ECLI:NL:GHARL:2017:6365

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
21-004465-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Gelderland. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank, waarin hij was vrijgesproken van het in strijd met de waarheid opmaken van aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2004 tot en met 2007. Het hof heeft het onderzoek gevoerd op de terechtzittingen van 27 januari 2014, 26 augustus 2015 en 15 maart 2017, en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 1.892.390 schatte en een bedrag van € 1.392.990 aan de Staat wilde laten betalen.

Het hof heeft echter geoordeeld dat uit de feiten en omstandigheden van de zaak niet wettig en overtuigend kan worden afgeleid dat de verdachte uit de baten van het witwassen en de valsheid in geschrift wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De enkele verwijzing naar mogelijke betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen was onvoldoende om aan te nemen dat de verdachte uit andere strafbare feiten wederrechtelijk verkregen voordeel had verkregen. Daarom heeft het hof de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen.

De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en dat de vordering tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel wordt afgewezen. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004465-13
Uitspraak d.d.: 12 april 2017
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland van 11 april 2013 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-901022-08 en 05-702340-10, tegen

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1964] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De veroordeelde heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 27 januari 2014, 26 augustus 2015 en 15 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof het wederrechtelijk verkregen voordeel zal schatten op € 1.892.390 en het aan de Staat te betalen bedrag vaststelt op € 1.392.990. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door veroordeelde en zijn raadsman, mr. R. Zilver, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Overweging met betrekking tot de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Door de rechtbank is verdachte bij vonnis van 2 oktober 2012 vrijgesproken van het in strijd met de waarheid opmaken van aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2004 tot en met 2007.
De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 12 april 2017 (parketnummer 21-004262-12 ter zake van witwassen, meermalen gepleegd en valsheid in geschrift met betrekking tot het opmaken van jaarrekeningen, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
In het Geerings-arrest (EHRM 1 maart 2007, NJ 2007, 349) is kort gezegd expliciet uitgesproken dat feiten waarvoor de veroordeelde in de strafzaak is vrijgesproken niet betrokken kunnen worden in de ontnemingsprocedure.
Naar het oordeel van het hof valt uit de feiten en omstandigheden waarvoor het hof veroordeelde heeft veroordeeld niet wettig en overtuigend af te leiden dat verdachte uit de baten van het witwassen en de valsheid in geschrift aantoonbaar wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De enkele verwijzing in het dossier dat verdachte mogelijk betrokken is (geweest) bij de handel in verdovende middelen is onvoldoende om bewezen te achten dat het aannemelijk is dat verdachte uit andere strafbare feiten wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen.
De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet daarom worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst af de vordering strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel tot het in die vordering genoemde bedrag.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. T.M.L. Wolters en mr. H. Heins, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink, griffier,
en op 12 april 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wolters is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 april 2017.
Tegenwoordig:
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. H. Heins en A.J. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van T.M.M. van Lieshout-Witjes, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J.W.M. Grimbergen, advocaat-generaal.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte

[veroordeelde] ,

geboren te Wageningen op [1964] ,
wonende te [woonplaats] .
is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.