6.5Nadere overweging hof.
Kort voor de behandeling ter terechtzitting van het hof op 15 maart 2017 heeft de verdediging aan het hof een aantal bescheiden van verdachte doen toekomen die de berekening van het startkapitaal zouden onderbouwen. Het hof kent aan deze bescheiden niet de bewijswaarde toe die verdachte en de verdediging daaraan blijkbaar gehecht willen zien. Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat verdachte op 1 januari 2014 een negatief kassaldo had. Verdachte tracht met de overgelegde bescheiden kennelijk aan te tonen dat hij over een positief kassaldo van
NLG 250.000 beschikte, deels omdat hij door zijn autohandel de beschikking had over zwart geld dat hij niet heeft opgegeven aan de fiscus. Het overige geld zou verkregen zijn uit de overwaarde van de verkoop van het huis in Lienden en de meerwaarden van de hypotheken. Wat hier verder ook van zij, door zwart geld (en derhalve dus fiscaal niet verantwoord geld) en de mogelijk legaal verkregen gelden gezamenlijk te gebruiken voor de aankoop van chalets is dit aankoopgeld door vermenging crimineel geld geworden. Het hof zal daarom evenals de rechtbank de kasopstelling als uitgangspunt nemen.
6.6
De rechtbank heeft voorts het volgende overwogen.
Bewezenverklaring feit 3 van parketnummer 05/901022-08:
Feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In 2004 werden vanuit de contante kas van [verdachte] en [medeverdachte 3] de volgende transacties gedaan:
-
op 15 mei 2004 een contante betaling van € 17.500,- voor het chalet van [betrokkene 3] , de vrouw van [betrokkene 4] , op [naam locatie] 11, kavel 4 op de camping te Lathum;
-
op 3 juni 2004 een contante betaling van € 12.500,- voor een steenstripchalet zalm op [naam locatie] 8, kavel 100 op de camping in Lathum;
-
op 4 juni 2004 en 2 augustus 2008 tweemaal een contante betaling van € 45.000,- voor het boerderijchalet, te plaatsen op [naam locatie] 11, kavel 3 op de camping te Lathum;
op 11 juni 2004 een eerste contante aanbetaling van € 5.000,- en op 14 december 2004 een tweede contante aanbetaling van € 5.000,- voor een steenstripchalet van [betrokkene 5] , geplaatst op [naam locatie] 13, kavel 8 op de camping te Lathum;
op 25 augustus 2004 een eerste aanbetaling van € 77.500,-, voor vijf chalets, bedoeld voor [naam locatie] 13, kavels 8 tot en met 13 op de camping in Lathum, verrekend met de ontvangst van contant geld uit de verkoop van het boerderijchalet aan [betrokkene 6] ;
op 4 september 2004 een tweede contante aanbetaling van € 15.000,- voor vijf chalets, bedoeld voor [naam locatie] 13, kavels 8 tot en met 13 op de camping te Lathum.
In totaal is in 2004 een bedrag van € 145.000,- voor de aanschaf van chalets uit de kas gevloeid. Op 2 juni 2004 is een contant bedrag van € 15.000,- in de kas gestort, zijnde de eerste aanbetaling door [betrokkene 6] voor het chalet, bestemd voor [naam locatie] 11, kavel 3. [verdachte] en [medeverdachte 3] hebben aldus € 130.000,- contant betaald voor de aanschaf van chalets voor in ieder geval de ten laste gelegde kavels [naam locatie] 11, kavel 3 en kavel 4 en [naam locatie] 13, kavels 8 tot en met 13.
In 2005 werden vanuit de contante kas van [verdachte] en [medeverdachte 3] de volgende transacties gedaan:
-
een contante betaling van € 25.000,- aan een derde voor het chalet op het caravanpark [naam park] van [betrokkene 2] ;
-
de aanschaf van een chalet op [naam locatie] 3, kavel 24 op de camping te Lathum voor in ieder geval de waarde van een BMW 530 à € 35.000,-.
In 2006 werden vanuit de contante kas van [verdachte] en [medeverdachte 3] de volgende transacties gedaan:
-
op 10 april 2004 een contante betaling van € 5.950,- voor het kantoorchalet van [betrokkene 7] op de camping te Lathum;
-
in totaal een contante betaling van ongeveer € 27.100,- aan materiaalkosten en arbeidskosten voor de verbouwing van het kantoorchalet;
-
een contante betaling van € 25.000,- voor een steenstripchalet, bestemd voor de [naam locatie] 4, kavel 43.
Op 17 april 2008 kocht [betrokkene 1] voor een prijs van € 800.000,- de kavels en chalets van [verdachte] op de camping te Lathum.
Standpunt officier van justitie
Over 2004:
[verdachte] en [medeverdachte 3] hebben in 2004 een contant bedrag van € 130.000,- betaald voor de aanschaf van chalets op de camping te Lathum. De officier van justitie gaat in de verklaring van [verdachte] mee waar hij verklaarde dat hij daadwerkelijk € 17.500,- voor het chalet van [betrokkene 3] heeft betaald en niet de € 45.000,- waar de verbalisanten vanuit zijn gegaan vanwege de politieverklaring van [betrokkene 4] . Tevens gaat de officier van justitie mee in de verklaring van [verdachte] dat hij € 6.000,- heeft geïnvesteerd in de verbouwing van de chalets in plaats van
€ 51.000,-. Een compensatie van € 27.500,- + € 45.000,- = € 72.500,- is op zijn plaats.
Over 2005:
De contante betaling van € 25.000,- wordt door [verdachte] niet betwist. Hij voert alleen aan dat hij het chalet heeft verkocht en daarvoor in ieder geval € 20.000,- heeft ontvangen. Deze
€ 20.000,- is echter al verrekend in de kasopstelling, dus de officier van justitie ziet geen aanleiding voor enige compensatie voor dit bedrag in de kasopstelling.
De betaling van € 35.000,- aan [betrokkene 1] wordt eveneens niet betwist door [verdachte] en kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden. [verdachte] moet daarnaast nog meer betaald hebben, maar het is niet te achterhalen hoeveel dit is geweest. Er dient een compensatie plaats te vinden voor de post van € 48.000,- die in de kasopstelling is meegenomen als contante betaling.
Over 2006:
De verklaring van [verdachte] dat hij € 5.950,- voor het chalet aan [betrokkene 7] heeft betaald, wordt ondersteund door verklaringen van getuigen, zoals afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris. Er kan een compensatie van € 12.050,- worden toegepast.
Bijlage 82 van zaaksdossier 5 laat voldoende duidelijk zien dat [verdachte] daadwerkelijk
€ 25.000,- heeft geïnvesteerd in een steenstripchalet. Daarbij komt dat de bijbetaling die op de factuur is bijgeschreven die [verdachte] als onderbouwing heeft overgelegd, niet terugkomt op de factuur die in de administratie van de verkoper van het chalet is teruggevonden. Het lijkt alsof hiermee het aankoopbedrag door middel van een constructie wordt verminderd.
Standpunt verdediging
Over 2004:
De verdediging heeft gemotiveerd aangegeven waarom het bedrag van €27.500,- niet is geïnvesteerd in het chalet van [betrokkene 3] en waarom niet € 51.000,- is geïnvesteerd in de inrichting van de chalets van [naam locatie] 13, kavel 8 tot en met 13, maar € 6.000,-.
Over 2005:
De contante betaling voor het chalet van [betrokkene 2] heeft [verdachte] pas gedaan nadat hij het chalet had doorverkocht en de verkoopprijs had ontvangen van de koper. Dit bedrag is dus ten onrechte als een contante uitgave in de kasopstelling meegenomen.
[verdachte] heeft inderdaad het chalet op [naam locatie] 3, kavel 24 gekocht. Omdat hij zelf geen geld meer had, heeft hij zijn BMW 530 die hij een paar weken daarvoor had aangeschaft, verkocht aan [betrokkene 9] in Spanje. Nadat hij van [betrokkene 9] het geld had ontvangen, heeft hij het chalet betaald. De contante betaling van € 35.000,- is ten onrechte in de kasopstelling meegenomen. Van een contante betaling van € 48.000,- is nooit sprake geweest, [verdachte] heeft € 35.000,- voor het chalet betaald.
Over 2006:
De kasopstelling dient te worden verminderd met € 12.050,- nu de verklaring van [verdachte] dat hij maar € 5.950,- voor het kantoorchalet heeft betaald, voldoende wordt ondersteund. Het kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat [verdachte] € 45.100,- heeft witgewassen.
Over het steenstripchalet heeft [verdachte] verklaard dat hij voor [betrokkene 10] een chalet op een kavel aan het water zou regelen. Hiertoe had hij een chalet aangekocht en had hij een kavel geregeld. Uiteindelijk kwam het erop neer dat [betrokkene 10] het aankoopbedrag van de kavel met chalet niet kon betalen. De heren zijn toen overeengekomen dat [betrokkene 10] de winst die [verdachte] met deze constructie zou maken, betaalde en dat ze samen de kavel met chalet zouden verkopen en het geld zouden verdelen. Dit maakt dat in de € 25.000,- die [verdachte] in het chalet heeft gestopt, een bedrag van € 16.500,- aan winst, betaald door [betrokkene 10] zat.
Beoordeling rechtbank
Over 2004:
De rechtbank volgt de officier van justitie en de verdediging en zal een compensatie toepassen van € 45.000,- aan teveel gerekend aan inrichtingskosten en € 27.500,- teveel berekend voor de aanschaf van het chalet van [betrokkene 3] .
De feiten laten zien dat [verdachte] en [medeverdachte 3] over 2004 een bedrag van € 130.000,- +
€ 6.000,- contant hebben uitgegeven aan de aanschaf van chalets en de verbetering ervan. In het licht van het negatieve kassaldo op 1 januari 2004 kan een dergelijke uitgave niet worden verklaard.
In 2004 hebben [verdachte] en [medeverdachte 3] € 32.903,- contant in de kas laten vloeien en is er
€ 167.135,- uitgevloeid. Het kassaldo van eind 2004 dient te worden vastgesteld op -
€ 150.725,-.
Over 2005:
[verdachte] heeft de contante betaling van € 25.000,- voor het chalet van [betrokkene 2] niet betwist. De rechtbank volgt de officier van justitie waar hij aanvoert dat in de kasopstelling rekening is gehouden met de contante opname van € 20.000,- in het voordeel van [verdachte] . Immers is deze opname terug te vinden op p. 4549 van het dossier. Voor een compensatie van dat bedrag is dan ook geen plaats.
Over de aanschaf van het chalet op [naam locatie] 3, kavel 24 heeft [verdachte] verklaard dat hij dit chalet kon kopen omdat hij zijn BMW had verkocht voor € 35.000,-. Verdachte had die BMW een paar weken eerder aangeschaft met contant geld, afkomstig van de huuropbrengsten van andere chalets. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zodoende het chalet heeft betaald uit illegale huuropbrengsten nu de chalets die hij heeft verhuurd in 2004 zijn aangeschaft met gelden waarover hij toen niet legaal kon beschikken. Van legale inkomsten uit de autohandel is in het dossier onvoldoende gebleken.
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet te achterhalen is of [verdachte] meer dan € 35.000,- heeft betaald voor het chalet. De rechtbank zal aldus een compensatie van € 48.000,- toepassen.
Het bovenstaande over 2005 laat zien dat [verdachte] € 25.000,- en € 35.000,- contant heeft uitgegeven vanuit zijn privékas met [medeverdachte 3] , terwijl het kassaldo daartoe niet toereikend was.
In 2005 hebben [verdachte] en [medeverdachte 3] € 49.470,- aan contant geld in de kas gestopt. In totaal is er € 218.185,- contant uitgegeven. Daarmee komt het kassaldo van eind 2005 op afgerond- € 319.440,-.
Over 2006:
De rechtbank is van oordeel dat voor het ten laste gelegde bedrag van € 3.500,- uit het dossier en ter terechtzitting onvoldoende naar voren is gekomen waaruit kan worden achterhaald wanneer dit bedrag is uitgegeven, waaraan en door wie. Ook komt het bedrag ogenschijnlijk niet terug in de kasopstelling.
De verdenking dat [verdachte] € 45.100,- heeft betaald voor het kantoorchalet is gebaseerd op aantekeningen van hemzelf waarop te zien is dat hij € 18.000,- voor het chalet rekende en de overige kosten voor de verbouwing van het chalet.[verdachte] heeft hierover verklaard dat deze aantekeningen bedoeld waren om onder elkaar te zetten wat het chalet voor hem waard zou zijn. Hij kwam uit op een waarde van € 18.000,- voor het chalet. Feitelijk heeft hij € 5.950,- voor het chalet betaald.[betrokkene 7] heeft in dat kader verklaard dat hij € 5.000,- excl. BTW van [verdachte] heeft ontvangen.De rechtbank acht daarmee voldoende onderbouwd dat [verdachte] maar € 5.950,- heeft betaald voor de aanschaf van het chalet van [betrokkene 7] en dat de contante uitgaven voor dit chalet vastgesteld moeten worden op € 33.050,- in plaats van
€ 45.100,-.
Over het chalet op [naam locatie] 4, kavel 43, het zogenaamde steenstripchalet, heeft [verdachte] een verklaring afgelegd die niet wordt onderbouwd door stukken of getuigenverklaringen. De redenering van de verbalisanten dat [verdachte] € 25.000,- heeft besteed aan de constructie wordt wel ondersteund en wel door bijlage 82, zijnde een aantekening/berekening.
Dat maakt dat [verdachte] in 2006 € 33.050,- en € 25.000,- heeft uitgegeven aan de aanschaf van chalets en de verbetering ervan. Dit terwijl het kassaldo begin 2006 is vastgesteld op, afgerond,
- € 319.440,-.
In 2006 is de contante kas gevuld door een opname van € 3.855,-. Er is € 59.550,- uitgegeven aan contant geld. Daarmee komt het kassaldo van eind 2006 op, afgerond, - € 375.135,-.
De vraag is dan of het geld waarmee de kavels, chalets en inrichting zijn betaald, van enig misdrijf afkomstig is.
In de bovenstaande overwegingen is te zien dat [verdachte] en [medeverdachte 3] over de jaren 2004, 2005 en 2006 aanzienlijk meer contant geld hebben omgezet in kavels en chalets en de inrichting ervan dan waarover zij konden beschikken, terwijl zij in 2004 al begonnen met een negatieve kas van - € 16.493,-.
Deze omstandigheid levert op zichzelf al een vermoeden van witwassen op. Daarbij komt dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode contacten onderhield met personen met criminele antecedenten op het gebied van de Opiumwet.Ook is de verdenking geverbaliseerd dat [verdachte] zich zelf bezig zou houden met (de handel in) verdovende middelen.Dit zijn witwastypologieën. Het dossier bevat bovendien een proces-verbaal betreffende zogenaamd ‘heimelijk gedrag’ van [verdachte] .Ter terechtzitting heeft [verdachte] op deze processen-verbaal niet inhoudelijk willen reageren.
[verdachte] heeft het negatieve kassaldo verklaard zoals hierboven weergegeven. Gelet op hetgeen de rechtbank over het startkapitaal en de verschillende transacties heeft overwogen, acht de rechtbank die verklaring onaannemelijk. Dit geldt ook voor het bestaan en/of de omvang van het zogenaamde zwarte potje. Dit betekent dat de herkomst van gelden niet te herleiden is tot verifieerbare, legale bronnen. Daarom kan het niet anders zijn dan dat het geld
- middellijk of onmiddellijk - onder de gegeven omstandigheden uit enig misdrijf afkomstig is.
Bewezenverklaring feit 1 primair van parketnummer 05/901022-08:
Feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[bedrijf 2] werd op 24 mei 2005 enig aandeelhouder van [bedrijf 1] , een vennootschap gevestigd te Ede.Het doel van [bedrijf 1] was het opkopen, opknappen, verhuren en verkopen van chalets. Binnen [bedrijf 1] deed vooral [verdachte] deze werkzaamheden.Begin juni 2005 werd tweemaal een bedrag van € 135.000,- op de Spaanse bankrekening van [bedrijf 2] gestort, zijnde twee leningen van W. [betrokkene 8] aan [verdachte] en [medeverdachte 2] om het aandelenkapitaal van [bedrijf 2] te verhogen.Op 8 juni 2005 werd dit bedrag overgemaakt van deze Spaanse bankrekening naar de bankrekening van [bedrijf 1] , rekeningnummer eindigend op 407.Op 30 juni 2005 kocht [bedrijf 1] 7 recreatie-eenheden op de camping in Lathum, te weten [naam locatie] 13, kavels 1 tot en met 7 voor € 133.427,- excl. k.k.
Op 25 april 2008 verkocht [bedrijf 2] het aandelenpakket in [bedrijf 1] en daarmee dus de chalets en kavels op de camping in Lathum aan [betrokkene 1] voor een bedrag van € 905.065,-.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gemotiveerd betoogd dat sprake is geweest van investeringen van zwart geld in [bedrijf 2] , gezien de gevonden aantekeningen van [medeverdachte 1] in combinatie met diens politieverklaringen. De officier van justitie schuift de verklaring van [verdachte] over de aantekeningen gemotiveerd ter zijde.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem primair en subsidiair ten laste is gelegd. De verdenking dat sprake is geweest van zwarte investeringen in [bedrijf 1] is enkel gestoeld op de aantekeningen van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris en ter terechtzitting de aantekening echter anders uitgelegd. En [verdachte] heeft gemotiveerd verklaard dat de aantekeningen zagen op een tegenvoorstel van [medeverdachte 2] .
Beoordeling rechtbank
De rechtbank wordt voor de vraag gesteld of [verdachte] en [medeverdachte 2] , naast de twee geldleningen à € 135.000,- eveneens zwart geld hebben geïnvesteerd in [bedrijf 2] , te weten een bedrag van € 100.000,- door [verdachte] en € 210.000,- door [medeverdachte 2] .
Allereerst constateert de rechtbank dat [bedrijf 1] € 100.000,- meer heeft geïnvesteerd in de handel in chalets dan kapitaal voorhanden was na de kapitaalstorting van in totaal € 270.000,-. In de periode van 2005 tot en met 2008 heeft [bedrijf 1] immers een bedrag van € 256.219,33 geïnvesteerd in de aankoop van 23 chalets en € 115.118,08 aan overige investeringen voor de inrichting van de kavels.Zijnde in totaal een bedrag van € 371.337,41.
Vervolgens is voor de beoordeling van deze vraag een aantekeningvan belang. Hierop is te zien:
‘ [voornaam medeverdachte 2] [voornaam verdachte]
135 (wit) 135 wit
210 (zw) 100 (zw)
Er zijn tevens meerdere gesprekken gevoerd over de uitkoop van [medeverdachte 2] en steeds werd uitgegaan van een bedrag van ongeveer € 345.000,-.
Vervolgens ziet de rechtbank in het dossier de volgende geldstromen terug.
Op 29 maart 2007 ontving [medeverdachte 2] een bedrag van € 136.503,- op zijn bankrekening, zijnde een optelsom van de geldlening van € 135.000,- en de terugbetaling van de oorspronkelijke aandelenaankoop à € 1.503,-.Daarnaast hebben [medeverdachte 2] en een vriend van hem de eigendom verkregen van twee kavels met chalet op de camping in Lathumdie hen uiteindelijk een winst van € 23.250,- opleverde nadat [betrokkene 1] de camping weer had teruggekocht.Tevens stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] , daags na de dividenduitkering aan [bedrijf 2] , een cheque voor een bedrag van € 179.000,- heeft ontvangen.
Al met al overweegt de rechtbank dat [medeverdachte 2] bij de uitkoop uit [bedrijf 2] veel meer heeft ontvangen dan de ingebrachte € 135.000,-.
Vervolgens is in de verklaringen van [medeverdachte 1] te lezen dat [medeverdachte 1] degene is geweest die de aantekening heeft gemaakt tijdens een van de gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] over de uitkoop van [medeverdachte 2] . Hij haalt uit de aantekeningen dat [medeverdachte 2] 210 zwart heeft geïnvesteerd en [voornaam verdachte] 100 zwart.
De verdediging heeft de inhoud van deze verklaring ter discussie gesteld nu [medeverdachte 1] ten overstaan van de rechter-commissaris en ter zitting heeft aangegeven dat de aantekeningen uit een gesprek zijn, waarvan hij de tijdslijn niet meer weet, alsmede dat hij binnen [bedrijf 1] geen rare geldstromen heeft aangetroffen; de aantekeningen zagen volgens [verdachte] op voorstellen om [medeverdachte 2] uit te kopen.
De rechtbank gaat hierin niet mee. [medeverdachte 1] heeft dan wel na zijn politieverklaringen verklaard dat hij de aantekeningen niet meer in context en tijd kan plaatsen en dat hij zijn verklaringen bij de politie onder druk heeft afgelegd, maar dat [medeverdachte 1] daadwerkelijk onder druk is gezet door verbalisanten is echter op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Tevens heeft [medeverdachte 1] ten overstaan van de rechter-commissaris en ter terechtzitting niet verklaard dat de verklaringen die hij bij de politie heeft afgelegd, onjuist waren; hij heeft enkel verklaard dat hij ten tijde van het verhoor bij de rechter-commissaris en ten tijde van de terechtzitting de aantekening niet meer in context en tijd kan plaatsen.
Tevens heeft de verdediging de inhoud van de aantekening ter discussie gesteld door aan te voeren dat de aantekening een tegenvoorstel van [medeverdachte 2] behelsde nadat [verdachte] hem had voorgesteld hem drie kavels van [naam locatie] 13 met chalets te geven, zijn inbreng van
€ 135.000,- terug te betalen en een bedrag aan openstaande facturen à € 51.600,-. [medeverdachte 2] was namelijk met een nieuwe investeerder gekomen die [medeverdachte 2] (wit) de lening van € 135.000,- zou terugbetalen en hem verder met zwart geld zou uitkopen voor een bedrag van € 210.000,-.
De rechtbank constateert dat [verdachte] pas ter terechtzitting van 17 september 2012 met deze verklaring is gekomen nadat hij ten overstaan van verbalisanten en de rechter-commissaris andersluidend heeft verklaard en niets heeft gezegd over een externe investeerder. De rechtbank acht de verklaring alsmede de aangevoerde reden van het late moment van de verklaring - de sepotbeslissing in de strafzaak tegen [medeverdachte 2] - onaannemelijk. De verklaring vindt ook geen steun in objectieve bewijsmiddelen.
Alles overwegend, ziet de rechtbank in de politieverklaring van [medeverdachte 1] in combinatie met de geldstromen in de richting van [medeverdachte 2] , voldoende steun voor het oordeel dat de aantekening ziet op een zwarte investering door [verdachte] en [medeverdachte 2] in [bedrijf 2] . Over de herkomst van bedragen van € 100.000,- en € 210.000,- is verder niets bekend behalve de vermelding ‘zw’ in combinatie met ‘wit’. Naar het oordeel van de rechtbank is die vermelding voldoende steun voor het oordeel dat het hier gaat om geld dat afkomstig is van enig misdrijf.
Door vermenging met het geldbedrag dat in totaal is geleend van [betrokkene 8] , is het gehele kapitaal van [bedrijf 2] en dus van [bedrijf 1] besmet geraakt. Het gedeelte dat van misdrijf afkomstig is, is immers groter dan het legaal geleende bedrag van in totaal € 270.000,-.
Vervolgens zijn met dit besmette geld de investeringen in de kavels met chalets gedaan en is daarmee winst gemaakt binnen [bedrijf 1] .
"