ECLI:NL:GHARL:2017:6572
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep wegens ontbreken tijdig ingediende appelschriftuur
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, dat hoger beroep had ingesteld tegen een vonnis van 1 april 2015. Het hof oordeelde dat de officier van justitie niet tijdig een appelschriftuur had ingediend, zoals vereist door artikel 410 van het Wetboek van Strafvordering. De schriftuur die in het dossier aanwezig was, ontbrak aan een handtekening van de officier van justitie en was niet voorzien van een stempel van de griffie van de rechtbank Overijssel, waardoor het hof concludeerde dat er geen sprake was van een tijdig ingediende appelschriftuur.
De politierechter had eerder de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, omdat de vervolgingsbeslissing niet kon worden beschouwd als een product van een redelijke en billijke belangenafweging. Het hof nam in zijn overwegingen mee dat het openbaar ministerie meer dan drie jaar had gewacht met het uitbrengen van een dagvaarding en dat er op dat moment themazittingen werden georganiseerd, waarbij het openbaar ministerie zelf had gerekwireerd tot zijn eigen niet-ontvankelijkheid vanwege de ouderdom van de zaken.
Gelet op het ontbreken van een tijdig ingediende appelschriftuur, achtte het hof geen termen aanwezig om de zaak inhoudelijk te behandelen. Het hof verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep, waarmee de eerdere beslissing van de politierechter werd bevestigd.