ECLI:NL:GHARL:2017:6940

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 augustus 2017
Publicatiedatum
11 augustus 2017
Zaaknummer
WAHV 200.194.923
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van buitengewoon opsporingsambtenaar bij oplegging van administratieve sanctie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 10 juni 2016. De zaak betreft de bevoegdheid van een buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) om een administratieve sanctie op te leggen aan de betrokkene, die als kentekenhouder een boete van € 128,- had gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. De sanctie was opgelegd op 20 maart 2015. De gemachtigde van de betrokkene betwistte de bevoegdheid van de verbalisant, omdat deze niet kon aantonen dat hij beschikte over een BOA-certificaat. Het hof oordeelde dat er reden was om te twijfelen aan de bevoegdheid van de verbalisant, aangezien de advocaat-generaal geen bewijs van bekwaamheid had overgelegd. Het hof vernietigde de sanctiebeschikking en verklaarde het beroep van de betrokkene gegrond. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 1.116,-.

Uitspraak

WAHV 200.194.923
11 augustus 2017
CJIB 188471723
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 10 juni 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [plaats ] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
kantoorhoudende te [plaats ] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal heeft een reactie gegeven op de nadere toelichting op het beroep.
De zaak is behandeld ter zitting van 28 juli 2017. De betrokkene is verschenen bij gemachtigde. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. P. Belopavlovic.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 128,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 15 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 20 maart 2015 om 13:08 uur op de Amsterdamseweg te Amersfoort met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. Blijkens het zaakoverzicht is deze sanctie opgelegd door verbalisant [naam] , buitengewoon opsporingsambtenaar domein generieke opsporing, nummer akte van beëdiging: [nummer] . De advocaat-generaal heeft de akte van beëdiging van de verbalisant d.d. 24 juli 2014 in het geding gebracht.
3. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich op het standpunt dat deze verbalisant niet bevoegd is om de sanctie op te leggen. Daartoe voert de gemachtigde onder andere aan dat hij in reactie op zijn Wob-verzoek van de politie alle stukken betreffende de verbalisant heeft ontvangen, behalve diens Getuigschrift Buitengewoon Opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 1 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar (Besluit boa). Het bewijs van bekwaamheid van de verbalisant dient te worden geleverd middels dit zogenoemde BOA-certificaat en niet door middel van de akte van beëdiging. Ondanks uitdrukkelijk verzoek daartoe heeft de advocaat-generaal het BOA-certificaat van de verbalisant niet in het geding gebracht.
4. De advocaat-generaal stelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de bevoegdheid van de verbalisant om de sanctie op te leggen. In de overgelegde Akte van Beëdiging van de verbalisant is al vastgesteld dat de verbalisant voldoet aan de gestelde eisen van bekwaamheid en betrouwbaarheid. Mocht het hof nader onderzoek noodzakelijk achten, dan is hij daartoe bereid. Ter zitting van het hof heeft de vertegenwoordiger van de advocaat-generaal verzocht de behandeling van de zaak daartoe aan te houden.
5. Het Besluit boa houdt - voor zover hier van belang- het volgende in:
"Artikel 1, eerste lid, sub i:
bewijs van bekwaamheid: een bewijs van het met goed gevolg afgelegd hebben van het door Onze Minister goedgekeurde examen;
Artikel 2:
De buitengewoon opsporingsambtenaar die beschikt over:
a. een titel van opsporingsbevoegdheid,
b. de bekwaamheid en betrouwbaarheid voor het uitoefenen van
opsporingsbevoegdheden, en
c. een akte van beëdiging,
is bevoegd op het grondgebied, vermeld in die akte, de opsporingsbevoegdheden uit te oefenen ter zake van de feiten die in die akte zijn vermeld en daarvan ambtsedig proces-verbaal op te maken als bedoeld in artikel 152 Wetboek van Strafvordering."
Artikel 16
1. Een persoon beschikt over de bekwaamheid voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden, indien hij de daarvoor vastgestelde basiskennis en vaardigheden bezit. De bekwaamheid blijkt uit het met goed gevolg hebben afgelegd van een examen waarmee Onze Minister heeft ingestemd.
3. Van het met goed gevolg afleggen van de in het eerste (…) lid bedoelde examens (…) kan ontheffing worden verleend, indien de bekwaamheid voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden op andere wijze blijkt. Bij het verlenen van een ontheffing kunnen aanwijzingen en voorschriften worden gegeven met het oog op het waarborgen van een adequaat niveau van bekwaamheid voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden.
Artikel 18, tweede lid:
De werkgever dient een aanvraag tot beëdiging van een buitengewoon opsporingsambtenaar in bij Onze Minister en overlegt daarbij een bewijs van de titel van opsporingsbevoegdheid en een bewijs van bekwaamheid van de te beëdigen persoon.
6. Uit voormelde bepalingen volgt dat de bekwaamheid een aparte eis is waaraan moet worden voldaan om bevoegd te zijn om onder andere WAHV-sancties op te leggen. De enkele omstandigheid dat bij de aanvraag tot beëdiging van een buitengewoon opsporingsambtenaar een bewijs van bekwaamheid moet worden overgelegd, brengt niet mee dat uit de in deze zaak aanwezige akte van beëdiging volgt dat vaststaat dat de verbalisant over het BOA-certificaat beschikt.
7. De gemachtigde van de betrokkene heeft van meet af aan aangevoerd dat de verbalisant onbevoegd was om de sanctie op te leggen. Hij heeft in de fase van het administratief voor zover nodig op grond van de Wob verzocht om de stukken betreffende de verbalisant. Hij heeft het BOA-certificaat niet ontvangen. Onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van het hof wel grond voor twijfel aan de bevoegdheid van de verbalisant. De advocaat-generaal had deze twijfel kunnen wegnemen door het BOA-certificaat in het geding te brengen dan wel informatie waaruit blijkt dat aan de verbalisant overeenkomstig artikel 16, derde lid, van het Besluit boa een ontheffing voor het afleggen van het vereiste examen is verleend. Dat is echter niet gebeurd. Gelet op de fase van de procedure ziet het hof geen grond om de advocaat-generaal alsnog die gelegenheid te bieden. Het hof wijst het verzoek om de behandeling van de zaak daartoe aan te houden af. Gelet op de gerezen twijfel aan de bevoegdheid van de verbalisant tot oplegging van de sanctie, kan de inleidende beschikking niet in stand blijven.
8. Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de beslissing van de kantonrechter zal vernietigen, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond zal verklaren om vervolgens die beslissing, alsmede de inleidende beschikking, zal vernietigen. Het aan zekerheid betaalde bedrag moet worden gerestitueerd. Hetgeen door de gemachtigde overigens nog is aangevoerd, behoeft derhalve geen bespreking.
9. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een administratief beroepschrift, een beroepschrift bij de kantonrechter, een beroepschrift in hoger beroep, het indienen van een nadere toelichting en het bijwonen van de zitting van het hof. Aan het indienen van een beroepschrift dient telkens één punt te worden toegekend, evenals aan het bijwonen van de zitting. Aan het indienen van een nadere toelichting wordt een halve punt toegekend. De waarde per punt bedraagt € 496,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 toe (gewicht van de zaak = licht). Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.116,- (= 4,5 x € 496,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 188471723 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1.116,-, over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam] te [plaats ] .
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.