ECLI:NL:GHARL:2017:6369

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
21-004262-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Langdurig witwassen door illegale gelden te investeren in de aankoop van chalets en kavels op een camping

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem. De verdachte, geboren in 1964 en woonachtig in Wageningen, was in eerste aanleg vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet ontvankelijk was in zijn beroep tegen de vrijspraak van feit 4. Het hof heeft vervolgens de zaak onderzocht op basis van eerdere terechtzittingen en de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van tien maanden voorwaardelijk en een werkstraf van 240 uren heeft geëist. De verdachte was beschuldigd van langdurig witwassen door illegale gelden te investeren in de aankoop van chalets en kavels op een camping in Lathum. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte aanzienlijke bedragen in contanten hebben omgezet in de aankoop van chalets, terwijl zij niet over legale middelen beschikten. De verdachte heeft verklaard dat hij en zijn medeverdachte een handel in chalets zijn begonnen, maar het hof heeft geconcludeerd dat de herkomst van de gelden niet te herleiden is tot legale bronnen. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden, met een voorwaardelijk deel van drie maanden en een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft ook beslist over het beslag en de verbeurdverklaring van goederen die in verband staan met de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004262-12
Uitspraak d.d.: 12 april 2017
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 2 oktober 2012 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-901022-08 en 05-702340-10, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1964] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2.Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 4 op de telastelegging met parketnummer 05-90022-88 is tenlastegelegd. Hoger beroep tegen een vrijspraak staat voor de verdachte niet open. Verdachte is in zoverre niet-ontvankelijk in zijn beroep.

3.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 27 januari 2014, 26 augustus 2015 en 15 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis met aftrek van de tijd door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebracht. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof ten aanzien van het beslag conform de beslissing van de rechtbank zal beslissen, met dien verstande dat indien de te verbeurd te verklaren goederen zijn verkocht de opbrengst daarvan zal worden verbeurdverklaard. De vordering is na voorlezing door de advocaat-generaal aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.E. van der Werf, naar voren is gebracht.

4.Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

5.De tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging en na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 05-901022-08:

1.primair.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van januari 2004 tot en met 25 april 2008 te Wageningen en/of Lathum en/of elders in Nederland en/of Spanje , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft omgezet een voorwerp/voorwerpen en/of geldbedrag(en) te weten een bedrag van 100.000,-- euro en/of een of meer andere geldbedragen (welke niet in de boekhouding van het bedrijf [bedrijf 1] zijn terug te vinden),
gebruikt voor de aanschaf van chalets en/of kavels, aangekocht via het bedrijf [bedrijf 1] (op een recreatieterrein in Lathum) en/of voor de verbetering en/of inrichting van voornoemde kavels en/of chalets, door een aantal kavels en/of chalets (op een recreatieterrein in Lathum) aan te kopen via [bedrijf 1] en/of op te knappen en/of in te richten en
- na investering daarin van onder andere genoemd bedrag van 100.000,-- euro en/of andere bedragen (welke niet in de boekhouding van [bedrijf 1] zijn terug te vinden)
- te verkopen (al dan niet via een aandelenoverdracht van de aandelen van [bedrijf 1] ), terwijl hij/zij wist(en) dat voornoemde geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig was waren;

1.1 subsidiair.

[bedrijf 1] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van januari 2004 tot en met 25 april 2009 te Wageningen en/of Lathum en/of elders in Nederland en/of Spanje , heeft omgezet
een voorwerp/voorwerpen te weten een bedrag van 100.000,-- euro en/of een of meer andere geldbedragen (welke niet in de boekhouding van het bedrijf [bedrijf 1] zijn terug te vinden), gebruikt voor de aanschaf van chalets en/of kavels, aangekocht via het bedrijf [bedrijf 1] (op een recreatieterrein in Lathum) en/of voor de verbetering en/of inrichting van voornoemde kavels en/of chalets, door een aantal kavels en/of chalets (op een recreatieterrein in Lathum) aan te kopen en/of op te knappen en/of in te richten
- na investering daarin van onder andere genoemd bedrag van 100.000,-- euro en/of andere bedragen (welke niet in de boekhouding van [bedrijf 1] zijn terug te vinden)
- te verkopen (al dan niet via een aandelenoverdracht van de aandelen van [bedrijf 1] ), terwijl [bedrijf 1] en/of zijn feitelijk leidinggevende wist(en) dat voornoemde geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig was/waren
zulks terwijl verdachte tot voren omschreven feit in of omstreeks de periode van de maand januari 2004 tot en met 25 april 2009 te Wageningen en/of Lathum en/of elders in Nederland en/of Spanje opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 april 2008 tot en met 2 november 2009, te Wageningen en/of elders in Nederland en/of te Torrequebrada, Benalmadena en/of Altea en/of te Villajoyosa en/of elders in Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of gebruik heeft gemaakt van een aantal voorwerp(en), te weten
-een woning in Torrequebrada, Benalmadena en/of
-een woning in Altea en/of
-een Mercedes-Benz AMG55SL en/of
-een Mercedes CLS 320 en/of
-een Hyundai Santa Fe en/of
-een BMW X5 en/of
-een waterscooter, merk Sae Doo en/of
-een scooter merk Kimco en/of
-een bedrijfshal gelegen aan de [adres] ,
welke geheel of deels, middellijk of onmiddellijk afkomstig waren/zijn uit enig misdrijf (immers gekocht/aangeschaft met geld afkomstig uit de verkoop van chalets en/of kavels, terwijl deze kavels en/of chalets geheel of deels zijn aangeschaft en/of verbeterd en/of ingericht met uit enig misdrijf afkomstig geld), terwijl hij/zij wist(en) dat voornoemde voorwerpen middellijk of onmiddellijk afkomstig is/zijn uit enig misdrijf;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand januari 2004 tot en met 25 april 2008 te Wageningen en/of Lathum en/of elders in Nederland en/of Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) heeft omgezet een voorwerp/een aantal voorwerpen,
te weten een aantal geldbedragen van
130.000,-- euro en/of
27.500,-- euro en/of
51.000,-- euro en/of
25.000,-- euro (aankoop chalet [betrokkene 2] ) en/of
48.000,-- euro en/of
35.000,-- euro en/of
45.100,-- euro en/of
25.000,-- euro (kantoorchalet) en/of
3500,-- euro,
althans enig geldbedrag,
gebruikt voor de aanschaf van chalets en/of kavels (op een recreatieterrein in Lathum, [naam locatie] 11, nummer 4; [naam locatie] 13, 8 t/m 13, [naam locatie] 11, 3, [naam locatie] 3, nr. 24, [naam locatie] 4, 43, een steenstrip chalet en/of een kantoorchalet) en/of
voor de verbetering en/of inrichting van voornoemde kavels en/of chalets, deze eerst aan te kopen en/of op te knappen en/of in te richten en - na investering daarin van genoemde bedragen, althans enig bedrag - deze te verkopen,
terwijl hij/zij wist(en) dat voornoemde geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig was/waren;
Zaak met parketnummer 05-702340-10
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 7 april 2008 te Wageningen en/of te Ede en/of te Bennekom, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een aantal financiële verslagen en/of een aantal jaarrekeningen over de jaren 2005 en/of 2006 en/of 2007 van het bedrijf [bedrijf 1] ,
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
door (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid in die financiële verslagen en/of die jaarrekeningen over voormelde jaren van het bedrijf [bedrijf 1] niet te vermelden en/of niet op te nemen en/of niet te verrekenen een bedrag van 100.000,-- euro en/of een aantal andere geldbedragen welke zijn geïnvesteerd in kavels en/of chalets op een recreatieterrein in Lathum.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.Overweging met betrekking tot het bewijs

6.1.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal acht de feiten 1 tot en met 3 op de dagvaarding met parketnummer 05-901022-08 en het feit op de dagvaarding met parketnummer 05-702340-10 wettig en overtuigend bewezen. De advocaat-generaal heeft een schriftelijk requisitoir overgelegd en verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar hetgeen door de officier van justitie bij requisitoir ter terechtzitting in eerste aanleg naar voren is gebracht. (
De standpunten van de officier van justitie worden hierna in de aan te halen overwegingen van de rechtbank weergegeven).
Met betrekking tot feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 05-901022-08 stelt de advocaat-generaal zich voorts op het standpunt dat de aantekening die bij de medeverdachte [medeverdachte 1] is aangetroffen, waarop vermeld staat:

[voornaam medeverdachte 2] 135 (wit)210(zw)' en ' [voornaam verdachte] 135 (wit) 100(zw)
ziet op een zwarte investering door verdachte en [medeverdachte 2] in [bedrijf 2] .
Dat deze aantekening zou zien op een tegenvoorstel van [medeverdachte 2] over de uitkoop van [medeverdachte 2] uit [bedrijf 2] –zoals door de verdediging is gesteld- acht de advocaat-generaal niet aannemelijk geworden.
Met betrekking tot feit 3 op de dagvaarding met parketnummer 05-901022-08 stelt de advocaat-generaal zich voorts op het standpunt dat het niet anders kan zijn dan dat het geld waarmee de kavels, chalets en de inrichting zijn betaald van enig misdrijf afkomstig is.
Verdachte heeft geen verifieerbare, legale bronnen van herkomst van het geld genoemd.
6.2
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich met betrekking tot feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 05-901022-08 onder meer op het standpunt dat er geen geloof gehecht kan worden aan de verklaring zoals die door [medeverdachte 1] is afgelegd met betrekking tot de bij hem gevonden aantekening, zoals hiervoor genoemd. Daarnaast is de verdediging, op de grond van feiten en omstandigheden als in de pleitnota opgenomen, van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om aan te nemen dat er via [bedrijf 2] en [bedrijf 1] € 210.000 en € 100.000 zwart is geïnvesteerd in de chalets.
De verdediging stelt zich op het standpunt met betrekking tot feit 3 op de dagvaarding met parketnummer 05-901022-08 dat het enkele feit dat de verklaring van verdachte met betrekking tot de onderbouwing van het startkapitaal verschilt van de kasopstelling van het Openbaar Ministerie niet maakt dat deze verklaring zo onwaarschijnlijk is dat deze gepasseerd mag worden. Aan de verklaring van verdachte mag niet voorbij gegaan worden zodat ten aanzien van het grootste deel van het startkapitaal niet geldt dat het niet anders kan dan dat het door misdrijf is verkregen. Er dient daarom vrijspraak voor dit feit te volgen.
Gelet op de vrijspraken voor feit 1 en 3 dient, aldus de verdediging, ook vrijspraak te volgen voor feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 05-901022-08 en voor het feit op de dagvaarding met parketnummer 05/702340-10.
6.3
Overwegingen van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof kan zich vinden in de navolgende bewijsoverwegingen van de feiten 1 tot en met 3 op parketnummer 05-901022-08 die de rechtbank in haar vonnis heeft opgenomen en hieronder cursief zijn weergegeven. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne.
6.4
De rechtbank heeft het volgende in het vonnis overwogen:
De beslissing inzake het bewijs [1]
Inleidende opmerkingen:
Verdachte (hierna aangeduid als [verdachte] ) heeft over de periode vóór de ten laste gelegde periode verklaard dat hij en zijn medeverdachte (hierna aan te duiden als [medeverdachte 3] ) toen samen een handel bedreven in de verhuur en in- en verkoop van tweedehands auto’s. Eerst in de onderneming [bedrijf 3] en later in de onderneming [bedrijf 4] . [bedrijf 4] is in mei 2004 overgegaan in de eenmanszaak [bedrijf 5] . Binnen [bedrijf 5] hebben [verdachte] en [medeverdachte 3] de handel in auto’s voortgezet, maar in mindere mate dan in de jaren daarvoor. De focus kwam meer te liggen in de handel in chalets, aldus verdachte.
Op 9 februari 2004 sloten [verdachte] en [medeverdachte 3] met [betrokkene 1] , eigenaar van [naam camping] (verder: de camping), een overeenkomst waarin zij, [verdachte] en [medeverdachte 3] , overeen kwamen dat ze privévermogen zouden investeren in chalets voor de verhuur aan particulieren op de camping in Lathum. [2] Hiermee startten [verdachte] en [medeverdachte 3] hun privéhandel in chalets.
Op 12 april 2005 kochten [verdachte] en [medeverdachte 2] aandelen in de Spaanse vennootschap [bedrijf 2] (verder: [bedrijf 2] ). De onderneming had als doel de koop, verkoop en verhuur van panden en percelen en de bemiddeling daarin. [3] [bedrijf 2] werd daarop enig aandeelhouder van de vennootschap [bedrijf 1] (verder: [bedrijf 1] ). [medeverdachte 1] werd de directeur van [bedrijf 1] . [4] [bedrijf 5] verrichtte werkzaamheden voor [bedrijf 1] en factureerde deze ook aan [bedrijf 1] . [5] Hiermee startte [verdachte] , bijgestaan door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , de zakelijke handel in chalets.
Het startkapitaal:
Het financiële onderzoek van verbalisanten heeft geresulteerd in een kasopstelling. Volgens die kasopstelling was er een negatief kassaldo op 1 januari 2004, de aanvang van de ten laste gelegde periode, van - € 16.493,-. [6] Stelling van de officier van justitie is aldus dat [verdachte] en [medeverdachte 3] niet over de benodigde legale middelen beschikten om met de handel in chalets aan te vangen.
Ter terechtzitting heeft [verdachte] een met een berekening onderbouwde verklaring over het startkapitaal afgelegd en daaruit zou blijken dat [verdachte] en [medeverdachte 3] beschikten over een positieve kas van 255.000,- NLG.
De rechtbank constateert dat deze verklaring anders luidt en een andere berekening behelst dan de verklaringen die [verdachte] ten overstaan van verbalisanten of de rechter-commissaris heeft afgelegd. Ten overstaan van verbalisanten heeft [verdachte] namelijk verklaard over een aantekening die bij hem thuis zijn aangetroffen, het zogenaamde ‘overzicht privé-investering box 3’ waaruit zou blijken dat het startkapitaal € 113.445,- zou zijn. Ten overstaan van rechter-commissaris heeft [verdachte] een schriftelijke verklaring ingediend met een andere berekening waaruit een startkapitaal van 255.481,- NLG zou blijken.
De rechtbank overweegt omtrent deze verklaringen dat [verdachte] steeds uitgaat van andere cijfers en andere posten inzake de verbouwingskosten van zijn woningen in Lienden en Wageningen en de andere uitgaven. Ook heeft [verdachte] steeds verschillend verklaard over het zogenaamde ‘zwarte potje’, geld verdiend met de autohandel dat hij heeft verzwegen voor de Belastingdienst, en de omvang van dat potje. Opmerkelijk is in dit verband dat hij ter terechtzitting van 17 september 2012 uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij einde 2001 precies wist hoe groot zijn ‘zwarte potje’ was omdat hij toen met de euro op komst moest zorgen dat het geld omgewisseld werd. In dat verband heeft [verdachte] verklaard dat hij bij de politieverhoren niet meer wist hoeveel van het ‘zwarte potje’ is besteed aan verbouwingskosten en dat hij daarom wisselend heeft verklaard over de hoogte ervan. De rechtbank kan dit niet met elkaar rijmen. Vast staat dat [verdachte] uiteenlopende verklaringen over het startkapitaal heeft afgelegd.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat de verklaring zoals overgelegd ter terechtzitting, onvoldoende wordt onderbouwd door de bijgevoegde berekeningen, die ook nog eens de indruk wekken dat ze ‘passend’ gemaakt zijn, getuige bijvoorbeeld de toelichtende zin ‘Dit is het bedrag wat er aan zwart geld in de verbouwing moet zijn gestopt om over de € 255.000,- te kunnen beschikken op 01 maart 2001’. Belangrijker is dat [verdachte] ’ berekening van het startkapitaal geen steun vindt in het dossier. Verificatie van die berekening is dus ook niet mogelijk.
Gelet op het vorenstaande, kan de rechtbank niet op het woord van [verdachte] afgaan en de kasopstelling ter zijde schuiven. De rechtbank zal bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten daarom de kasopstelling als uitgangspunt nemen."
6.5
Nadere overweging hof.
Kort voor de behandeling ter terechtzitting van het hof op 15 maart 2017 heeft de verdediging aan het hof een aantal bescheiden van verdachte doen toekomen die de berekening van het startkapitaal zouden onderbouwen. Het hof kent aan deze bescheiden niet de bewijswaarde toe die verdachte en de verdediging daaraan blijkbaar gehecht willen zien. Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat verdachte op 1 januari 2014 een negatief kassaldo had. Verdachte tracht met de overgelegde bescheiden kennelijk aan te tonen dat hij over een positief kassaldo van
NLG 250.000 beschikte, deels omdat hij door zijn autohandel de beschikking had over zwart geld dat hij niet heeft opgegeven aan de fiscus. Het overige geld zou verkregen zijn uit de overwaarde van de verkoop van het huis in Lienden en de meerwaarden van de hypotheken. Wat hier verder ook van zij, door zwart geld (en derhalve dus fiscaal niet verantwoord geld) en de mogelijk legaal verkregen gelden gezamenlijk te gebruiken voor de aankoop van chalets is dit aankoopgeld door vermenging crimineel geld geworden. Het hof zal daarom evenals de rechtbank de kasopstelling als uitgangspunt nemen.
6.6
De rechtbank heeft voorts het volgende overwogen.
Bewezenverklaring feit 3 van parketnummer 05/901022-08:
Feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In 2004 werden vanuit de contante kas van [verdachte] en [medeverdachte 3] de volgende transacties gedaan:
-
op 15 mei 2004 een contante betaling van € 17.500,- voor het chalet van [betrokkene 3] , de vrouw van [betrokkene 4] , op [naam locatie] 11, kavel 4 op de camping te Lathum; [7]
-
op 3 juni 2004 een contante betaling van € 12.500,- voor een steenstripchalet zalm op [naam locatie] 8, kavel 100 op de camping in Lathum; [8]
-
op 4 juni 2004 en 2 augustus 2008 tweemaal een contante betaling van € 45.000,- voor het boerderijchalet, te plaatsen op [naam locatie] 11, kavel 3 op de camping te Lathum; [9]
  • op 11 juni 2004 een eerste contante aanbetaling van € 5.000,- en op 14 december 2004 een tweede contante aanbetaling van € 5.000,- voor een steenstripchalet van [betrokkene 5] , geplaatst op [naam locatie] 13, kavel 8 op de camping te Lathum;
  • op 25 augustus 2004 een eerste aanbetaling van € 77.500,-, voor vijf chalets, bedoeld voor [naam locatie] 13, kavels 8 tot en met 13 op de camping in Lathum, verrekend met de ontvangst van contant geld uit de verkoop van het boerderijchalet aan [betrokkene 6] ;
  • op 4 september 2004 een tweede contante aanbetaling van € 15.000,- voor vijf chalets, bedoeld voor [naam locatie] 13, kavels 8 tot en met 13 op de camping te Lathum.
In totaal is in 2004 een bedrag van € 145.000,- voor de aanschaf van chalets uit de kas gevloeid. Op 2 juni 2004 is een contant bedrag van € 15.000,- in de kas gestort, zijnde de eerste aanbetaling door [betrokkene 6] voor het chalet, bestemd voor [naam locatie] 11, kavel 3. [verdachte] en [medeverdachte 3] hebben aldus € 130.000,- contant betaald voor de aanschaf van chalets voor in ieder geval de ten laste gelegde kavels [naam locatie] 11, kavel 3 en kavel 4 en [naam locatie] 13, kavels 8 tot en met 13.
In 2005 werden vanuit de contante kas van [verdachte] en [medeverdachte 3] de volgende transacties gedaan:
-
een contante betaling van € 25.000,- aan een derde voor het chalet op het caravanpark [naam park] van [betrokkene 2] ; [10]
-
de aanschaf van een chalet op [naam locatie] 3, kavel 24 op de camping te Lathum voor in ieder geval de waarde van een BMW 530 à € 35.000,-. [11]
In 2006 werden vanuit de contante kas van [verdachte] en [medeverdachte 3] de volgende transacties gedaan:
-
op 10 april 2004 een contante betaling van € 5.950,- voor het kantoorchalet van [betrokkene 7] op de camping te Lathum; [12]
-
in totaal een contante betaling van ongeveer € 27.100,- aan materiaalkosten en arbeidskosten voor de verbouwing van het kantoorchalet; [13]
-
een contante betaling van € 25.000,- voor een steenstripchalet, bestemd voor de [naam locatie] 4, kavel 43. [14]
Op 17 april 2008 kocht [betrokkene 1] voor een prijs van € 800.000,- de kavels en chalets van [verdachte] op de camping te Lathum. [15]
Standpunt officier van justitie
Over 2004:
[verdachte] en [medeverdachte 3] hebben in 2004 een contant bedrag van € 130.000,- betaald voor de aanschaf van chalets op de camping te Lathum. De officier van justitie gaat in de verklaring van [verdachte] mee waar hij verklaarde dat hij daadwerkelijk € 17.500,- voor het chalet van [betrokkene 3] heeft betaald en niet de € 45.000,- waar de verbalisanten vanuit zijn gegaan vanwege de politieverklaring van [betrokkene 4] . Tevens gaat de officier van justitie mee in de verklaring van [verdachte] dat hij € 6.000,- heeft geïnvesteerd in de verbouwing van de chalets in plaats van
€ 51.000,-. Een compensatie van € 27.500,- + € 45.000,- = € 72.500,- is op zijn plaats.
Over 2005:
De contante betaling van € 25.000,- wordt door [verdachte] niet betwist. Hij voert alleen aan dat hij het chalet heeft verkocht en daarvoor in ieder geval € 20.000,- heeft ontvangen. Deze
€ 20.000,- is echter al verrekend in de kasopstelling, dus de officier van justitie ziet geen aanleiding voor enige compensatie voor dit bedrag in de kasopstelling.
De betaling van € 35.000,- aan [betrokkene 1] wordt eveneens niet betwist door [verdachte] en kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden. [verdachte] moet daarnaast nog meer betaald hebben, maar het is niet te achterhalen hoeveel dit is geweest. Er dient een compensatie plaats te vinden voor de post van € 48.000,- die in de kasopstelling is meegenomen als contante betaling.
Over 2006:
De verklaring van [verdachte] dat hij € 5.950,- voor het chalet aan [betrokkene 7] heeft betaald, wordt ondersteund door verklaringen van getuigen, zoals afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris. Er kan een compensatie van € 12.050,- worden toegepast.
Bijlage 82 van zaaksdossier 5 laat voldoende duidelijk zien dat [verdachte] daadwerkelijk
€ 25.000,- heeft geïnvesteerd in een steenstripchalet. Daarbij komt dat de bijbetaling die op de factuur is bijgeschreven die [verdachte] als onderbouwing heeft overgelegd, niet terugkomt op de factuur die in de administratie van de verkoper van het chalet is teruggevonden. Het lijkt alsof hiermee het aankoopbedrag door middel van een constructie wordt verminderd.
Standpunt verdediging
Over 2004:
De verdediging heeft gemotiveerd aangegeven waarom het bedrag van €27.500,- niet is geïnvesteerd in het chalet van [betrokkene 3] en waarom niet € 51.000,- is geïnvesteerd in de inrichting van de chalets van [naam locatie] 13, kavel 8 tot en met 13, maar € 6.000,-.
Over 2005:
De contante betaling voor het chalet van [betrokkene 2] heeft [verdachte] pas gedaan nadat hij het chalet had doorverkocht en de verkoopprijs had ontvangen van de koper. Dit bedrag is dus ten onrechte als een contante uitgave in de kasopstelling meegenomen.
[verdachte] heeft inderdaad het chalet op [naam locatie] 3, kavel 24 gekocht. Omdat hij zelf geen geld meer had, heeft hij zijn BMW 530 die hij een paar weken daarvoor had aangeschaft, verkocht aan [betrokkene 9] in Spanje. Nadat hij van [betrokkene 9] het geld had ontvangen, heeft hij het chalet betaald. De contante betaling van € 35.000,- is ten onrechte in de kasopstelling meegenomen. Van een contante betaling van € 48.000,- is nooit sprake geweest, [verdachte] heeft € 35.000,- voor het chalet betaald.
Over 2006:
De kasopstelling dient te worden verminderd met € 12.050,- nu de verklaring van [verdachte] dat hij maar € 5.950,- voor het kantoorchalet heeft betaald, voldoende wordt ondersteund. Het kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat [verdachte] € 45.100,- heeft witgewassen.
Over het steenstripchalet heeft [verdachte] verklaard dat hij voor [betrokkene 10] een chalet op een kavel aan het water zou regelen. Hiertoe had hij een chalet aangekocht en had hij een kavel geregeld. Uiteindelijk kwam het erop neer dat [betrokkene 10] het aankoopbedrag van de kavel met chalet niet kon betalen. De heren zijn toen overeengekomen dat [betrokkene 10] de winst die [verdachte] met deze constructie zou maken, betaalde en dat ze samen de kavel met chalet zouden verkopen en het geld zouden verdelen. Dit maakt dat in de € 25.000,- die [verdachte] in het chalet heeft gestopt, een bedrag van € 16.500,- aan winst, betaald door [betrokkene 10] zat.
Beoordeling rechtbank
Over 2004:
De rechtbank volgt de officier van justitie en de verdediging en zal een compensatie toepassen van € 45.000,- aan teveel gerekend aan inrichtingskosten en € 27.500,- teveel berekend voor de aanschaf van het chalet van [betrokkene 3] .
De feiten laten zien dat [verdachte] en [medeverdachte 3] over 2004 een bedrag van € 130.000,- +
€ 6.000,- contant hebben uitgegeven aan de aanschaf van chalets en de verbetering ervan. In het licht van het negatieve kassaldo op 1 januari 2004 kan een dergelijke uitgave niet worden verklaard.
In 2004 hebben [verdachte] en [medeverdachte 3] € 32.903,- contant in de kas laten vloeien en is er
€ 167.135,- uitgevloeid. Het kassaldo van eind 2004 dient te worden vastgesteld op -
€ 150.725,-.
Over 2005:
[verdachte] heeft de contante betaling van € 25.000,- voor het chalet van [betrokkene 2] niet betwist. De rechtbank volgt de officier van justitie waar hij aanvoert dat in de kasopstelling rekening is gehouden met de contante opname van € 20.000,- in het voordeel van [verdachte] . Immers is deze opname terug te vinden op p. 4549 van het dossier. Voor een compensatie van dat bedrag is dan ook geen plaats.
Over de aanschaf van het chalet op [naam locatie] 3, kavel 24 heeft [verdachte] verklaard dat hij dit chalet kon kopen omdat hij zijn BMW had verkocht voor € 35.000,-. Verdachte had die BMW een paar weken eerder aangeschaft met contant geld, afkomstig van de huuropbrengsten van andere chalets. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zodoende het chalet heeft betaald uit illegale huuropbrengsten nu de chalets die hij heeft verhuurd in 2004 zijn aangeschaft met gelden waarover hij toen niet legaal kon beschikken. Van legale inkomsten uit de autohandel is in het dossier onvoldoende gebleken.
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet te achterhalen is of [verdachte] meer dan € 35.000,- heeft betaald voor het chalet. De rechtbank zal aldus een compensatie van € 48.000,- toepassen.
Het bovenstaande over 2005 laat zien dat [verdachte] € 25.000,- en € 35.000,- contant heeft uitgegeven vanuit zijn privékas met [medeverdachte 3] , terwijl het kassaldo daartoe niet toereikend was.
In 2005 hebben [verdachte] en [medeverdachte 3] € 49.470,- aan contant geld in de kas gestopt. In totaal is er € 218.185,- contant uitgegeven. Daarmee komt het kassaldo van eind 2005 op afgerond- € 319.440,-.
Over 2006:
De rechtbank is van oordeel dat voor het ten laste gelegde bedrag van € 3.500,- uit het dossier en ter terechtzitting onvoldoende naar voren is gekomen waaruit kan worden achterhaald wanneer dit bedrag is uitgegeven, waaraan en door wie. Ook komt het bedrag ogenschijnlijk niet terug in de kasopstelling.
De verdenking dat [verdachte] € 45.100,- heeft betaald voor het kantoorchalet is gebaseerd op aantekeningen van hemzelf waarop te zien is dat hij € 18.000,- voor het chalet rekende en de overige kosten voor de verbouwing van het chalet. [16] [verdachte] heeft hierover verklaard dat deze aantekeningen bedoeld waren om onder elkaar te zetten wat het chalet voor hem waard zou zijn. Hij kwam uit op een waarde van € 18.000,- voor het chalet. Feitelijk heeft hij € 5.950,- voor het chalet betaald. [17] [betrokkene 7] heeft in dat kader verklaard dat hij € 5.000,- excl. BTW van [verdachte] heeft ontvangen. [18] De rechtbank acht daarmee voldoende onderbouwd dat [verdachte] maar € 5.950,- heeft betaald voor de aanschaf van het chalet van [betrokkene 7] en dat de contante uitgaven voor dit chalet vastgesteld moeten worden op € 33.050,- in plaats van
€ 45.100,-.
Over het chalet op [naam locatie] 4, kavel 43, het zogenaamde steenstripchalet, heeft [verdachte] een verklaring afgelegd die niet wordt onderbouwd door stukken of getuigenverklaringen. De redenering van de verbalisanten dat [verdachte] € 25.000,- heeft besteed aan de constructie wordt wel ondersteund en wel door bijlage 82, zijnde een aantekening/berekening. [19]
Dat maakt dat [verdachte] in 2006 € 33.050,- en € 25.000,- heeft uitgegeven aan de aanschaf van chalets en de verbetering ervan. Dit terwijl het kassaldo begin 2006 is vastgesteld op, afgerond,
- € 319.440,-.
In 2006 is de contante kas gevuld door een opname van € 3.855,-. Er is € 59.550,- uitgegeven aan contant geld. Daarmee komt het kassaldo van eind 2006 op, afgerond, - € 375.135,-.
De vraag is dan of het geld waarmee de kavels, chalets en inrichting zijn betaald, van enig misdrijf afkomstig is.
In de bovenstaande overwegingen is te zien dat [verdachte] en [medeverdachte 3] over de jaren 2004, 2005 en 2006 aanzienlijk meer contant geld hebben omgezet in kavels en chalets en de inrichting ervan dan waarover zij konden beschikken, terwijl zij in 2004 al begonnen met een negatieve kas van - € 16.493,-.
Deze omstandigheid levert op zichzelf al een vermoeden van witwassen op. Daarbij komt dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode contacten onderhield met personen met criminele antecedenten op het gebied van de Opiumwet. [20] Ook is de verdenking geverbaliseerd dat [verdachte] zich zelf bezig zou houden met (de handel in) verdovende middelen. [21] Dit zijn witwastypologieën. Het dossier bevat bovendien een proces-verbaal betreffende zogenaamd ‘heimelijk gedrag’ van [verdachte] . [22] Ter terechtzitting heeft [verdachte] op deze processen-verbaal niet inhoudelijk willen reageren.
[verdachte] heeft het negatieve kassaldo verklaard zoals hierboven weergegeven. Gelet op hetgeen de rechtbank over het startkapitaal en de verschillende transacties heeft overwogen, acht de rechtbank die verklaring onaannemelijk. Dit geldt ook voor het bestaan en/of de omvang van het zogenaamde zwarte potje. Dit betekent dat de herkomst van gelden niet te herleiden is tot verifieerbare, legale bronnen. Daarom kan het niet anders zijn dan dat het geld
- middellijk of onmiddellijk - onder de gegeven omstandigheden uit enig misdrijf afkomstig is.
Bewezenverklaring feit 1 primair van parketnummer 05/901022-08:
Feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[bedrijf 2] werd op 24 mei 2005 enig aandeelhouder van [bedrijf 1] , een vennootschap gevestigd te Ede. [23] Het doel van [bedrijf 1] was het opkopen, opknappen, verhuren en verkopen van chalets. Binnen [bedrijf 1] deed vooral [verdachte] deze werkzaamheden. [24] Begin juni 2005 werd tweemaal een bedrag van € 135.000,- op de Spaanse bankrekening van [bedrijf 2] gestort [25] , zijnde twee leningen van W. [betrokkene 8] aan [verdachte] en [medeverdachte 2] om het aandelenkapitaal van [bedrijf 2] te verhogen. [26] Op 8 juni 2005 werd dit bedrag overgemaakt van deze Spaanse bankrekening naar de bankrekening van [bedrijf 1] , rekeningnummer eindigend op 407. [27] Op 30 juni 2005 kocht [bedrijf 1] 7 recreatie-eenheden op de camping in Lathum, te weten [naam locatie] 13, kavels 1 tot en met 7 voor € 133.427,- excl. k.k. [28]
Op 25 april 2008 verkocht [bedrijf 2] het aandelenpakket in [bedrijf 1] en daarmee dus de chalets en kavels op de camping in Lathum aan [betrokkene 1] voor een bedrag van € 905.065,-. [29]
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gemotiveerd betoogd dat sprake is geweest van investeringen van zwart geld in [bedrijf 2] , gezien de gevonden aantekeningen van [medeverdachte 1] in combinatie met diens politieverklaringen. De officier van justitie schuift de verklaring van [verdachte] over de aantekeningen gemotiveerd ter zijde.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem primair en subsidiair ten laste is gelegd. De verdenking dat sprake is geweest van zwarte investeringen in [bedrijf 1] is enkel gestoeld op de aantekeningen van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris en ter terechtzitting de aantekening echter anders uitgelegd. En [verdachte] heeft gemotiveerd verklaard dat de aantekeningen zagen op een tegenvoorstel van [medeverdachte 2] .
Beoordeling rechtbank
De rechtbank wordt voor de vraag gesteld of [verdachte] en [medeverdachte 2] , naast de twee geldleningen à € 135.000,- eveneens zwart geld hebben geïnvesteerd in [bedrijf 2] , te weten een bedrag van € 100.000,- door [verdachte] en € 210.000,- door [medeverdachte 2] .
Allereerst constateert de rechtbank dat [bedrijf 1] € 100.000,- meer heeft geïnvesteerd in de handel in chalets dan kapitaal voorhanden was na de kapitaalstorting van in totaal € 270.000,-. In de periode van 2005 tot en met 2008 heeft [bedrijf 1] immers een bedrag van € 256.219,33 geïnvesteerd in de aankoop van 23 chalets en € 115.118,08 aan overige investeringen voor de inrichting van de kavels. [30] Zijnde in totaal een bedrag van € 371.337,41.
Vervolgens is voor de beoordeling van deze vraag een aantekening [31] van belang. Hierop is te zien:
‘ [voornaam medeverdachte 2] [voornaam verdachte]
135 (wit) 135 wit
210 (zw) 100 (zw)
Er zijn tevens meerdere gesprekken gevoerd over de uitkoop van [medeverdachte 2] en steeds werd uitgegaan van een bedrag van ongeveer € 345.000,-. [32]
Vervolgens ziet de rechtbank in het dossier de volgende geldstromen terug.
Op 29 maart 2007 ontving [medeverdachte 2] een bedrag van € 136.503,- op zijn bankrekening, zijnde een optelsom van de geldlening van € 135.000,- en de terugbetaling van de oorspronkelijke aandelenaankoop à € 1.503,-. [33] Daarnaast hebben [medeverdachte 2] en een vriend van hem de eigendom verkregen van twee kavels met chalet op de camping in Lathum [34] die hen uiteindelijk een winst van € 23.250,- opleverde nadat [betrokkene 1] de camping weer had teruggekocht. [35] Tevens stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] , daags na de dividenduitkering aan [bedrijf 2] , een cheque voor een bedrag van € 179.000,- heeft ontvangen. [36]
Al met al overweegt de rechtbank dat [medeverdachte 2] bij de uitkoop uit [bedrijf 2] veel meer heeft ontvangen dan de ingebrachte € 135.000,-.
Vervolgens is in de verklaringen van [medeverdachte 1] te lezen dat [medeverdachte 1] degene is geweest die de aantekening heeft gemaakt tijdens een van de gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] over de uitkoop van [medeverdachte 2] . Hij haalt uit de aantekeningen dat [medeverdachte 2] 210 zwart heeft geïnvesteerd en [voornaam verdachte] 100 zwart. [37]
De verdediging heeft de inhoud van deze verklaring ter discussie gesteld nu [medeverdachte 1] ten overstaan van de rechter-commissaris en ter zitting heeft aangegeven dat de aantekeningen uit een gesprek zijn, waarvan hij de tijdslijn niet meer weet, alsmede dat hij binnen [bedrijf 1] geen rare geldstromen heeft aangetroffen; de aantekeningen zagen volgens [verdachte] op voorstellen om [medeverdachte 2] uit te kopen.
De rechtbank gaat hierin niet mee. [medeverdachte 1] heeft dan wel na zijn politieverklaringen verklaard dat hij de aantekeningen niet meer in context en tijd kan plaatsen en dat hij zijn verklaringen bij de politie onder druk heeft afgelegd, maar dat [medeverdachte 1] daadwerkelijk onder druk is gezet door verbalisanten is echter op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Tevens heeft [medeverdachte 1] ten overstaan van de rechter-commissaris en ter terechtzitting niet verklaard dat de verklaringen die hij bij de politie heeft afgelegd, onjuist waren; hij heeft enkel verklaard dat hij ten tijde van het verhoor bij de rechter-commissaris en ten tijde van de terechtzitting de aantekening niet meer in context en tijd kan plaatsen.
Tevens heeft de verdediging de inhoud van de aantekening ter discussie gesteld door aan te voeren dat de aantekening een tegenvoorstel van [medeverdachte 2] behelsde nadat [verdachte] hem had voorgesteld hem drie kavels van [naam locatie] 13 met chalets te geven, zijn inbreng van
€ 135.000,- terug te betalen en een bedrag aan openstaande facturen à € 51.600,-. [medeverdachte 2] was namelijk met een nieuwe investeerder gekomen die [medeverdachte 2] (wit) de lening van € 135.000,- zou terugbetalen en hem verder met zwart geld zou uitkopen voor een bedrag van € 210.000,-.
De rechtbank constateert dat [verdachte] pas ter terechtzitting van 17 september 2012 met deze verklaring is gekomen nadat hij ten overstaan van verbalisanten en de rechter-commissaris andersluidend heeft verklaard en niets heeft gezegd over een externe investeerder. De rechtbank acht de verklaring alsmede de aangevoerde reden van het late moment van de verklaring - de sepotbeslissing in de strafzaak tegen [medeverdachte 2] - onaannemelijk. De verklaring vindt ook geen steun in objectieve bewijsmiddelen.
Alles overwegend, ziet de rechtbank in de politieverklaring van [medeverdachte 1] in combinatie met de geldstromen in de richting van [medeverdachte 2] , voldoende steun voor het oordeel dat de aantekening ziet op een zwarte investering door [verdachte] en [medeverdachte 2] in [bedrijf 2] . Over de herkomst van bedragen van € 100.000,- en € 210.000,- is verder niets bekend behalve de vermelding ‘zw’ in combinatie met ‘wit’. Naar het oordeel van de rechtbank is die vermelding voldoende steun voor het oordeel dat het hier gaat om geld dat afkomstig is van enig misdrijf.
Door vermenging met het geldbedrag dat in totaal is geleend van [betrokkene 8] , is het gehele kapitaal van [bedrijf 2] en dus van [bedrijf 1] besmet geraakt. Het gedeelte dat van misdrijf afkomstig is, is immers groter dan het legaal geleende bedrag van in totaal € 270.000,-.
Vervolgens zijn met dit besmette geld de investeringen in de kavels met chalets gedaan en is daarmee winst gemaakt binnen [bedrijf 1] .
"
6.7
Ten aanzien van het feit op parketnummer 05/702340-10
De volgende feiten kunnen op grond van de gebezigde bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan.
[bedrijf 2] (hierna [bedrijf 2] ), een Spaanse besloten vennootschap met als aandeelhouders [verdachte] en [medeverdachte 2] , werd op 24 mei 2005 enig aandeelhoudster van [bedrijf 1] (hierna [bedrijf 1] ), een besloten vennootschap gevestigd te Ede. Op 8 juni 2005 werd twee maal € 135.000 ten titel van lening overgemaakt van [bedrijf 2] naar de bankrekening van [bedrijf 1] . Op 30 juni 2005 kocht [bedrijf 1] recreatie-eenheden op een camping in Lathum voor
€ 133.427 excl. k.k. In de periode van 2005 tot en met 2008 heeft [bedrijf 1] een bedrag van
€ 256.219,33 geïnvesteerd in de aankoop van 23 chalets en € 115.118,08 aan overige investeringen voor de inrichting van de kavels. Deze cijfers zijn althans vermeld in de jaarrekeningen 2005, 2006 en 2007 van [bedrijf 1] .
Het administratiekantoor van [medeverdachte 1] te Ede heeft over de jaren 2005, 2006 en 2007 de jaarrekeningen opgesteld voor [bedrijf 1] . [medeverdachte 1] was in de periode van juni 2005 tot en met 7 april 2008 directeur van [bedrijf 1] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de feitelijke leiding van [bedrijf 1] bij
[verdachte] lag.
6.7.1
Standpunt advocaat-generaal
Door het niet opnemen van de investering met zwart geld in [bedrijf 1] , zijn de jaarrekeningen van deze onderneming vals opgemaakt. Nu [verdachte] heeft verklaard dat hij de gegevens die nodig waren voor het opstellen van de jaarrekeningen heeft aangeleverd, is daarmee voldoende bewijs geleverd voor het medeplegen van het valselijk opmaken van de jaarrekeningen.
6.7.2
Standpunt verdediging
Er is geen investering met zwart geld gedaan in [bedrijf 1] en derhalve kunnen de jaarrekeningen ook niet valselijk zijn opgemaakt. [verdachte] dient te worden vrijgesproken.
6.7.3
Overwegingen van het hof
Het hof heeft de vraag te beantwoorden of er zwart geld is geïnvesteerd in [bedrijf 1] , en of verdachte hiervan op de hoogte was en daarom (in vereniging met [medeverdachte 1] ) de jaarrekeningen valselijk heeft opgemaakt.
De financiële verslagen over 2005, 2006 en 2007 bestaan uit de balans per 31 december van het betrokken jaar, de winst- en verliesrekening over het betrokken jaar en de toelichtingen daarop. Gelet hierop zijn deze financiële verslagen aan te merken als jaarrekening.
Bij [medeverdachte 1] is, tijdens een doorzoeking, een aantekening aangetroffen, met daarop de vermelding:
‘ [voornaam medeverdachte 2] [voornaam verdachte]
135 (wit) 135 (wit)
210(zw) 100(zw)’
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij deze aantekening in februari 2006 tijdens een gesprek met [verdachte] en [voornaam medeverdachte 2] [medeverdachte 2] heeft gemaakt.
Bij het verhoor van [medeverdachte 1] door de politie op 30 november 2009 (p. 6708) over de hiervoor genoemde aantekening hebben de verbalisanten aan hem gevraagd: “
Als we uit de notitie halen van [bedrijf 1] m.b.t. 135 wit en 210 Zw, waar staat Zw dan voor?” [medeverdachte 1] heeft daarop geantwoord: “
Dan staat Zw voor zwart naar mijn mening.
Voorts heeft [medeverdachte 1] verklaard:

Dit gaat over een gespreksnotitie tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] waar ik bij was. Ik heb dit genotuleerd. Hier wordt gesproken over de onderlinge financiële situatie tussen die twee. De 210 gaat over Spanje. Uit de aantekeningen haal ik dat [voornaam medeverdachte 2] 210 zwart heeft geïnvesteerd en [voornaam verdachte] 100 Zw. Hiermee wordt bedoeld dat er € 210.000 door [voornaam medeverdachte 2] en€ 100,000 door [voornaam verdachte] zwart werden geïnvesteerd. Dit is mij door [voornaam medeverdachte 2] en [voornaam verdachte] tijdens dit gesprek verteld”.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat dat er geen geloof gehecht kan worden aan de verklaring zoals die door [medeverdachte 1] is afgelegd met betrekking tot de bij hem gevonden aantekening. De verdediging stelt daartoe onder meer dat door [medeverdachte 1] is aangegeven dat hij door de verbalisanten onder druk zou zijn gezet.
Het hof verwerpt dit verweer.
Door de verdediging zijn geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd, waaruit afgeleid zou kunnen worden dat de verhoren van [medeverdachte 1] door de verbalisanten op ongeoorloofde wijze beïnvloed dan wel gestuurd zouden zijn. De niet nader onderbouwde stelling dat de verbalisanten het verhaal met betrekking tot verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 3] rond wilden krijgen, is onvoldoende om te kunnen leiden tot het oordeel dat geen sprake was van een voldoende objectief en gedegen onderzoek gericht op de waarheidsvinding. Het hof is niet van het voorhouden van onjuiste feiten en/of omstandigheden bij het verhoor van [medeverdachte 1] gebleken.
Dat bij het verhoor van [medeverdachte 1] sprake zou kunnen zijn geweest van enige druk is begrijpelijk in het licht van het zoeken naar de waarheid. Dit wordt anders indien er sprake zou zijn geweest van ontoelaatbare druk. Dit laatste is niet aannemelijk geworden. Bovendien blijkt uit het verdere verloop van het verhoor dat [medeverdachte 1] de vrijheid kreeg om zelf zijn antwoorden te bepalen. Het hof is dan ook van oordeel dat er geen reden is om de hiervoor aangehaalde verklaring van [medeverdachte 1] niet voor het bewijs te gebruiken. Het hof acht de gedetailleerde verklaring van [medeverdachte 1] ook voldoende betrouwbaar om deze tot bewijs te bezigen. Dat [medeverdachte 1] naderhand zijn verklaringen heeft afgezwakt of een andere uitleg aan bepaalde feiten en omstandigheden heeft gegeven, maakt dit oordeel niet anders.
In en aan de door [bedrijf 1] aangekochte chalets hebben aanzienlijke werkzaamheden plaats gevonden. Uit verklaringen van getuigen blijkt dat er opknap- en schilderwerkzaamheden hebben plaatsgevonden en dat er cv-installaties zijn vervangen/geplaatst. Van deze werkzaamheden zijn in de boekhouding van [bedrijf 1] in het algemeen geen facturen aangetroffen (met uitzondering van een enkele factuur [38] ). Deze investeringen/uitgaven zonder facturen zijn dan ook niet in de jaarrekeningen opgenomen. Daarnaast zijn er bij de chalets tuinhuisjes geplaatst. Ook van deze investeringen blijkt niet in de jaarrekeningen.
Deze investeringen zijn niet opgenomen in de jaarrekening 2005 en in de volgende jaarrekeningen ook niet gecorrigeerd.
Uit de jaarrekening over 2007 blijkt dat het eigen vermogen per 31 december 2007 van [bedrijf 1] € 49.273 bedroeg. In april 2008 is [bedrijf 1] verkocht voor € 905.000. Bij waardering van de goodwill zou een nog hogere meerwaarde moeten volgen.
Gelet op bovenstaande bevindingen en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat [medeverdachte 1] de jaarrekeningen over 2005, 2006 en 2007 bewust valselijk heeft opgemaakt. [medeverdachte 1] heeft de financiële verslagen namelijk als directeur van [bedrijf 1] en als boekhouder van [bedrijf 1] , op deze wijze laten opmaken respectievelijk opgemaakt, terwijl hij wetenschap had van de zwarte investeringen door [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Verdachte heeft aangegeven dat hij de gegevens die nodig waren voor het opmaken van de jaarrekening aan [medeverdachte 1] heeft aangeleverd. Het hof acht daarom een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte [verdachte] , en [medeverdachte 1] bewezen.
6.8
Conclusie
Gelet op het bovenstaande, in onderling(e) verband en samenhang bezien, acht het hof bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-901022-08 onder 1 primair, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 05-702340-10 tenlastegelegde heeft begaan.

7.Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-901022-08 onder 1 primair, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 05-702340-10 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.primair:

hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van januari 2004 tot en met 25 april 2008
te Wageningen en/of Lathum en/of eldersin Nederland en/of Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, heeft omgezet
een voorwerp/voorwerpen en/ofgeldbedrag
(en
),te weten
een bedrag van 100.000,-- euro en
/of
een
of meer anderegeldbedrag
en(welke niet in de boekhouding van het bedrijf [bedrijf 1] zijn terug te vinden,
waaronderte weten een bedrag van 210.000 euro, ingebracht via [medeverdachte 2] ), gebruikt voor de aanschaf van chalets en
/ofkavels, aangekocht via het bedrijf [bedrijf 1] (op een recreatieterrein in Lathum) en
/ofvoor de verbetering en/of inrichting van voornoemde kavels en/of chalets, door een aantal kavels en
/ofchalets (op een recreatieterrein in Lathum) aan te kopen via [bedrijf 1] en
/ofop te knappen en/of in te richten en - na investering daarin van onder andere genoemd bedrag van 100.000,-- euro en
/of
andere bedrag
en(welke niet in de boekhouding van [bedrijf 1] zijn terug te vinden,
waaronderte weten een bedrag van 210.000 euro, ingebracht door [medeverdachte 2] ) - te verkopen (al dan niet via een aandelenoverdracht van de aandelen van [bedrijf 1] ),
terwijl hij
/zijwist
(en)dat voornoemde geldbedrag
(en
)- onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig
was/waren;
2:hij in
of omstreeksde periode van 25 april 2008 tot en met 2 november 2009, te Wageningen en/of elders in Nederland en
/ofte Torrequebrada, Benalmadena en
/ofAltea
en/of te Villajoyosa en/of elders in Spanje, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, heeft verworven
en/of voorhanden heeft gehad en/of gebruik heeft gemaakt vaneen aantal
voorwerp
(en
),te weten
- een woning in Torrequebrada, Benalmadena en
/of
- een woning in Altea en
/of
- een Mercedes-Benz AMG 55 SL en
/of
- een Mercedes CLS 320 en
/of
- een Hyundai Santa Fe en
/of
- een BMW X5 en
/of
- een waterscooter, merk Sae Doo en/of
- een scooter merk Kimco en
/of
- een bedrijfshal gelegen aan de Kortestraat 10 in Wageningen,
welke geheel of deels, middellijk of onmiddellijk afkomstig waren
/zijnuit enig misdrijf (immers gekocht/aangeschaft met geld afkomstig uit de verkoop van chalets en
/ofkavels, terwijl deze kavels en
/ofchalets geheel of deels zijn aangeschaft en
/ofverbeterd en/of ingericht met uit enig misdrijf afkomstig geld),
terwijl hij
/zijwist
(en)dat voornoemde voorwerpen middellijk of onmiddellijk afkomstig
is/zijn uit enig misdrijf;
3:hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van de maand januari 2004 tot en met 25 april 2008 te
Wageningen en/ofLathum
en/of elders in Nederland en/of Spanje, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,
(telkens
)heeft omgezet
een voorwerp/een aantal voorwerpen, te weten
een aantal
geldbedragen van
130.000,-- euro
en/of 27.500,-- euroen
/of
6.000,-- euro en
/of
25.000,-- euro (aankoop chalet [betrokkene 2] ) en
/of
48.000,-- euro en/of
35.000,-- euro en
/of33.050,-- euro en
/of
25.000,-- euro
(kantoorchalet) en/of 3500,-- euro,
althans enig geldbedrag,
gebruikt voor de aanschaf van chalets en
/ofkavels (op een recreatieterrein in Lathum, [naam locatie] 11, nummer 4; [naam locatie] 13, 8 t/m 13, [naam locatie] 11, 3, [naam locatie] 3, nr. 24, [naam locatie] 4, 43, een steenstrip chalet en
/ofeen kantoorchalet) en
/ofvoor de verbetering en/of
inrichting van voornoemde kavels en
/ofchalets, deze eerst aan te kopen en/of op te knappen en/of in te richten en - na investering daarin van genoemde bedragen,
althans enig bedrag- deze te verkopen, terwijl hij
/zijwist
(en)dat voornoemde geldbedrag
(en
)
- onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig
was/waren;
Zaak met parketnummer 05-702340-10 (gevoegd):
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 01 januari 2005 tot en met 7 april 2008 te
Wageningen en/ofEde
en/of te Bennekom,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,
(telkens
) een aantal financiële verslagen en/of
een aantal jaarrekeningen over de jaren 2005 en
/of2006 en
/of2007 van het bedrijf [bedrijf 1] , - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -,
valselijk heeft opgemaakt
of vervalst, met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door
(telkens
)
opzettelijk
valselijk en/ofin strijd met de waarheid in die
financiële verslagen en/ofjaarrekeningen over voormelde jaren van het bedrijf [bedrijf 1] niet te vermelden
en/of niet op te nemen
en/of niet te verrekenen een bedrag van 100.000,-- euro en
/ofeen aantal andere geldbedragen welke zijn geïnvesteerd in kavels en
/ofchalets op een recreatieterrein in Lathum.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

8.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 05-901022-08 onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde levert op (telkens):
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 05-702340-10 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

9.Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

10.Oplegging van straf en/of maatregel

10.1
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis met aftrek van de tijd door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebracht. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof ten aanzien van het beslag conform de beslissing van de rechtbank zal beslissen, met dien verstande dat indien de te verbeurd verklaren goederen zijn verkocht de opbrengst van die voorwerpen zal worden verbeurdverklaard.
10.2
Standpunt verdediging
Bij de strafmaat dient rekening gehouden te worden met een forse overschrijding van de redelijke termijn. Die termijn is aangevangen op 2 november 2009 en eerst ruim zeven en een half jaar later zal het hof arrest wijzen. Gelet hierop stelt de verdediging zich op het standpunt dat indien het hof tot een strafoplegging komt, deze van een zodanig modaliteit dient te zijn dat verdachte niet wederom gedetineerd zal geraken.
10.3
Beoordeling hof.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan witwassen. Verdachte beschikte over illegale gelden die hij vervolgens, hetzij privé, hetzij zakelijk, heeft geïnvesteerd in de aankoop van chalets en kavels op een camping. Met de verhuur en verkoop van deze chalets heeft verdachte vervolgens winst gegenereerd. Van deze winst heeft verdachte goederen aangekocht. Over het totaal gaat het om een fors geldbedrag.
Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en heeft een ontwrichtend effect op de samenleving. Het gaat hier dus om een ernstig feit.
Door de zakelijke investeringen niet juist in de administratie van zijn onderneming te verwerken, heeft verdachte tevens valsheid in geschrift gepleegd. Hierdoor heeft verdachte het vertrouwen geschaad dat in het algemeen in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in het gebruik van geschriften die tot bewijs dienen.
Naar het oordeel van het hof doet de door advocaat-generaal gevorderde en door de verdediging bepleite straf geen recht aan de ernst van de feiten.
Het hof is van oordeel dat voor afdoening van de bewezenverklaarde feiten niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij is rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Een geheel voorwaardelijke straf als door de raadsman bepleit, doet naar het oordeel van het hof geenszins recht aan de bijzondere ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Het hof is met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat de behandeling van deze zaak te lang heeft geduurd. In deze zaak is verdachte voor het eerst door de politie verhoord op 2 november 2009. Die dag geldt als de dag waarop de op redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. Verdachte heeft vanaf dat moment kunnen verwachten dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. Het vonnis in deze zaak is door de rechtbank gewezen op 2 oktober 2012. Hierdoor is de redelijke termijn als genoemd in artikel 6 EVRM in eerst aanleg met ruim een jaar overschreden. Tussen het instellen van het hoger beroep op 11 oktober 2012 en de uitspraak van heden is een periode van vier jaren en vijf maanden gelegen. Een gering deel van voornoemde overschrijdingen is aan verdachte/de verdediging te wijten geweest maar voor een groot deel van de overschrijding is dit niet het geval. Dit moet leiden tot aanzienlijke strafvermindering. Daarnaast houdt het hof rekening met de ouderdom van de feiten en met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Alles afwegende acht het hof, mede gelet op de ouderdom van de zaak, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf (12) maanden in beginsel een passende straf. Gelet op de hiervoor vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn zal het hof daarvan een deel, groot drie (3) maanden gevangenisstraf, in voorwaardelijke vorm opleggen met een proeftijd van twee jaar.
Het hof is zich terdege bewust van de mogelijke negatieve gevolgen van een vrijheidsstraf voor de baan van verdachte, maar acht die omstandigheid niet zo zwaarwegend dat verdachte om die reden voor een andere en lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf in aanmerking zou moeten komen.

11.Beslag

De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de goederen 1, 2 en 3 op de aangehechte beslaglijst dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Het hof overweegt voorts dat de na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen 2a, 65a, 74a, 75a, 80a, 86a, 87a en 92a op de aangehechte beslaglijst, die toebehoren aan verdachte, voorwerpen zijn met betrekking tot welke het onder 2 ten laste gelegd feit is begaan. Het hof zal deze voorwerpen verbeurd verklaren, met dien verstande dat, indien de te verbeurd te verklaren goederen mochten zijn verkocht, de opbrengst daarvan zal worden verbeurdverklaard.
Het hof overweegt tot slot dat het beslag ex artikel 94 Sv dat rust op het in beslag genomen voorwerp 66a op de aangehechte beslaglijst dient te worden opgeheven. Gelet op het strafvorderlijk beslag ex artikel 94a Sv dat op het voorwerp rust, is teruggave aan verdachte niet aan de orde.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 63, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-901022-08 onder 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-901022-08 onder 1 primair, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 05-702340-10 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-901022-08 onder 1 primair, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 05-702340-10 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maandenmet aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heftop het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Beveeltde onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen 1, 2 en 3 van de aangehechte beslaglijst.
Verklaartverbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen 2a, 65a, 74a, 75a, 80a, 86a, 87a en 92a van de aangehechte beslaglijst., met dien verstande dat indien de te verbeurd te verklaren goederen zijn verkocht de opbrengst daarvan zal worden verbeurdverklaard.
Heftop het beslag rustende op voorwerp 66a van de aangehechte beslaglijst.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. T.M.L. Wolters en mr. H. Heins, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink, griffier,
en op 12 april 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wolters is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 april 2017.
Tegenwoordig:
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. H. Heins en A.J. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van T.M.M. van Lieshout-Witjes, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J.W.M. Grimbergen, advocaat-generaal.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte
[verdachte],
geboren te Wageningen op [1964] ,
wonende te [woonplaats] .
is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, team Zandraket, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 09-001529, gesloten op 29 april 2010 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het schriftelijk bescheid, zijnde een overeenkomst, opgenomen als bijlage 25 van zaaksdossier 5, p. 4793 ev.
3.De schriftelijke bescheiden, zijnde een korte vertaling van een Spaanstalige notariële akte, opgenomen als bijlage 1 van zaaksdossier 6, p. 6261 ev.
4.Het schriftelijk bescheid, zijnde een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel, opgenomen als bijlage 2 van zaaksdossier 6, p. 6273.
5.Het schriftelijk bescheid, zijnde een factuur, opgenomen als bijlage 4 van zaaksdossier 6, p. 6282.
6.Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, opgenomen als bijlage 2 bij zaaksdossier 5, p. 4532 ev., hier in het bijzonder p. 4537.
7.De verklaring van [verdachte] , zoals afgelegd ter terechtzitting van 17 september 2012.
8.Het schriftelijk bescheid, zijnde een factuur, opgenomen als bijlage 1 bij zaaksdossier 5, p. 4518.
9.Het schriftelijk bescheid, zijnde een factuur, opgenomen als bijlage 43 bij zaaksdossier 5, p. 4948.
10.Het schriftelijk bescheid, zijnde een overeenkomst, opgenomen als bijlage 61 bij zaaksdossier 5, p. 5175.
11.De verklaring van [verdachte] , zoals afgelegd ter terechtzitting van 17 september 2012.
12.Het schriftelijk bescheid, zijnde een factuur, opgenomen als bijlage 73 bij zaaksdossier 5, p. 5312.
13.De schriftelijke bescheiden, zijnde aantekeningen, opgenomen als bijlage 73 bij zaaksdossier 5, p. 5313.
14.Het schriftelijk bescheid, zijnde aantekeningen, opgenomen als bijlage 82 bij zaaksdossier 5, p. 5371.
15.De schriftelijke bescheiden, zijnde een akte van levering en een nota van afrekening, opgenomen als bijlagen 97 en 107 bij zaaksdossier 5, p. 5530 en p. 5613.
16.Het schriftelijk bescheid, zijnde aantekeningen, opgenomen als bijlage 73 bij zaaksdossier 5, p. 5313.
17.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting, d.d. 17 september 2012.
18.Het proces-verbaal van verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris van getuige [betrokkene 7] , d.d. 9 juni 2011, p. 3.
19.Het schriftelijk bescheid, zijnde een berekening, opgenomen als bijlage 82 van zaaksdossier 5, p. 5371.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als AH 731.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als AH 410.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als bijlage AH 687.
23.Het schriftelijk bescheid, zijnde een uittreksel van het register van de Kamer van Koophandel, opgenomen als bijlage 2, p. 6273.
24.Het proces-verbaal van verhoor, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] , opgenomen als bijlage 5 van zaaksdossier 6, p. 6287.
25.De schriftelijke bescheiden, zijnde bankafschriften, opgenomen als bijlage 14 van zaaksdossier 6, p. 6466.
26.Het schriftelijk bescheid, zijnde een schuldbekentenis, opgenomen als bijlage 12 van zaaksdossier 6, p. 6447.
27.Het schriftelijk bescheid, zijnde een bankafschrift, opgenomen als bijlage 23 van zaaksdossier 6, p. 6587.
28.Het schriftelijk bescheid, zijnde een leveringsakte, opgenomen als bijlage 24 van zaaksdossier 6, p. 6589 ev.
29.Het schriftelijk bescheid, zijnde een akte van aandelenlevering, opgenomen als bijlage 69 van zaaksdossier 6, p. 7208.
30.Het stamproces-verbaal van zaaksdossier 6, p. 6235.
31.Het schriftelijk bescheid, zijnde een aantekening, opgenomen als bijlage 29 van zaaksdossier 6, p. 6668.
32.De schriftelijke bescheiden, zijnde aantekeningen, opgenomen als bijlagen 29 en 30 van zaaksdossier 6, p. 6668 en p. 6670 in combinatie met het stamproces-verbaal van zaaksdossier 6, p. 6238.
33.Het schriftelijk bescheid, zijnde een bankafschrift, opgenomen als bijlage 37 van zaaksdossier 6, p. 6825.
34.De schriftelijke bescheiden, zijnde facturen, opgenomen als bijlagen 38 en 40 van zaaksdossier 6, p. 6828 en p. 6850.
35.De schriftelijke bescheiden, zijnde facturen, opgenomen als bijlage 45 en 46 van zaaksdossier 6, p. 6887 en p. 6889.
36.Het schriftelijk bescheid, zijnde Spaanse bankgegevens, opgenomen als bijlage 48 bij zaaksdossier 6, p. 6894.
37.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , opgenomen als bijlage 33 van zaaksdossier 6, p. 6709
38.Zie dossier pagina 6248 waar wordt vermeld dat er van het schilders- en onderhoudsbedrijf v/d Vegt slechts een factuur ad € 540,= is aangetroffen.