergegeven - de volgende gronden aan: Gemachtigde heeft op nader aan te voeren gronden beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie tot ongegrondverklaring van het initiële beroep en afwijzing van de proceskosten. (…) Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten. Betrokkene heeft een beroepschrift ingediend die niet aan dit vereiste voldoet. Betrokkene is in de gelegenheid gesteld om ter zitting van de kantonrechter de gronden nader aan te vullen. Hiervan heeft hij geen gebruik gemaakt. Betrokkene heeft in beroep tegen de initiële beschikking noch in beroep tegen de beslissing van de officier van justitie inhoudelijke gronden aangevoerd. Nu betrokkene geen gronden heeft aangevoerd die bespreking behoeven, zal de kantonrechter - zonder nadere motivering - het beroep ongegrond verklaren.
3. De gemachtigde van de betrokkene heeft in het beroepschrift d.d. 25 februari 2015 het volgende aangevoerd tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep: "Hierbij ga ik namens betrokkene in beroep tegen die beslissing. Het beroep richt zich daarnaast tegen de afwijzing van het verzoek tot een kostenvergoeding. Betrokkene betwist met de aan te voeren gronden impliciet de beslissing van de officier van justitie en zal dat daarnaast ook expliciet doen."
4. Met de gronden van het beroep als bedoeld in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb, worden de
redenenbedoeld die de indiener heeft om een besluit vernietigd, gewijzigd of herroepen te krijgen. Het hof heeft hierover in rechtsoverweging 8 van het arrest van 22 december 2016 (gepubliceerd op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2016: 10365) overwogen dat het hier een minimum-eis betreft, waaraan in WAHV-zaken al snel is voldaan. Een -ook voorlopige- indicatie
waaromde indiener van het beroepschrift zich niet met de aangevochten beslissing kan verenigen, is voldoende om te kunnen spreken van een grond, ook indien deze gronden -al dan niet bij gebreke van nog opgevraagde informatie- niet van enige onderbouwing zijn voorzien of indien is aangegeven dat deze op voorhand zijn aangevoerd en/of wordt aangekondigd dat de gronden zullen worden aangevuld al dan niet na ontvangst van gevraagde informatie.
5. Het hof stelt vast dat dit beroepschrift geen gronden bevat, dat onvoldoende duidelijk kenbaar is gemaakt dat het beroep op nader aan te vullen gronden is ingesteld èn dat in het beroepschrift op geen enkele wijze de wens tot aanvulling van gronden tot uitdrukking wordt gebracht. Gelet hierop en onder verwijzing naar rechtsoverwegingen 11 en 12 van voormeld arrest (ECLI:NL:GHARL:2016: 10365) moet worden geoordeeld dat de kantonrechter ermee kon volstaan de gemachtigde van de betrokkene uit te nodigen voor de zitting van 20 juli 2015. Nu de gemachtigde voldoende gelegenheid heeft gehad tot aanvulling van het beroepschrift maar ervoor heeft gekozen om daarvan geen gebruik te maken, heeft de kantonrechter het beroep ook terecht ongegrond verklaard. De omstandigheid dat de kantonrechter het beroepschrift wel zo heeft geïnterpreteerd dat sprake was van een op nadere gronden aan te voeren beroep, maakt niet dat sprake is van schending van het motiveringsbeginsel. Wel geeft dit aanleiding tot bevestiging van de beslissing van de kantonrechter met verbetering van gronden.
6. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.