ECLI:NL:GHARL:2017:6508
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in klacht ex artikel 12 Sv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 juli 2017 uitspraak gedaan in een klacht ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. De klacht was ingediend door klager, vertegenwoordigd door mr. M. Pestman en mr. L. Zegveld, tegen beklaagde, een voormalig officier van justitie bij het arrondissementsparket Arnhem. De klacht richtte zich tegen de beslissing van 13 september 2016 van de officier van justitie bij het Landelijk Parket om geen strafvervolging in te stellen tegen een marechaussee en beklaagde. Het hof heeft vastgesteld dat beklaagde werkzaam was binnen het ressort van het Gerechtshof Den Haag, waardoor dit hof zich onbevoegd verklaarde om de klacht te behandelen. Het hof heeft de zaak vervolgens doorverwezen naar het Gerechtshof Den Haag, aangezien de beslissing om geen strafvervolging in te stellen door een officier van justitie van het Landelijk Parket was genomen, wat de bevoegdheid van het Gerechtshof Den Haag impliceert.
De zaak is ontstaan naar aanleiding van een schietincident in Irak op 21 april 2004, waarbij de zoon van klager om het leven kwam. Klager heeft aangifte gedaan van het opzettelijk uit het dossier houden van getuigenverklaringen door de Koninklijke Marechaussee, en beklaagde werd als mogelijke medeverdachte aangemerkt. De advocaat-generaal heeft in raadkamer geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klacht, omdat er geen aangifte tegen beklaagde was gedaan. Het hof heeft in zijn beoordeling bevestigd dat zonder aangifte beklag niet mogelijk is en dat de klacht niet tot de kennisneming van het hof behoort. De beslissing van het hof is ondertekend door de voorzitter en de griffier, waarbij de griffier buiten staat was om mede te ondertekenen.