ECLI:NL:GHARL:2017:65

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 januari 2017
Publicatiedatum
5 januari 2017
Zaaknummer
21-005501-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkrachting met betrekking tot de verdachte en de benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland van 15 september 2015. De verdachte, geboren in 1979 en wonende te [woonplaats], is beschuldigd van verkrachting van [slachtoffer] op 3 juni 2014 te Borculo, gemeente Berkelland. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte heeft het hem ten laste gelegde feit niet betwist, maar heeft aangevoerd dat hij ten tijde van het delict in een black-out verkeerde, waardoor hij niet volledig toerekeningsvatbaar zou zijn. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor volledige ontoerekeningsvatbaarheid, maar heeft wel rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte bij de strafoplegging.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 368 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 240 uur. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die is toegewezen voor een bedrag van € 2.154,51, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om deze schade te vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer, waarbij het hof de omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005501-15
Uitspraak d.d.: 5 januari 2017
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 15 september 2015 met parketnummer 05-740224-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1979] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 14 juli 2016 en 22 december 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. D. Greven, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw recht doen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 juni 2014 te Borculo, gemeente Berkelland,
door geweld en/of door één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of met één of meer feitelijkheden,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , door zijn penis en/of één of meer van zijn vingers in haar vagina te brengen,
en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] op de slaapkamer heeft ingesloten en heeft belet om weg te gaan en/of
- die [slachtoffer] in bedwang heeft gehouden (door haar met zijn eigen lichaam klem te zetten tegen een kast en/of muur en/of door op haar te gaan liggen) en/of
- ( aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht t.o.v. die [slachtoffer] en/of
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd en/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] ,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De verdediging heeft niet uitdrukkelijk gemotiveerd betwist dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan.
Het hof is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan. Het hof wijst daarbij met name op de aangifte die wordt ondersteund door onder meer een proces-verbaal sporenonderzoek, het rapport van het NFI, een proces-verbaal bevindingen en de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] . Het hof is, met de advocaat-generaal, van oordeel dat de hiervoor genoemde bewijsmiddelen impliceren dat verdachte opzet had op het plegen van het delict. De verdediging heeft overigens niet uitdrukkelijk gemotiveerd betwist dat het opzet bij verdachte ontbrak.
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen -zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen- waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks03 juni 2014 te Borculo, gemeente Berkelland,
door geweld en/of door één of meer andere feitelijkheden
en/of door bedreiging met geweld en/of met één of meer feitelijkheden, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , door zijn penis en/of één of meer van zijn vingers in haar vagina te brengen,
en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden
en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkhedenhierin dat verdachte
- die [slachtoffer] op de slaapkamer heeft ingesloten en heeft belet om weg te gaan en
/of
- die [slachtoffer] in bedwang heeft gehouden (door haar met zijn eigen lichaam klem te zetten tegen een kast en/of muur en/of door op haar te gaan liggen) en
/of
- (aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht t.o.v. die [slachtoffer] en/of
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en
/of
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd en
/of
-
(meermalen
)voorbij is gegaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] ,
en
/of (aldus
)voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft zich -kort gezegd- op het standpunt gesteld dat er ten tijde van het delict sprake was van een black-out bij verdachte. Hij wist niet wat hij deed en zijn gedrag kan hem niet worden toegerekend. De verdediging heeft verzocht om hem te ontslaan van alle rechtsvervolging.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende is onderbouwd dat verdachte ontoerekeningsvatbaar zou zijn geweest ten tijde van het delict. De advocaat-generaal acht verdachte strafbaar.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof is van oordeel dat verdachte met betrekking tot het ten laste gelegde niet volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden geacht. Het hof overweegt daartoe dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een daadwerkelijke wegraking bij verdachte ten tijde van het delict. De handelingen en gedragingen van verdachte tijdens en na het delict, stemmen niet overeen met de apathische toestand waarin verdachte stelt in het verleden te hebben verkeerd tijdens een black-out. Evenmin zijn er andere aanwijzingen dat er ten tijde van het delict sprake was van mogelijke uitval van hersenfuncties. Hierbij tekent het hof aan dat in de rapportage van de reclassering van 27 augustus 2015 is vermeld dat verdachte in verband met black-outs in 2013 een neurologisch onderzoek heeft ondergaan waarbij geen hersenafwijkingen naar voren zijn gekomen. Uit onderzoek door GGNet in 2014 zijn evenmin aanwijzingen gevonden van cerebrale functiestoornissen.
Het hof acht het echter in algemene zin wel aannemelijk dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict. Verdachte wordt beschreven als een persoon die snel overvraagd wordt. Hij en zijn ex-echtgenote waren verwikkeld in een scheidingsprocedure waarbij verdachte zowel thuis als elders verbleef en de onderlinge spanningen toenamen. Verdachte had veel stress, gebruikte anti-depressieve medicatie en was vanwege zijn psychische problematiek in behandeling bij GGNet. Het hof concludeert hieruit dat verdachte in de geestelijke toestand waar hij toen in verkeerde weliswaar in staat moet zijn geweest het laakbare van zijn handelingen in te zien maar dat hij niet ten volle in staat was zijn wil in vrijheid, overeenkomstig een dergelijk besef, te bepalen. Het delict kan hem niet daarom niet in volle omvang worden toegerekend. Het hof zal daar rekening mee houden bij de strafoplegging.
Nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn, is verdachte strafbaar.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft verzocht om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om, indien verdachte niet ontoerekeningsvatbaar wordt geacht, rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en om hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een taakstraf.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn (ex)vrouw. Dat is een zeer ernstig misdrijf. Verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer. Het hof neemt verdachte dit te meer kwalijk, nu het slachtoffer reeds een verleden kent waarin zij seksueel is misbruikt.
Zoals hierboven is overwogen, acht het hof verdachte verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het door hem gepleegde delict.
Het hof stelt voorop dat in beginsel een (forse) onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende straf is voor een verkrachting. In uitzonderlijke gevallen kan dit anders zijn. Gelet op het voorgaande, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de gedateerdheid van het feit, het gegeven dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen vanwege een zedendelict en hij deels de zorg heeft voor zijn kinderen van 6 en 8 jaar in het kader van de regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, acht het hof een dergelijke uitzonderingssituatie aanwezig. Alles afwegende komt het hof tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 368 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur, teneinde verdachte ervan te weerhouden zich nogmaals schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast wordt aan verdachte een taakstraf opgelegd van de maximale duur, ter onderstreping van de ernst van het feit.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.154,51. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet inhoudelijk betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden voor een bedrag van € 2.154,51, bestaande uit € 404,51 aan materiële schade en
€ 1.750,00 aan immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
368 (driehonderdachtenzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.154,51 (tweeduizend honderdvierenvijftig euro en eenenvijftig cent) bestaande uit € 404,51 (vierhonderdvier euro en eenenvijftig cent) materiële schade en € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.154,51 (tweeduizend honderdvierenvijftig euro en eenenvijftig cent) bestaande uit € 404,51 (vierhonderdvier euro en eenenvijftig cent) materiële schade en € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
31 (eenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. R. van den Heuvel, voorzitter,
mr. R.H. Koning en mr. R. Krijger, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Jochems, griffier,
en op 5 januari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.H. Koning is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 5 januari 2017.
Tegenwoordig:
mr. H.H.M. van Dijk, voorzitter,
mr. C.C.M. Poland, advocaat-generaal,
mr. A.C. Jochems, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.