ECLI:NL:GHARL:2017:6370

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
21-004602-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak waarin hij was vrijgesproken van het witwassen van een bedrijfshal en het opmaken van onjuiste aangiften inkomstenbelasting. Het hof heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 27 januari 2014, 26 augustus 2015 en 15 maart 2017, en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 1.892.390 schatte en een bedrag van € 499.400 aan de Staat wilde laten betalen.

Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de veroordeelde uit de baten van het witwassen wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de veroordeelde in een eerdere strafzaak was vrijgesproken van de feiten die aan de ontnemingsvordering ten grondslag lagen. Het hof heeft zich niet kunnen verenigen met het vonnis van de rechtbank en heeft dit vernietigd. De vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is afgewezen, omdat niet wettig en overtuigend kon worden aangetoond dat de veroordeelde voordeel had genoten uit de strafbare feiten.

De beslissing van het hof houdt in dat de vordering tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel wordt afgewezen. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en de advocaat-generaal, waarbij de veroordeelde niet aanwezig was.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004602-13
Uitspraak d.d.: 12 april 2017
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 11 april 2013 met parketnummer 05-900408-09 in de strafzaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1965] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De veroordeelde heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 27 januari 2014, 26 augustus 2015 en 15 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof het wederrechtelijk verkregen voordeel zal schatten op € 1.892.390 en het aan de Staat te betalen bedrag vaststelt op € 499.400. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door veroordeelde en haar raadsman, mr. M.W.G.J. IJsseldijk, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Overweging met betrekking tot de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Door de rechtbank is verdachte bij vonnis van 2 oktober 2012 vrijgesproken van het witwassen van een bedrijfshal en van het in strijd met de waarheid opmaken van aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2004 tot en met 2007.
De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 12 april 2017 (parketnummer 21-004036-12-12 ter zake van medeplegen van schuldwitwassen, meermalen gepleegd veroordeeld tot een werkstraf.
In het Geerings-arrest (EHRM 1 maart 2007, NJ 2007, 349) is kort gezegd expliciet uitgesproken dat feiten waarvoor de veroordeelde in de strafzaak is vrijgesproken niet betrokken kunnen worden in de ontnemingsprocedure.
Naar het oordeel van het hof valt uit de feiten en omstandigheden waarvoor het hof veroordeelde heeft veroordeeld niet wettig en overtuigend af te leiden dat verdachte uit de baten van het witwassen aantoonbaar wederrechtelijk voordeel heeft genoten.
De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet daarom worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst af de vordering strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel tot het in die vordering genoemde bedrag.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. T.M.L. Wolters en mr. H. Heins, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink, griffier,
en op 12 april 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wolters is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 april 2017.
Tegenwoordig:
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. H. Heins en A.J. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van T.M.M. van Lieshout-Witjes, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J.W.M. Grimbergen, advocaat-generaal.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte

[veroordeelde] ,

geboren te Wageningen op [1965] ,
wonende te [woonplaats] .
is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.