ECLI:NL:GHARL:2017:6843

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
200.206.229
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatieplicht met gezag belaste ouder

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de informatieplicht van een met gezag belaste ouder ten opzichte van de niet met gezag belaste ouder. De moeder, die alleen met het gezag is belast over hun kind, heeft in hoger beroep gegriefd tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland om een raadsonderzoek te bevelen en een informatieplicht op te leggen. De vader, die in een forensisch psychiatrisch centrum verblijft, heeft verweer gevoerd en is ook in incidenteel hoger beroep gekomen. De procedure in eerste aanleg vond plaats op 13 oktober 2016, waar de rechtbank de raad verzocht om onderzoek te doen naar de omgangsregeling tussen de vader en het kind. Het hof heeft de grieven van de moeder en vader besproken en geconcludeerd dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek met betrekking tot het raadsonderzoek, maar dat haar grief over de informatieplicht slaagt. Het hof oordeelt dat het in het belang van het kind is om de moeder niet te verplichten een foto van het kind aan de vader te verstrekken, gezien de onaanvaardbare risico's voor de ontwikkeling van het kind. De vader wordt ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken die betrekking hebben op de omgang en het raadsonderzoek. De beslissing van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en het verzoek van de vader om een foto van het kind wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.206.229/01
(zaaknummer rechtbank Gelderland 304573)
beschikking van 8 augustus 2017
inzake
[verzoekster],
wonende op een geheim adres,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep;
verder te noemen: de moeder,
advocaat: thans mr. J.W.C. Giebels te Nijmegen,
en
[verweerder],
verblijvende in een forensisch psychiatrisch centrum te [plaats] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. van den Berg te Arnhem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 13 oktober 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift tevens verzoek tot schorsing, ingekomen op 27 december 2016;
  • een verweerschrift;
  • een journaalbericht van mr. Van den Berg van 27 juni 2017 met producties D en E.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 juli 2017 plaatsgevonden. De man is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De vrouw is vertegenwoordigd door haar advocaat. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [medewerker raad] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [kind] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . De vader heeft [kind] erkend. De moeder is alleen met het gezag belast.
3.2
Op 16 juli 2012 is [kind] onder toezicht gesteld van de GI, welke termijn daarna jaarlijks is verlengd tot 16 juli 2016. Bij beschikking van de rechtbank van 12 juli 2016 is het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind] afgewezen, zodat de ondertoezichtstelling op 16 juli 2016 van rechtswege is geëindigd.
3.3
In [datum] is de vader veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en TBS met dwangverpleging.
3.4
De vader is op [trouwdatum] in het huwelijk getreden met [partner] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de informatieplicht en het gelasten van een raadsonderzoek.
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de raad verzocht een onderzoek te doen naar, kort gezegd, mogelijkheden voor een omgangsregeling tussen [kind] en de vader, alsmede, in zoverre uitvoerbaar bij voorraad, een informatieplicht met betrekking tot de minderjarige [kind] vastgesteld, inhoudende:
  • dat de moeder (desnoods via haar advocaat) de vader eenmaal per kwartaal schriftelijk bericht aangaande de algemeen ontwikkeling van [kind] en eventuele medische problemen, schoolprestaties, vrije tijdsbesteding en zijn sociale gedrag;
  • dat de moeder de vader onmiddellijk informeert indien op medisch gebied daartoe de noodzaak is;
  • dat de moeder de vader eenmaal per half jaar een recente foto stuurt van [kind] , en
de beslissing over de omgang aangehouden.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 13 oktober 2016. De eerste grief ziet op het door de rechtbank bevolen raadsonderzoek en de tweede grief op de informatieplicht, meer in het bijzonder op het door de moeder aan de vader verstrekken van een foto van [kind] . De moeder verzoekt, voor zover in de huidige stand van het geding in hoger beroep nog van belang, de bestreden beschikking te vernietigen voor zover die ziet op het verzoek aan de raad om een onderzoek in te stellen en de verplichting van de moeder om eenmaal per half jaar een recente foto van [kind] aan de vader te verstrekken en, opnieuw beschikkende, de verzoeken van de vader af te wijzen en de vader elke vorm van contact tussen de vader en [kind] te ontzeggen.
4.3
De vader voert verweer in het principaal hoger beroep en is op zijn beurt in incidenteel hoger beroep gekomen. De vader verzoekt, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zonder specifieke grieven aan te voeren, naar het hof begrijpt:
  • in het principaal hoger beroep de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken dan wel haar verzoeken af te wijzen als rechtens ongegrond;
  • in incidenteel hoger beroep:
  • de raad opdracht geven tot het doen van een raadsonderzoek naar de (on)mogelijkheden om tot een contactherstel te komen, de wijze waarop een omgangsregeling zou moeten worden vormgegeven zodat deze in het belang van [kind] is alsmede naar de vraag of een kinderbeschermingsmaatregel opnieuw noodzakelijk is, dan wel een opdracht als het hof juist acht en
  • te bepalen dat:
de vader is gerechtigd tot omgang met [kind] gedurende een dagdeel per vier weken op zaterdagmiddag van 11.45 uur tot 15.45 uur;
de vader is gerechtigd tot telefonisch contact met [kind] elke dinsdagavond tussen 18.30 uur en 19.00 uur en
de moeder eens per maand de vader informeert over de ontwikkelingen van [kind] , door hem maandelijks een kort bericht te schrijven over gebeurtenissen in die maand en door de vader eens er half jaar een tekening en een foto te sturen alsmede afschriften sturen van de brieven van de (peuter)school.
4.4
Bij beschikking van 24 januari 2017 heeft het hof in de zaak met zaaknummer 200.206.229/02 de werking van de bestreden beschikking op verzoek van de moeder geschorst voor zover het de beslissing ten aanzien van de moeder om eenmaal per half jaar een recente foto van [kind] aan de vader te verstrekken betreft.
4.5
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep per onderwerp bespreken.

5.De motivering van de beslissing

Ontvankelijkheid
5.1
De eerste grief van de moeder ziet op de beslissing van de rechtbank om een raadsonderzoek uit te voeren omdat de rechtbank onvoldoende is geïnformeerd om een beslissing te nemen ten aanzien van een omgangsregeling tussen de vader en [kind] .
Het hof is van oordeel dat de moeder in dat deel van het verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu in het dictum van de bestreden beschikking met betrekking tot de omgang niet aan enig deel van het verzochte een definitief einde is gemaakt, terwijl de rechtbank ten aanzien van die beslissing ook geen tussentijds hoger beroep heeft opengesteld.
5.2
De vader zal om dezelfde redenen niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn incidentele verzoeken in hoger beroep, die immers betrekking hebben op het door de raad te verrichten onderzoek naar, kort gezegd, mogelijkheden voor een omgangsregeling tussen [kind] en hem en op de omgang. Dit betekent dat de vader ook niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn verzoek om aan de raad de opdracht te geven de (on)mogelijkheden van contactherstel tussen hem en [kind] te onderzoeken, alsmede onderzoek in te stellen naar de vraag of een kinderbeschermingsmaatregel met betrekking tot [kind] opnieuw noodzakelijk is. Laatstgenoemd onderzoek moet immers worden geacht reeds te zijn besloten in het in de bestreden beschikking door de rechtbank aan de raad bevolen onderzoek, tijdens welk onderzoek de raad - naar de raad ter mondelinge behandeling heeft bevestigd - ook steeds ambtshalve de vraag onder ogen ziet of (opnieuw) een kinderbeschermingsmaatregel is geïndiceerd.
5.3
Ten overvloede overweegt het hof nog dat, ook naar zijn oordeel, een raadsonderzoek noodzakelijk wordt geacht om te beslissen over de omgang tussen de vader en [kind] , zulks conform de geldende jurisprudentie van de Hoge Raad, inhoudende dat een uiterste krachtsinspanning moet worden geleverd om contact te realiseren tussen de niet-verzorgende ouder en het kind.
Informatieplicht
5.4
Ingevolge artikel 1:377b lid 1 BW is de ouder die met het gezag is belast, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen - zo nodig door tussenkomst van derden - over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter daaromtrent een regeling vaststellen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel kan de rechter zowel op het verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van dit artikel buiten toepassing blijft indien het belang van het kind zulks vereist.
5.5
De moeder voert in hoger beroep - kort gezegd - aan dat zij bezwaar heeft tegen het verstrekken van een foto van [kind] aan de vader. Zij stelt dat zij geen informatie aan de vader wil en kan overleggen waaruit mogelijkerwijs kan worden afgeleid waar zij en [kind] thans wonen. De moeder heeft met hulp van de GI al meerdere malen moeten verhuizen naar een geheim adres en zij vreest dat de veiligheid van [kind] opnieuw in het geding komt als de vader en/of zijn netwerk op de hoogte zijn van het uiterlijk van [kind] . Volgens de moeder ontstaat dan de situatie dat met behulp van de foto de huidige verblijfplaats van [kind] en haar kan worden achterhaald. Daarbij komt dat het verstrekken van de foto aan de vader zeer veel onrust en spanningen bij de moeder teweeg zal brengen, hetgeen zijn directe weerslag op [kind] heeft.
5.6
De vader voert aan dat hij wil worden geïnformeerd over hoe het met [kind] gaat, ongeacht of er in de toekomst wel of geen omgangsregeling tot stand komt. De vader stelt dat hij aan zichzelf heeft gewerkt en graag een goede vader wil zijn voor [kind] . De vader betwist dat de veiligheid van [kind] in het geding is als de informatievoorziening, inclusief een foto - desgewenst via een neutrale persoon - wordt verstrekt. De vader vindt de door de rechtbank bepaalde informatieplicht te beperkt en wil maandelijks informatie over [kind] ontvangen.
5.7
Het hof oordeelt als volgt.
Uit de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling besproken blijkt dat de [leeftijd] jarige [kind] zeer belastende ervaringen heeft meegemaakt. [kind] is onder andere getuige geweest van een geweldsdelict gepleegd door zijn vader. De moeder heeft meermalen moeten verhuizen omdat zij steeds weer wordt gevonden door de vader en/of zijn familie/netwerk, hetgeen veel onrust met zich meebrengt voor haar en (daardoor ook) voor [kind] . Zowel de moeder als [kind] volgen therapie om het verleden te verwerken. [kind] is getraumatiseerd en kampt met ontwikkelingsproblematiek en heeft daarom hulpverlening nodig om zijn ontwikkeling voldoende te stimuleren. Ter mondelinge behandeling is gebleken dat [kind] sinds 1 december 2016 onder behandeling staat. De orthopedagoog heeft geconstateerd dat bij [kind] sprake is van een motorisch korte spanningsboog en dat hij moeite heeft met praten. Er moet veel tijd en energie worden besteed aan het winnen van het vertrouwen van [kind] .
5.8
Er bestaat derhalve (nog steeds) een onaanvaardbaar risico dat [kind] , als gevolg van de met het verstrekken van foto’s gepaard gaande spanningen en angsten bij de moeder, ernstig nadeel zal lijden in zijn geestelijke en/of lichamelijke ontwikkeling.
Met de raad is het hof van oordeel dat het thans in het belang van [kind] en zijn moeder is dat er rust komt, zodat er een stabiele situatie voor [kind] kan ontstaan. De moeder en [kind] dienen zich zonder enige belemmering te kunnen richten op de thans lopende therapie om de positieve ontwikkelingen van [kind] verder te voort te zetten en te borgen. Hoewel voor het hof niet vast staat dat de vader het huidige, geheime adres van de moeder en [kind] kan achterhalen als aan hem een foto wordt verstrekt, zal het hof, gelet op het ontwikkelingsbelang van [kind] , aan de moeder niet de verplichting opleggen om aan de vader een foto te verstrekken. Het belang van [kind] bij een veilige stabiele situatie en een ongestoorde ontwikkeling dient te prevaleren boven het belang van de vader bij het ontvangen van een recente foto van [kind] . Grief 2 van de moeder slaagt dus.
5.9
Voor zover de vader verzoekt de door de rechtbank opgelegde informatieplicht verder uit te breiden naar een maandelijks ritme, acht het hof dit niet in het belang van [kind] . Naar het oordeel van het hof valt redelijkerwijs geen meerwaarde te verwachten van een informatieplicht met een grotere frequentie dan die de rechtbank reeds heeft opgelegd en zal dit bij de moeder tot onnodige spanningen kunnen leiden die op hun beurt hun weerslag op [kind] kunnen hebben. Om die reden zal het hof dit onderdeel van het verzoek van de vader afwijzen.
Hierbij gaat het hof wel ervan uit dat de moeder de namens haar gedane toezegging gestand zal doen en aan de vader, conform de beschikking van de rechtbank, zo nodig via een vertrouwenspersoon, de relevante informatie over [kind] zal verstrekken.

6.De slotsom

in het principaal hoger beroep
6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep voor zover dit betrekking heeft op het door de rechtbank bevolen raadsonderzoek en slaagt haar tweede grief die betrekking heeft op het door haar aan de vader verstrekken van een foto van [kind] .
in het incidenteel hoger beroep
6.2
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoeken in hoger beroep voor zover deze betrekking hebben op de omgang tussen hem en [kind] en (de inhoud van) het door de raad te verrichten onderzoek. Het verzoek van de vader tot uitbreiding van de door de rechtbank opgelegde informatieplicht zal worden afgewezen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep voor zover dit betrekking heeft op het door de rechtbank bevolen raadsonderzoek;
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoeken in hoger beroep voor zover deze betrekking hebben op de omgang tussen hem en [kind] en (de inhoud van) het door de raad te verrichten onderzoek;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 13 oktober 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de vader af voor zover dit betrekking heeft op het door de moeder aan de vader verstrekken van een foto van [kind] ;
wijst het meer of anders verzochte af;
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.J. Laurentius-Kooter, J.B. de Groot en R. Feunekes, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op 8 augustus 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.