Uitspraak
kantoorhoudende te [kantoorplaats].
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 13 juli 2015. De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding dat door de gemachtigde van de betrokkene was ingediend. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van kosten afgewezen. De gemachtigde stelde hoger beroep in en voegde een faxverzendbewijs toe, waaruit zou blijken dat het beroepschrift tijdig was ingediend.
Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat het beroep niet tijdig was ingesteld. De gemachtigde had op 25 juni 2014 een fax verzonden naar de CVOM, en het hof oordeelde dat de gemachtigde aannemelijk had gemaakt dat het beroep tijdig was ingesteld. Hierdoor werd de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard.
Echter, het hof wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. Het hof oordeelde dat de gemachtigde in geen enkel stadium van de procesgang bezwaren had aangevoerd tegen de inleidende beschikking en dat de door de gemachtigde verrichte werkzaamheden niet redelijkerwijs het belang van de betrokkene dienden. Het hof concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor toewijzing van het verzoek om vergoeding van kosten, en wees dit verzoek af.