In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een geschil over de zorgregeling tussen een vader en zijn kind. De vader, die in hoger beroep ging, was eerder door de kinderrechter in de rechtbank Overijssel geconfronteerd met een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI), de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die het contact tussen hem en zijn kind beperkte. De vader verzocht het hof om deze aanwijzing te laten vervallen en een nieuwe bezoekregeling vast te stellen.
Het hof heeft vastgesteld dat de GI, op basis van artikel 1:265f van het Burgerlijk Wetboek, een zorgregeling had vastgesteld die in strijd was met artikel 1:265g BW, aangezien het kind onder toezicht was gesteld en bij de moeder woonde. De GI had geen schriftelijke aanwijzing mogen geven die het contact tussen de vader en het kind beperkte, maar had in plaats daarvan een verzoek moeten indienen bij de kinderrechter voor het vaststellen of wijzigen van de zorg- en opvoedingstaken. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking van de kinderrechter vernietigd en de schriftelijke aanwijzing van de GI vervallen verklaard.
Het verzoek van de vader om een nieuwe bezoekregeling werd echter afgewezen, omdat het hof oordeelde dat, nu artikel 1:265f lid 2 BW niet van toepassing was, er in hoger beroep geen zelfstandig verzoek kon worden gedaan. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk effect heeft, ondanks mogelijke verdere rechtsmiddelen.