Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
(zaaknummer rechtbank 5000726 LE VERZ 16-39)
verzoeker,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van mr. Leyten van 13 december 2016;
- een journaalbericht van mr. Leyten van 13 december 2016 met productie(s);
- bepaalt de te hanteren termijn van de vraagprijs van € 265.000,00 voor de echtelijke
woning gelegen aan [de a-straat] 1 te [A] op drie maanden te rekenen
vanaf de datum van de behandeling ter zitting, te weten 19 juni 2014;
- bepaalt dat partijen na ommekomst van deze termijn de vraagprijs en de te accepteren
verkoopprijs verlagen conform het bindend advies van de makelaar en bepaalt dat de
In hoger beroep heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, bij beschikking van 18 augustus 2015 voornoemde beslissing van de rechtbank ten aanzien van de woning in stand gelaten. Behoudens de woning (met de daarop rustende hypothecaire geldlening) is de huwelijkse gemeenschap inmiddels verdeeld.
I.
primairmet ingang van 20 september 2014 als redelijke vergoeding voor het gebruik van de
woning, een bijdrage aan de vrouw voldoet van € 291,50 per maand, althans een
bedrag dat de kantonrechter in goede justitie juist acht;
subsidiairmet ingang van 27 mei 2015 als redelijke vergoeding voor het gebruik van de woning,
een bijdrage aan de vrouw voldoet van € 291,50 per maand, althans een bedrag dat de
kantonrechter in goede justitie juist acht;
meer subsidiairmet ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, dan wel een door de
kantonrechter te bepalen datum, een bijdrage aan de vrouw voldoet van € 291,50 per
maand, althans een bedrag dat de kantonrechter in goede justitie juist acht;
II. wordt veroordeeld in de kosten van het geding.
4.De omvang van het geschil
27 mei 2015 als ingangsdatum van de gebruiksvergoeding. De grief berust blijkens de toelichting op meerdere stellingen. Zo is de man het niet eens met de vaststelling van de kantonrechter dat hij niet mee heeft willen werken aan een spoedige verkoop van de woning. Daarnaast vindt hij het door de kantonrechter gehanteerde percentage van 4% over de taxatiewaarde te hoog. Dat percentage wordt door de fiscus gehanteerd als het jaarlijks te behalen rendement op vermogen maar dat is volgens de man niet realistisch. De man stelt dat maximaal uit dient te worden gegaan van een percentage van 1%. De man stelt voorts dat de kantonrechter ten onrechte geen rekening heeft gehouden met ten laste van hem komende kosten voor onderhoud van de woning. Bij gebrek aan onderbouwing van de woonlasten van de vrouw, stelt de man dat partijen ongeveer dezelfde woonlasten hebben en nagenoeg hetzelfde inkomen Voor wat betreft de ingangsdatum van de eventuele gebruiksvergoeding dient volgens de man uit te worden gegaan van de dag van indiening van het verzoekschrift door de vrouw, 13 april 2016. Eerst vanaf dat moment kon de man rekening houden met een eventueel door hem te betalen gebruiksvergoeding.
6. De slotsom
7.7. De beslissing
17 augustus 2016, zoals aangevuld bij beschikking van die rechtbank van 19 oktober 2016, waarvan beroep;
I.M. Dölle, bijgestaan door mr. A.J.T. Harkema als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.