ECLI:NL:GHARL:2017:6789

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
WAHV 200.179.782
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over vasthouden mobiele telefoon tijdens het rijden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 12 oktober 2015 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden op 9 oktober 2014. De betrokkene voerde aan dat hij zijn iPhone alleen vasthield om zijn agenda te raadplegen, terwijl de meeste functies via Bluetooth aan de auto waren overgedragen. Hij betoogde dat hij niet in strijd met artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) handelde, omdat hij niet daadwerkelijk belde of de telefoon op een andere manier gebruikte.

Het hof oordeelt dat het vasthouden van de mobiele telefoon, ongeacht het feit of de betrokkene daadwerkelijk belde, in strijd is met de wet. De bepaling in artikel 61a RVV 1990 verbiedt het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden, en het hof stelt vast dat de betrokkene dit heeft gedaan. De uitleg van het begrip 'mobiele telefoon' wordt in deze zaak ook besproken, waarbij het hof verwijst naar de Nota van Toelichting bij de wijziging van het RVV 1990. Het hof concludeert dat de betrokkene de sanctie terecht heeft opgelegd gekregen en bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Tevens wordt het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen.

Uitspraak

WAHV 200.179.782
8 augustus 2017
CJIB 184992534
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 12 oktober 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Hierbij is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “als bestuurder tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthouden”, welke gedraging zou zijn verricht op 9 oktober 2014 om 12.02 uur op het Melkpad te Hilversum.
2. De betrokkene voert aan - zakelijk weergegeven - dat hij niet heeft gebeld en ook niet een telefoon vast heeft gehouden als bedoeld in artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Weliswaar heeft hij zijn iPhone vastgehouden tijdens het rijden, echter vrijwel alle functies daarvan waren via Bluetooth overgedragen aan de auto. Bediening van de telefoon liep via de stuurbediening en via de touchscreen op het dashboard. De betrokkene hield de iPhone alleen maar vast om zijn agenda te raadplegen. Met verwijzing naar de Nota van Toelichting op de wijziging van het RVV 1990 waarbij onderhavig verbod is ingevoerd, meent de betrokkene dat dit handelen niet onder deze verbodsbepaling kan worden gebracht.
3. De gedraging betreft een overtreding van het bepaalde in artikel 61a van het RVV 1990, dat ten tijde van de gedraging inhield: "Het is degene die een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een motor bestuurt verboden tijdens het rijden een mobiele telefoon vast te houden."
4. Het hof stelt voorop dat deze bepaling de bestuurder van de genoemde voertuigen verbiedt een mobiele telefoon
vast te houden.Of er daadwerkelijk met de mobiele telefoon is gebeld of op een andere wijze is gebruikt, doet niet ter zake.
5. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Ik zag dat de bestuurder tijdens het rijden een op een telefoon gelijkend voorwerp met zijn rechterhand vasthield. Bij de staandehouding zag ik dat het een mobiele telefoon betrof van het merk: iPhone.
Betrokkene gaf bij het eerste contact toe dat hij zijn mobiele telefoon in zijn hand had. Deze liet hij ook aan mij zien. (…)
Betrokkene wilde eerst niets verklaren. Later gaf hij aan dat hij zijn agenda vast had.”
6. Gelet op de verklaring van de verbalisant en hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd, staat naar het oordeel van het hof vast dat de betrokkene ten tijde van de gedraging een iPhone heeft vastgehouden. Het hof dient te beoordelen of dat apparaat als een mobiele telefoon in de zin van artikel 61a RVV 1990 kan worden aangemerkt, ook onder de door de betrokkene geschetste omstandigheden.
7. Het begrip 'mobiele telefoon' was ten tijde van de gedraging - anders dan tegenwoordig - niet nader gedefinieerd in het RVV 1990. In een dergelijke situatie wordt voor de uitleg van een begrip doorgaans aansluiting gezocht bij hetgeen de wetgever in de toelichting daaromtrent heeft vermeld. Blijkens de Nota van Toelichting bij het Besluit van 4 februari 2002 tot wijziging van het RVV 1990 (verbod handmatig telefoneren), Stb. 2002, 67 (hierna: de toelichting) - waaraan de betrokkene ook heeft gerefereerd -, wordt onder mobiele telefoon verstaan: "een apparaat dat bestemd is voor het gebruik van mobiele openbare telecommunicatiediensten". Het betoog van de betrokkene ten spijt, niet valt in te zien waarom zijn iPhone niet als zodanig geldt. De enkele omstandigheid dat de bediening van dat apparaat voor wat betreft het bellen en andere functies was overgedragen aan de bediening op het stuur of op het dashboard, maakt dat nog niet anders en kan niet afdoen aan de bestemming van het apparaat. Wellicht ten overvloede merkt het hof op, dat die overdracht nu juist ten doel heeft dat de betrokkene zijn iPhone niet vasthoudt tijdens het rijden. Nu de betrokkene dat toch heeft gedaan, zij het om zijn agenda te raadplegen, moet worden vastgesteld dat hij tijdens het rijden een mobiele telefoon in voornoemde zin heeft vastgehouden en is onderhavige sanctie terecht aan hem opgelegd.
8. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
9. Voor een vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Verdoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.