In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 januari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van mevrouw [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de aftrek van zorgkosten en hypotheekrente in de inkomstenbelasting voor het jaar 2010. De belanghebbende had een aanslag ontvangen van de Inspecteur, die een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.418 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 312 vaststelde. Na bezwaar werd het belastbare inkomen uit werk en woning verlaagd tot € 23.262. De rechtbank had de aanslag verder verlaagd tot € 15.758, maar de belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 20 december 2016 is de belanghebbende niet verschenen, terwijl de Inspecteur wel vertegenwoordigd was. De belanghebbende had in haar aangifte een aanzienlijk bedrag aan zorgkosten opgevoerd, maar de Inspecteur had slechts een deel daarvan geaccepteerd. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor de door haar opgevoerde zorgkosten, met uitzondering van een bedrag van € 1.294 voor een MRI-scan die zij in Duitsland had laten uitvoeren. De overige zorgkosten werden niet voor aftrek in aanmerking genomen.
Wat betreft de hypotheekrenteaftrek oordeelde het Hof dat de belanghebbende niet in aanmerking kwam voor de aftrek wegens geringe eigenwoningschuld, omdat haar voordelen uit de woning lager waren dan de op deze voordelen drukkende aftrekbare kosten. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak van de Inspecteur, en stelde het belastbare inkomen uit werk en woning vast op € 14.419. De verzoeken van de belanghebbende om schadevergoeding werden afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken in cassatie gaan.