Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun drie minderjarige kinderen. De vader, verzoeker in hoger beroep, had het hof verzocht de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 4 januari 2017 te vernietigen, waarin was bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de moeder toekwam. De moeder, verweerster in hoger beroep, verzocht het hof het hoger beroep van de vader af te wijzen en de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.
De zaak is ontstaan na de ontbinding van het huwelijk van partijen in 2015. De kinderen waren onder toezicht gesteld van de GI, en de moeder had verzocht om alleen het gezag over de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, en dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is. De vader heeft de moeder beschuldigd van mishandeling en heeft de kinderen onder druk gezet, wat heeft geleid tot een verslechtering van de verhoudingen.
Het hof oordeelde dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk beslissingen over de kinderen te nemen en dat het in het belang van de kinderen is om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en het hof heeft geconcludeerd dat er geen verwachting is dat de problemen tussen de ouders binnen afzienbare tijd zullen afnemen. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de zorgen over hun ontwikkeling en de noodzakelijke hulpverlening voorop stonden.