ECLI:NL:GHARL:2017:6365
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met witwassen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Gelderland. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank, waarin hij was vrijgesproken van het in strijd met de waarheid opmaken van aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2004 tot en met 2007. Het hof heeft het onderzoek gevoerd op de terechtzittingen van 27 januari 2014, 26 augustus 2015 en 15 maart 2017, en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 1.892.390 schatte en een bedrag van € 1.392.990 aan de Staat wilde laten betalen.
Het hof heeft echter geoordeeld dat uit de feiten en omstandigheden van de zaak niet wettig en overtuigend kan worden afgeleid dat de verdachte uit de baten van het witwassen en de valsheid in geschrift wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De enkele verwijzing naar mogelijke betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen was onvoldoende om aan te nemen dat de verdachte uit andere strafbare feiten wederrechtelijk verkregen voordeel had verkregen. Daarom heeft het hof de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen.
De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en dat de vordering tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel wordt afgewezen. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.