Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 128,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 15 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 20 maart 2015 om 13:08 uur op de Amsterdamseweg te Amersfoort met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. Blijkens het zaakoverzicht is deze sanctie opgelegd door verbalisant [naam] , buitengewoon opsporingsambtenaar domein generieke opsporing, nummer akte van beëdiging: [nummer] . De advocaat-generaal heeft de akte van beëdiging van de verbalisant d.d. 24 juli 2014 in het geding gebracht.
3. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich op het standpunt dat deze verbalisant niet bevoegd is om de sanctie op te leggen. Daartoe voert de gemachtigde onder andere aan dat hij in reactie op zijn Wob-verzoek van de politie alle stukken betreffende de verbalisant heeft ontvangen, behalve diens Getuigschrift Buitengewoon Opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 1 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar (Besluit boa). Het bewijs van bekwaamheid van de verbalisant dient te worden geleverd middels dit zogenoemde BOA-certificaat en niet door middel van de akte van beëdiging. Ondanks uitdrukkelijk verzoek daartoe heeft de advocaat-generaal het BOA-certificaat van de verbalisant niet in het geding gebracht.
4. De advocaat-generaal stelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de bevoegdheid van de verbalisant om de sanctie op te leggen. In de overgelegde Akte van Beëdiging van de verbalisant is al vastgesteld dat de verbalisant voldoet aan de gestelde eisen van bekwaamheid en betrouwbaarheid. Mocht het hof nader onderzoek noodzakelijk achten, dan is hij daartoe bereid. Ter zitting van het hof heeft de vertegenwoordiger van de advocaat-generaal verzocht de behandeling van de zaak daartoe aan te houden.
5. Het Besluit boa houdt - voor zover hier van belang- het volgende in:
"Artikel 1, eerste lid, sub i:
bewijs van bekwaamheid: een bewijs van het met goed gevolg afgelegd hebben van het door Onze Minister goedgekeurde examen;
Artikel 2:
De buitengewoon opsporingsambtenaar die beschikt over:
a. een titel van opsporingsbevoegdheid,
b. de bekwaamheid en betrouwbaarheid voor het uitoefenen van
opsporingsbevoegdheden, en
c. een akte van beëdiging,
is bevoegd op het grondgebied, vermeld in die akte, de opsporingsbevoegdheden uit te oefenen ter zake van de feiten die in die akte zijn vermeld en daarvan ambtsedig proces-verbaal op te maken als bedoeld in artikel 152 Wetboek van Strafvordering."
1. Een persoon beschikt over de bekwaamheid voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden, indien hij de daarvoor vastgestelde basiskennis en vaardigheden bezit. De bekwaamheid blijkt uit het met goed gevolg hebben afgelegd van een examen waarmee Onze Minister heeft ingestemd.
3. Van het met goed gevolg afleggen van de in het eerste (…) lid bedoelde examens (…) kan ontheffing worden verleend, indien de bekwaamheid voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden op andere wijze blijkt. Bij het verlenen van een ontheffing kunnen aanwijzingen en voorschriften worden gegeven met het oog op het waarborgen van een adequaat niveau van bekwaamheid voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden.
Artikel 18, tweede lid:
De werkgever dient een aanvraag tot beëdiging van een buitengewoon opsporingsambtenaar in bij Onze Minister en overlegt daarbij een bewijs van de titel van opsporingsbevoegdheid en een bewijs van bekwaamheid van de te beëdigen persoon.
6. Uit voormelde bepalingen volgt dat de bekwaamheid een aparte eis is waaraan moet worden voldaan om bevoegd te zijn om onder andere WAHV-sancties op te leggen. De enkele omstandigheid dat bij de aanvraag tot beëdiging van een buitengewoon opsporingsambtenaar een bewijs van bekwaamheid moet worden overgelegd, brengt niet mee dat uit de in deze zaak aanwezige akte van beëdiging volgt dat vaststaat dat de verbalisant over het BOA-certificaat beschikt.
7. De gemachtigde van de betrokkene heeft van meet af aan aangevoerd dat de verbalisant onbevoegd was om de sanctie op te leggen. Hij heeft in de fase van het administratief voor zover nodig op grond van de Wob verzocht om de stukken betreffende de verbalisant. Hij heeft het BOA-certificaat niet ontvangen. Onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van het hof wel grond voor twijfel aan de bevoegdheid van de verbalisant. De advocaat-generaal had deze twijfel kunnen wegnemen door het BOA-certificaat in het geding te brengen dan wel informatie waaruit blijkt dat aan de verbalisant overeenkomstig artikel 16, derde lid, van het Besluit boa een ontheffing voor het afleggen van het vereiste examen is verleend. Dat is echter niet gebeurd. Gelet op de fase van de procedure ziet het hof geen grond om de advocaat-generaal alsnog die gelegenheid te bieden. Het hof wijst het verzoek om de behandeling van de zaak daartoe aan te houden af. Gelet op de gerezen twijfel aan de bevoegdheid van de verbalisant tot oplegging van de sanctie, kan de inleidende beschikking niet in stand blijven.
8. Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de beslissing van de kantonrechter zal vernietigen, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond zal verklaren om vervolgens die beslissing, alsmede de inleidende beschikking, zal vernietigen. Het aan zekerheid betaalde bedrag moet worden gerestitueerd. Hetgeen door de gemachtigde overigens nog is aangevoerd, behoeft derhalve geen bespreking.
9. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een administratief beroepschrift, een beroepschrift bij de kantonrechter, een beroepschrift in hoger beroep, het indienen van een nadere toelichting en het bijwonen van de zitting van het hof. Aan het indienen van een beroepschrift dient telkens één punt te worden toegekend, evenals aan het bijwonen van de zitting. Aan het indienen van een nadere toelichting wordt een halve punt toegekend. De waarde per punt bedraagt € 496,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 toe (gewicht van de zaak = licht). Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.116,- (= 4,5 x € 496,- x 0,5).