ECLI:NL:GHARL:2017:639

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2017
Publicatiedatum
31 januari 2017
Zaaknummer
15/01361
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aftrek zorgkosten en hypotheekrente door belanghebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 januari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van mevrouw [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de aftrek van zorgkosten en hypotheekrente in de inkomstenbelasting voor het jaar 2010. De belanghebbende had een aanslag ontvangen van de Inspecteur, die een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.418 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 312 vaststelde. Na bezwaar werd het belastbare inkomen uit werk en woning verlaagd tot € 23.262. De rechtbank had de aanslag verder verlaagd tot € 15.758, maar de belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting op 20 december 2016 is de belanghebbende niet verschenen, terwijl de Inspecteur wel vertegenwoordigd was. De belanghebbende had in haar aangifte een aanzienlijk bedrag aan zorgkosten opgevoerd, maar de Inspecteur had slechts een deel daarvan geaccepteerd. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor de door haar opgevoerde zorgkosten, met uitzondering van een bedrag van € 1.294 voor een MRI-scan die zij in Duitsland had laten uitvoeren. De overige zorgkosten werden niet voor aftrek in aanmerking genomen.

Wat betreft de hypotheekrenteaftrek oordeelde het Hof dat de belanghebbende niet in aanmerking kwam voor de aftrek wegens geringe eigenwoningschuld, omdat haar voordelen uit de woning lager waren dan de op deze voordelen drukkende aftrekbare kosten. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak van de Inspecteur, en stelde het belastbare inkomen uit werk en woning vast op € 14.419. De verzoeken van de belanghebbende om schadevergoeding werden afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken in cassatie gaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 15/01361
uitspraakdatum
31 januari 2017
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
mevrouw
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 17 september 2015, nummer LEE 14/2917, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.418 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 312. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 466.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het belastbare inkomen uit werk en woning verminderd tot € 23.262 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 17 september 2015 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.758 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 312 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [B] . Belanghebbende is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Belanghebbende is uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van het hoger beroep bij aangetekende brief van 10 november 2016 aan het adres [a-straat] 8 te [Z] . Blijkens informatie op de retour gezonden envelop is de uitnodiging niet afgehaald. Vervolgens heeft de griffier de uitnodiging op 5 december 2016 niet aangetekend aan belanghebbende verzonden.
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende heeft op 9 juni 2011 de aangifte in de IB/PVV voor het jaar 2010 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (voor persoonsgebonden aftrek) van € 24.383 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 312. Belanghebbende heeft in de aangifte een bedrag van in totaal € 17.427 aan uitgaven voor specifieke zorgkosten opgevoerd. Verhoogd met een bedrag van € 11.802 en na toepassing van een drempel van € 407, heeft zij een bedrag van € 28.822 als uitgaven voor specifieke zorgkosten in aftrek gebracht. Tevens heeft belanghebbende een bedrag van € 400 aan giften opgevoerd, en ter zake daarvan na toepassing van een drempel van € 246 een bedrag van € 154 aan giften in aftrek gebracht.
2.2
Belanghebbende heeft in de aangifte de volgende specifieke zorgkosten opgevoerd:
Genees- en heelkundige hulp
€ 2.100
Uitgaven voor vervoer i.v.m. ziekte en invaliditeit
€ 475
Kosten medicijnen
€ 1.800
Uitgaven voor andere hulpmiddelen
€ 685
Uitgaven voor woningaanpassingen
€ 9.051
Uitgaven voor extra gezinshulp
€ 910
Dieetkosten
€ 1.656
Extra uitgaven voor kleding en beddengoed
€ 750
Totale specifieke zorgkosten (zonder verhoging)
€ 17.427
2.3
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 17 juni 2013 om bewijsstukken gevraagd voor de in de aangifte opgevoerde aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en van giften.
2.4
Belanghebbende heeft aan de Inspecteur informatie overgelegd, waarna de Inspecteur bij brief van 30 augustus 2013 heeft laten weten aanleiding te zien om af te wijken van de aangifte.
2.5
Belanghebbende verzocht de Inspecteur per fax van 2 september 2013 om rekening te houden met de betaalde hypotheekrente over 2010. De Inspecteur antwoordde daarop bij brief van 3 september 2013 dat belanghebbende daarvoor een bezwaar tegen de vast te stellen aanslag moest indienen, omdat de behandeling van de aangifte was afgesloten.
2.6
Met dagtekening 19 september 2013 heeft de Inspecteur de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2010 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.418 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 312. Aan specifieke zorgkosten heeft de Inspecteur € 475 aan uitgaven voor vervoer en € 300 aan extra uitgaven voor kleding en beddengoed geaccepteerd. Na toepassing van de verhoging van de uitgaven voor specifieke zorgkosten (€ 597) en de drempel (€ 407) heeft hij een bedrag van € 965 in aftrek toegelaten. Voor het overige heeft de Inspecteur de aftrek van specifieke zorgkosten gecorrigeerd. Daarnaast is de giftenaftrek geweigerd.
2.7
Belanghebbende heeft in de bezwaarfase een kopie van een deel van de dieetverklaring overgelegd. Ook heeft belanghebbende een verklaring van dr. [C] van 8 mei 2003 overgelegd, waarin is vermeld:
„Voor patiënte,
Mw. [X] , geb. [in] . 1955,
zijn een aantal aanpassing aan haar woning noodzakelijk.
Vanwege irreversibel CARA
dient bij voorkeur de gehele woning van patiente allergeen vrij gemaakt te worden, maar tenminste de slaapkamer.”
2.8
Tot de stukken van het geding behoort een ongedateerde aanvraag van belanghebbendes huisarts voor een MRI-scan van belanghebbende wegens buikklachten.
2.9
Tot de stukken van het geding behoren voorts een betalingsbewijs van [D] Hospital met dagtekening 10 mei 2010, volgens welke belanghebbende £ 1.073 voor een leverscan heeft betaald, en een bevestiging van een aanmelding van belanghebbende voor een MRI-onderzoek van de gehele wervelkolom en de bovenbuik, uit te voeren in het [E] te [F] op 17 maart 2010. De kosten van laatstbedoeld onderzoek beliepen € 1.294. Dit bedrag is in 2010 door belanghebbende per bank voldaan.
2.1
In een e-mail aan belanghebbende heeft een medewerkster van de klantenservice van [G] Zorgverzekeraar onder meer het volgende bericht:
„Vergoeding MRI
Een MRI Abdomen (prestatiecode: 081290): Kosten: € 187.21 Honorarium: van 1 januari 2010 tot 1 september 2010 € 74.26 en van 1 september 2010 tot 1 januari 2011 € 62.84.
In 2010 werd door ons geen verwijzing van een huisarts geaccepteerd voor een MRI-scan in Duitsland.
Declaraties uit Europa worden voor 80% van het in Nederland geldende tarief vergoed.”.
2.11
In de uitspraak op bezwaar van 2 juni 2014 heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en gedeeltelijk toegewezen. Aan specifieke zorgkosten heeft de Inspecteur € 88 aan uitgaven voor andere hulpmiddelen geaccepteerd naast de reeds geaccepteerde bedragen. Na toepassing van de verhoging van de uitgaven voor specifieke zorgkosten (€ 665) en de drempel (€ 407) heeft de Inspecteur aldus een bedrag van € 1.121 aan specifieke zorgkosten in aftrek toegelaten. De Inspecteur heeft de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.262 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 312.
2.12
In beroep heeft belanghebbende de opgevoerde aftrek van uitgaven voor medicijnen laten varen, en de opgevoerde aftrek van uitgaven voor extra gezinshulp en dieetkosten verminderd tot € 158,46 respectievelijk € 1.500. Voorts heeft zij als bijlage bij het beroepschrift een financieel jaaroverzicht gevoegd, waaruit blijkt dat over 2010 aan hypotheekrente totaal € 4.233,12 is betaald.
2.13
De Inspecteur heeft bij de Rechtbank het standpunt ingenomen dat de aftrek van de hypotheekrente van € 4.233,12 alsnog kan worden verleend, alsmede dat de uitgaven voor dieetkosten van € 1.500 in aanmerking kunnen worden genomen als specifieke zorgkosten. Ter zitting van de Rechtbank heeft de Inspecteur verklaard in verband hiermee de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2010 ambtshalve te hebben verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.588. De Inspecteur heeft daarbij voorts laten weten dat bij voormelde vermindering van de aanslag, waarbij een hypotheekrenteaftrek van € 4.233 is verleend, rekening is gehouden met de saldering van het huurwaardeforfait in verband met het vervallen van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (ten bedrage van € 1.215), zodat een aftrek in verband met eigen woning in aanmerking is genomen van € 3.019.
2.14
Ter zitting van het Hof heeft de Inspecteur verklaard dat voor de giftenaftrek rekening kan worden gehouden met in 2010 aan de Stichting [H] ( [H] ) gedane betalingen tot een bedrag van € 272,28, welke betalingen aftrekbaar zijn voor zover zij de drempel te boven gaan.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is de hoogte van de hypotheekrenteaftrek, de aftrekbare ziektekosten en de giften.
3.2.1
Belanghebbende stelt dat op de aftrek van hypotheekrente een regel is toegepast die in 2010 niet gold. Het Hof begrijpt dit aldus, dat belanghebbende er bezwaar tegen heeft dat bij de ambtshalve verleende vermindering van de aanslag, waarbij de door belanghebbende niet aangegeven hypotheekrente alsnog in aftrek werd toegelaten, de aanvankelijk verleende aftrek wegens geringe eigenwoningschuld is geschrapt.
3.2.2
Voorts stelt belanghebbende zich op het standpunt dat de door haar in aftrek gebrachte ziektekosten zijn onderbouwd met schriftelijke bescheiden, waaronder een verwijzing van de huisarts voor een MRI-scan en betalingsbewijzen. Ook is een bedrag van € 100 aan oplaadkosten voor haar scootmobiel als ziektekosten aan te merken, aldus belanghebbende.
3.2.3
Uit belanghebbendes stelling dat zij alles weerspreekt wat zij in eerdere geschriften niet heeft erkend, leidt het Hof af dat belanghebbende zich ook in hoger beroep op het standpunt stelt dat de in haar aangifte opgenomen giften, na aftrek van de drempel, volledig voor aftrek in aanmerking komen.
3.2.4
Belanghebbende stelt dat de Inspecteur heeft gehandeld in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, alsmede met een aantal bepalingen uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
3.2.5
Ten slotte stelt belanghebbende dat zij door handelen van de Belastingdienst schade heeft geleden, die zij vergoed wil hebben.
3.3
De Inspecteur acht een bedrag van € 273, verminderd met de toepasselijke drempel, alsnog aftrekbaar als giften, en heeft de standpunten van belanghebbende voor het overige gemotiveerd bestreden.
3.4
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.5
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag.
3.6
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van zijn uitspraak en vermindering van de aanslag aldus, dat alsnog een giftenaftrek wordt verleend van € 273, verminderd met de toepasselijke drempel.

4.Beoordeling van het geschil

Hypotheekrenteaftrek
4.1
Voor de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld komt de belastingplichtige in aanmerking wiens voordelen uit eigen woning meer bedragen dan de op deze voordelen drukkende aftrekbare kosten. Belanghebbendes voordelen uit de woning bedroegen in 2010 € 1.215, het bedrag van het eigenwoningforfait. Haar kosten beliepen € 4.233, zijnde de betaalde hypotheekrente. De aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld is daarom niet van toepassing. De Inspecteur heeft bij zijn ambtshalve verleende vermindering terecht het saldo van de hypotheekrente en het eigenwoningforfait, een bedrag van € 3.018, in aftrek toegelaten, en de Rechtbank heeft evenzeer terecht dat laatste bedrag ongewijzigd gelaten.
Ziektekosten
4.2
Op grond van artikel 6.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001, zoals dat gold in het onderhavige belastingjaar, is persoonsgebonden aftrek het gezamenlijke bedrag van de in het kalenderjaar op de belastingplichtige drukkende persoonsgebonden aftrekposten. Ingevolge artikel 6.1, tweede lid van de Wet IB 2001 zijn persoonsgebonden aftrekposten (onder meer) uitgaven voor specifieke zorgkosten (onderdeel d) alsmede aftrekbare giften (onderdeel h).
4.3
Het begrip uitgaven voor specifieke zorgkosten is nader uitgewerkt in artikel 6.17 van de Wet IB 2001. Dit artikel luidde in het onderhavige belastingjaar als volgt:
„1. Uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor:
a. genees- en heelkundige hulp, met uitzondering van ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen;
b. vervoer;
c. (…);
d. andere hulpmiddelen, met uitzondering van brillen, contactlenzen en overige hulpmiddelen ter ondersteuning van het gezichtsvermogen;
e. extra gezinshulp;
f. (…);
g. extra kleding en beddengoed alsmede daarmee samenhangende extra uitgaven, volgens bij ministeriële regeling te stellen regels;
h. (…).
2. Als ander hulpmiddel als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt mede aangemerkt een middel dat de persoon in staat stelt tot het verrichten van normale lichaamsfunctie waartoe hij zonder dat middel niet in staat zou zijn geweest. Hiertoe worden gerekend:
a. aanpassingen van een woning, woonboot, woonwagen of aanhorigheid daarvan, die vanwege een functiebeperking op medisch voorschrift zijn aangebracht, voorzover de aanpassingen niet leiden tot een waardevermeerdering van de woning, woonboot, woonwagen of aanhorigheid daarvan welke uitgaat boven tien procent van de op de belastingplichtige drukkende aanpassingskosten.
(…)."
4.4
De in 2010 in Duitsland van belanghebbende gemaakte MRI-scan had betrekking op de wervelkolom en de bovenbuik. De ongedateerde aanvraag van een MRI-scan was gedaan wegens buikklachten. Het Hof acht aannemelijk dat die aanvraag op de in Duitsland gemaakte scan betrekking had. Vaststaat voorts dat belanghebbende de kosten van de scan heeft betaald en dat de verzekeraar de verwijzing van de huisarts niet had geaccepteerd, waaruit het Hof afleidt dat belanghebbende die kosten niet vergoed heeft gekregen. Ten aanzien van de in Engeland gemaakte scan van belanghebbendes lever is dit anders, omdat niet is komen vast te staan dat ook dit onderzoek op voorschrift van een geneeskundige heeft plaatsgevonden en evenmin dat de verzekeraar de kosten niet heeft vergoed. Weliswaar stelt belanghebbende dat uit de verklaring van de verzekeraar blijkt welk bedrag voor de scan in Engeland is vergoed, maar er is geen verband te leggen tussen de gemaakte kosten en de hoogte van de vergoede bedragen, zodat niet duidelijk is dat die bedragen betrekking hebben op de in Engeland gemaakte scan. Dit brengt mee dat ter zake van de in Duitsland gemaakte scan een bedrag van € 1.294 als geneeskundige kosten voor aftrek in aanmerking komt.
4.5
Ten aanzien van de aanpassingen van de woning heeft belanghebbende, zoals de Rechtbank terecht heeft overwogen, niet aannemelijk gemaakt dat de gestelde kosten, voor zover zij uitgaan boven het door de Inspecteur ter zitting van de Rechtbank geaccepteerde bedrag van € 1.000 voor het leggen van laminaat te boven gaan, voldoende verband houden met het allergeenvrij maken van de woning.
4.6
In hoger beroep heeft belanghebbende gesteld dat zij in 2010 € 100 aan kosten heeft gehad voor het opladen van haar scootmobiel. Zij heeft de hoogte van die kosten echter niet op enige wijze gestaafd en evenmin aannemelijk gemaakt dat die kosten onvergoed zijn gebleven.
4.7
De Rechtbank heeft ten aanzien van alle overige door belanghebbende in aftrek gebrachte zorgkosten - genees- en heelkundige hulp, andere hulpmiddelen, extra gezinshulp, extra kleding en beddengoed, homeopatische medische medicijnen, overige kosten van haar scootmobiel, gezinshulp - geoordeeld dat deze niet voor aftrek in aanmerking komen boven het door de Inspecteur geaccepteerde bedrag. Het Hof verenigt zich met die oordelen en maakt die tot de zijne.
Giften
4.8
Met betrekking tot de Nederlandse Luister- en braillebibliotheek heeft de Inspecteur onbestreden gesteld dat geen sprake is van een ANBI-instelling. Daarom is het door belanghebbende betaalde bedrag van € 100 niet aftrekbaar. Ten aanzien van haar betalingen aan [H] heeft de Inspecteur, op basis van de overgelegde betalingsgegevens, ter zitting aannemelijk geacht dat belanghebbende deze in het onderhavige jaar heeft gedaan tot een bedrag van € 272,28. Belanghebbende heeft geen stukken ingediend op grond waarvan een hoger bedrag aannemelijk is geworden. Dit brengt mee dat een bedrag van € 273, verminderd met de toepasselijke drempel van 1 percent van het verzamelinkomen voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek, zijnde € 216, in aftrek komt als gift, ofwel € 57.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur en EVRM
4.9
Ten aanzien van belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel heeft het volgende te gelden. Ongeacht of de Inspecteur in het verleden bewust enig standpunt heeft ingenomen met betrekking tot de aftrekbaarheid van bepaalde kosten als zorgkosten, dan wel de schijn van een zodanige standpuntbepaling heeft gewekt, staat voorop dat het aan belanghebbende is om, bij betwisting daarvan door de Inspecteur, de omvang van die kosten aannemelijk te maken. Dat heeft belanghebbende ten aanzien van de thans niet in aftrek toegelaten kosten niet, althans onvoldoende gedaan. Het stond de Inspecteur vrij de omvang van die kosten voor het onderhavige jaar te betwisten. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt derhalve.
4.1
Ten aanzien van de overige door belanghebbende gestelde schendingen door de Inspecteur van in het algemene rechtsbewustzijn levende beginselen van behoorlijk bestuur en van bepalingen van het EVRM, heeft belanghebbende zich beperkt tot het innemen van het standpunt dat die beginselen en die verdragsbepalingen zijn geschonden. Zij heeft dat standpunt echter niet, althans onvoldoende geconcretiseerd. Hetgeen belanghebbende dienaangaande heeft gesteld geeft het Hof onvoldoende aanknopingspunten om gedragingen van de Inspecteur aan die beginselen en die verdragsbepalingen te toetsen. Aldus is belanghebbende tekortgeschoten in haar stelplicht.
Schade
4.11
Belanghebbende heeft gesteld schade te hebben geleden door het handelen van de Belastingdienst. Voor zover dat handelen betrekking heeft op verrekening van aanslagen door de Ontvanger, kan dat niet bij de beoordeling van de onderhavige aanslag aan de orde komen. Voor zover belanghebbende de Inspecteur verwijt voor het onderhavige jaar aftrekposten te hebben geweigerd die hij jarenlang heeft gehonoreerd, stuit dat verwijt af op hetgeen hiervoor bij de beoordeling van het vertrouwensbeginsel is overwogen. Reeds hierom kan het verzoek om schadevergoeding niet worden gehonoreerd.
Overig
4.12
Voor zover belanghebbende heeft bedoeld te stellen dat een overschot in de stand van de persoonsgebonden uitgaven uit latere jaren ertoe leidt dat een hoger bedrag dan dat van de in het onderhavige jaar gedane uitgaven voor aftrek in aanmerking komt, is die stelling onjuist. De Wet IB 2001 voorziet er wel in dat het gedeelte van niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek van voorgaande jaren tot de persoonsgebonden aftrek wordt gerekend - en uitsluitend nadat de Inspecteur het bedrag daarvan bij beschikking heeft vastgesteld -, doch niet dat in enig jaar een onbenut gedeelte ervan uit een later jaar als zodanig in aftrek komt.
4.13
Hetgeen belanghebbende overigens nog heeft aangevoerd kan niet leiden tot verdere vermindering van de aanslag.
4.14
Het vorenoverwogene brengt mee dat de aanslag nader aldus moet worden vastgesteld:
Belastbaar inkomen uit werk en woning
voor pga
€ 21.365
Inkomen box 3
€ 312
drempelinkomen
€ 21.677
Ziektekosten
€ 3.363
verhoging 77%
€ 2.590
€ 5.953
Geneeskundige zorg
€ 1.294
Totaal pga zorgkosten
€ 7.247
Drempel zorgkosten
€ 358
Aftrek zorgkosten
€ 6.889
Giftenaftrek
€ 57
Totaal pga
€ 6.946
Belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 14.419
4.15
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. Nu het Hof ook overigens niet is gebleken dat de bepalingen met betrekking tot de heffingsrente onjuist zijn toegepast, is het beroep slechts gegrond voor zover het de vorenbedoelde vermindering van het nader vastgestelde belastbare inkomen betreft.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Proceskosten

In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur,
– vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.419,
– vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig,
– wijst het verzoek om schadevergoeding af,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 45 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 123 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, voorzitter, mr. P. van der Wal en mr. A.I. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is op
31 januari 2017in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(H. de Jong)
(J.W. van Knobelsdorff)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 1 februari 2017
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.