ECLI:NL:GHARL:2017:6370
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak waarin hij was vrijgesproken van het witwassen van een bedrijfshal en het opmaken van onjuiste aangiften inkomstenbelasting. Het hof heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 27 januari 2014, 26 augustus 2015 en 15 maart 2017, en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 1.892.390 schatte en een bedrag van € 499.400 aan de Staat wilde laten betalen.
Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de veroordeelde uit de baten van het witwassen wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de veroordeelde in een eerdere strafzaak was vrijgesproken van de feiten die aan de ontnemingsvordering ten grondslag lagen. Het hof heeft zich niet kunnen verenigen met het vonnis van de rechtbank en heeft dit vernietigd. De vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is afgewezen, omdat niet wettig en overtuigend kon worden aangetoond dat de veroordeelde voordeel had genoten uit de strafbare feiten.
De beslissing van het hof houdt in dat de vordering tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel wordt afgewezen. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en de advocaat-generaal, waarbij de veroordeelde niet aanwezig was.