ECLI:NL:GHARL:2017:6185

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
19 juli 2017
Zaaknummer
21-005282-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van bestuurders bij faillissement en het niet voldoen aan administratieve verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Arnhem. De verdachte, geboren in 1953 en wonende in Amsterdam, was als (middellijk) bestuurder van een besloten vennootschap betrokken bij een faillissement. De tenlastelegging omvatte het niet tijdig overdragen van de administratie aan de curator en het niet verstrekken van inlichtingen, wat leidde tot benadeling van de schuldeisers. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn verplichtingen op grond van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet niet is nagekomen. De advocaat-generaal had een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar, met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Het hof benadrukte het belang van een goede administratie voor de curator en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen voor de schuldeisers. De verdachte had de plicht om de administratie te bewaren en te verstrekken, maar heeft dit nagelaten, wat als frauduleus werd beschouwd. Het hof heeft de strafoplegging gematigd, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005282-16
Uitspraak d.d.: 7 juni 2017
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Arnhem van 20 juli 2011 met parketnummer 05-898911-09 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1953] ,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 mei 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 120 uren bij het niet te verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. P.F. Emmelot, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof doet daarom opnieuw recht.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.primair

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 augustus 2007 tot en met 26 augustus 2008 in de gemeente Wijchen en/of in de gemeente Nijmegen en/of (elders) in Nederland, als (middellijk) bestuurder en/of feitelijke leidinggevende van een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [bedrijf] ,
welke rechtspersoon bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 26 augustus 2008 in staat van faillissement was verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van die besloten vennootschap, niet heeft voldaan aan de op hem, verdachte, rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15a, eerste lid en/of artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 5, eerste lid van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of het bewaren en/of te voorschijn brengen van de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in dat/die artikel(en) bedoeld,
immers heeft verdachte, als (middellijk) bestuurder en/of feitelijke leidinggevende van voornoemde rechtspersoon, geen administratie gevoerd en/of bewaard (art. 2:10 lid 1 BW) en/of te voorschijn gebracht op zodanige wijze dat hieruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend;

1.subsidiair

het aan hem, verdachte, in of omstreeks de periode van 3 augustus 2007 tot en
met 26 augustus 2008 in de gemeente Wijchen en/of in de gemeente Nijmegen
en/of (elders) in Nederland als (middellijk) bestuurder en/of feitelijke
leidinggevende van een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap
[bedrijf] , welke rechtspersoon bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank
te Arnhem van 26 augustus 2008 in staat van faillissement is verklaard,
te wijten was dat aan de in artikel 10, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek en/of artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek
en/of artikel 5, eerste lid van de Wet op de formeel buitenlandse
vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek omschreven verplichting niet was voldaan en/of dat de
boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers, waarmee volgens die artikelen
administratie gevoerd was, en/of de boeken, bescheiden en/of andere
gegevensdragers die ingevolge die artikelen zijn bewaard, niet in ongeschonden
staat werden te voorschijn gebracht,
immers heeft verdachte toen aldaar als (middellijk) bestuurder en/of feitelijke
leidinggevende van voornoemde rechtspersoon geen, althans onvoldoende
maatregelen genomen om de administratie van [bedrijf] te bewaren (art. 2:10
lid 1 BW) en/of (vervolgens nadien) op vordering/verzoek van de Rechter
Commissaris in het arrondissement Arnhem en/of van de curator [curator]
te voorschijn te brengen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2008 tot en met 29 juli 2009 in de gemeente Nijmegen en/of elders in Nederland, als (middellijk) bestuurder en/of feitelijke leidinggevende van een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [bedrijf] , welke besloten vennootschap bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 26 augustus 2008 in staat van faillissement was verklaard,
terwijl hij, verdachte, (telkens) in verband met voornoemd faillissement, tot het geven van inlichtingen wettelijk was opgeroepen om het faillissement van voornoemde besloten vennootschap nader te bespreken, zonder geldige redenen opzettelijk is weggebleven en/of geweigerd heeft de vereiste inlichtingen te geven, immers heeft hij, verdachte, als (middellijk) bestuurder en/of feitelijk leidinggevende na (telkens) door middel van brieven gedateerd op 22 oktober 2008 en/of 6 november 2008 en/of 3 december 2008 te zijn uitgenodigd door curator [curator] om zo spoedig mogelijk contact op te nemen met (de secretaresse van) voornoemde curator,
(telkens) geen contact met (de secretaresse van) voornoemde curator opgenomen, althans is hij, verdachte, (telkens) toen aldaar zonder geldige reden opzettelijk weggebleven en/of heeft hij, verdachte, (telkens) geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of (telkens) opzettelijk verkeerde inlichtingen gegeven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt hiertoe in het bijzonder het volgende.
Verdachte, die ingeschreven stond als bestuurder van [bedrijf] , heeft na het faillissement van deze B.V. ondanks verzoeken daartoe van de curator, niet voldaan aan zijn verplichting om aan de curator de administratie te verschaffen. Iedere ondernemer is wettelijk verplicht de administratie van zijn onderneming zeven jaren te bewaren en zo nodig te voorschijn te brengen.
Het gaat dan in ieder geval om basisgegevens als:
- het grootboek;
- de debiteuren- en crediteurenadministratie;
- de voorraadadministratie;
- de in- en verkoopadministratie en
- de loonadministratie (bij personeel).
Degenen die aan deze administratieve verplichtingen zijn onderworpen worden geacht te weten dat de administratie een leidraad is voor financieel verantwoord handelen en dat als de curator in het faillissement niet kan beschikken over een deugdelijke administratie dit kan strekken tot benadeling van de faillissementsschuldeisers. Immers, zonder deugdelijke administratie kan de curator zich geen beeld vormen van de rechten en verplichtingen van de gefailleerde onderneming en van de gang van zaken binnen die onderneming voorafgaand aan het faillissement.
Deze verplichting vloeit voort uit de artikelen 105 en 106 van de Faillissementswet in combinatie met de jurisprudentie van de Hoge Raad. Uit deze jurisprudentie volgt dat ook indien de curator tijdens zijn eerste contacten met (bestuurders en commissarissen van) de failliet niet expliciet zou hebben gevraagd naar de aanwezige administratie en daarbij behorende bewijsstukken, de failliet uit eigen beweging de bestaande verplicht en onverplicht gehouden administratie aan de curator dient af te dragen.
Voorts is het zonder een deugdelijke administratie voor de fiscus niet mogelijk is om de verschuldigde omzetbelasting op grond van artikel 29, tweede lid, van de Wet op de omzetbelasting te bepalen.
Het niet te voorschijn brengen leidt dan ook tot benadeling van de schuldeisers.
Verdachte, die zoals uit het dossier blijkt, veelvuldig B.V.' s op zijn naam heeft gehad die gefailleerd zijn, moest dus weten dat hij aan de curator de administratie en inlichtingen moest verschaffen die de curator in staat kon stellen het faillissement af te ronden.
De raadsman heeft gesteld dat niet verdachte, maar de persoon waarvan verdachte de B.V. heeft gekocht in het bezit van de administratie was. Verdachte is er niet in is geslaagd, ondanks beweerdelijke verzoeken daartoe, om de administratie boven water te krijgen. Wat er ook zij van dit verweer, verdachte had als verantwoordelijke voor de B.V. de plicht om de administratie uit te leveren en contact op te nemen met de curator en heeft dit nagelaten. Door zo te handelen heeft verdachte opzettelijk de rechten van de schuldeisers bekort.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.primair

hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 3 augustus 2007 tot en met 26 augustus 2008 in de gemeente Wijchen en/of in de gemeente Nijmegen en/of
(elders
)in Nederland, als (middellijk) bestuurder
en/of feitelijk leidinggevendevan een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [bedrijf] ,
welke rechtspersoon bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 26 augustus 2008 in staat van faillissement was verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van die besloten vennootschap, niet heeft voldaan aan de op hem, verdachte, rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,
artikel 15a, eerste lid en/of artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 5, eerste lid van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboeken
/ofhet bewaren en
/ofte voorschijn brengen van de boeken, bescheiden en
/ofandere gegevensdragers in dat
/dieartikel
(en)bedoeld,
immers heeft verdachte, als (middellijk) bestuurder
en/of feitelijk leidinggevendevan voornoemde rechtspersoon, geen administratie
gevoerd en/ofbewaard (art. 2:10 lid 1 BW) en
/ofte voorschijn gebracht op zodanige wijze dat hieruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 22 oktober 2008 tot en met 29 juli 2009 in de gemeente Nijmegen en/of elders in Nederland, als (middellijk) bestuurder
en/of feitelijk leidinggevendevan een rechtspersoon, te weten de besloten vennootschap [bedrijf] , welke besloten vennootschap bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 26 augustus 2008 in staat van faillissement was verklaard,
terwijl hij, verdachte
,(telkens
)in verband met voornoemd faillissement, tot het geven van inlichtingen wettelijk was opgeroepen om het faillissement van voornoemde besloten vennootschap nader te bespreken, zonder geldige redenen
opzettelijk is weggebleven en/ofgeweigerd heeft de vereiste inlichtingen te geven, immers heeft hij, verdachte, als (middellijk) bestuurder
en/of feitelijk leidinggevendena
(telkens)door middel van brieven gedateerd op 22 oktober 2008 en
/of6 november 2008 en
/of 3 december 2008 te zijn uitgenodigd door curator [curator] om zo spoedig mogelijk contact op te nemen met (de secretaresse van) voornoemde curator,
(telkens
)geen contact met (de secretaresse van) voornoemde curator opgenomen,
althans is hij, verdachte, (telkens) toen aldaar zonder geldige reden opzettelijk weggeblevenen
/ofheeft hij, verdachte
, (telkens)geweigerd de vereiste inlichtingen te geven
en/of (telkens) opzettelijk verkeerde inlichtingen gegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon niet voldaan hebben aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge de in artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
als bestuurder van een rechtspersoon in staat van faillissement verklaard, wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, weigeren de vereiste inlichtingen te geven, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft na het faillissement [bedrijf] van welke B.V. verdachte als bestuurder optrad, niet voldaan aan zijn plicht tijdig de administratie van dat bedrijf aan de curator over te dragen. Voorts heeft verdachte aan de curator, ondanks diens verzoek daartoe, geen inlichtingen verschaft. Hierdoor konden de rechten en plichten van die onderneming niet te allen tijde worden gekend, hetgeen de curator van de failliete onderneming belemmerde bij zijn werkzaamheden. Het belang van een goed gevoerde en tijdig beschikbare administratie is in het kader van een faillissement immers dat de curator goed inzicht heeft in de vermogenspositie van de gefailleerde, alsmede van de rechten en plichten van de schuldeisers en schuldenaren, ten behoeve van een zo gunstig mogelijke afwikkeling van de boedel.
Dit handelen is buitengewoon kwalijk te noemen. Niet alleen omdat de gedupeerde schuldeisers financiële schade lijden, maar ook omdat dergelijke vormen van fraude het vertrouwen tussen ondernemers onderling, dat van essentieel belang is voor een goed functionerend handelsverkeer, aantasten.
Op zich genomen rechtvaardigt de ernst van de bewezen verklaarde feiten de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op de ouderdom van het feiten, het feit dat verdachte na het plegen van de bewezen verklaarde feiten niet meer met justitie in aanraking is gekomen en het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte en met name zijn gezondheid is gebleken, is het hof van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 194 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. A.H. Garos en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink, griffier,
en op 7 juni 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Garos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 7 juni 2017.
Tegenwoordig:
mr. A.J. Smit, voorzitter,
mr. E.C.A.M. Langenhorst, advocaat-generaal,
mr. J. de Jong, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte
[verdachte],
geboren te Amsterdam op [1953] ,
wonende te [woonplaats] ,
is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend