Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
1.[geïntimeerde1] , en
[geïntimeerde2] ,
[geïntimeerden] c.s.,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, die in eerste aanleg gedaagde was, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had eerder in een verstekvonnis van 27 augustus 2014 en in vonnissen na verzet op 23 december 2015 en 30 november 2016 geoordeeld in het voordeel van de geïntimeerden. De appellant had op 27 februari 2017 hoger beroep ingesteld, maar heeft vervolgens geen memorie van grieven ingediend, ondanks uitstel dat was verleend tot 20 juni 2017. Op de rol van 20 juni 2017 heeft de appellant geen grieven ingediend en heeft zijn advocaat zich onttrokken aan de zaak. Er is geen nieuwe advocaat voor de appellant gesteld, ondanks een uitstel van twee weken. Hierdoor is het recht om van grieven te dienen vervallen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep en dat het bestreden vonnis niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde. Het hof heeft het hoger beroep van de appellant verworpen en hem veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 716,- aan verschotten en € 447,- aan salaris voor de advocaat.