ECLI:NL:GHARL:2017:6184

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
19 juli 2017
Zaaknummer
21-006274-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling tot gevangenisstraf na faillissement en valsheid in geschrifte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1945 en wonende te Zwolle, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 20 oktober 2014, waarbij hij was vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken, maar dat het hoger beroep wel ontvankelijk is voor de veroordeling die in eerste aanleg was uitgesproken.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte na het faillissement van zijn bedrijven niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de administratie aan de curator over te dragen. Dit heeft geleid tot een onduidelijke vermogenspositie van de gefailleerde ondernemingen. Daarnaast heeft de verdachte valse facturen opgemaakt, wat een ernstige schending van het vertrouwen in de bedrijfsvoering en de belastingwetgeving met zich meebracht. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn.

Het hof heeft de strafoplegging van de eerste rechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De beslissing is genomen in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke voorschriften, waarbij het hof de artikelen 57, 63, 225 en 341 van het Wetboek van Strafrecht heeft toegepast. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006274-14
Uitspraak d.d.: 17 mei 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 20 oktober 2014 met parketnummer 07-993001-11 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1945] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is, voor zover het hoger beroep is gericht tegen de gegeven vrijspraken in eerste aanleg, ter zake van het onder 3 ten laste gelegde, niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Het hoger beroep van verdachte blijft daarom beperkt tot dat deel van het vonnis waarvan beroep waarbij verdachte ter zake van het ten laste gelegde is veroordeeld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.J. van Essen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof is van oordeel dat de eerste rechter, behoudens voor wat betreft de strafoplegging en de motivering daarvan, op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient dat vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, in zoverre met overneming van die gronden te worden bevestigd.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep voor zover het de strafoplegging betreft worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.
Daarnaast wordt ten aanzien van de bewezenverklaring een aantal aanvullende overwegingen opgenomen naar aanleiding van de daartoe in hoger beroep gedane verweren.

Aanvullende overweging met betrekking tot het verweer van de verdediging.

Door de verdediging is, op grond van feiten en omstandigheden als in de pleitnota omschreven, betoogd dat de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] als onvoldoende redengevend voor de bewezenverklaring voor feitelijk leidinggeven aan [bedrijf] dienen te worden gediskwalificeerd.
Het hof verwerpt dit verweer.
Bovengenoemde getuigen hebben ieder voor zich ondubbelzinnig verklaard dat de feitelijke leiding van [bedrijf] bij verdachte berustte. Dit wordt voorts ondersteund door de facturen als opgenomen vanaf bijlage D-050 waaruit blijkt dat verdachte vanuit zijn onderneming [naam BV 1] een groot aantal uren werkzaamheden voor [naam BV 2] (beherend vennoot van [bedrijf] ) in rekening heeft gebracht. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij die uren besteedde, omdat [getuige 1] , die bedrijfsleidster van [bedrijf] was, geen ondernemingservaring had en daarom begeleid en ondersteund moest worden.
Voorts heeft de verdediging ten aanzien van feit 1, zevende gedachtestreepje betoogd dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken nu aan de curator een Excelbestand is overhandigd waarin het kasboek was opgenomen.
Het hof verwerpt ook dit verweer.
Door verdachte is weliswaar een Excelbestand met daarin opgenomen een kasboek aan de curator overhandigd, maar dit kasboek was slechts bijgewerkt tot september 2009 en gaf geen inzicht in de kasstroom in de maanden daarna en is aldus onvolledig geweest. Voorts is door de curator aangegeven dat de wijze waarop het kasboek in Excel was opgenomen ondoorzichtig was.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat bewezen is dat verdachte niet aan zijn verplichting heeft voldaan aan het opmaken en bijhouden van een volledig en betrouwbaar opgemaakt kasboek binnen de [naam stichting] en [naam BV 2] .

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft, rekening houdende met de overschrijding van de redelijke termijn, gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf (12) maanden onvoorwaardelijk.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt dat gelet op de ouderdom van verdachte, zijn gezondheid en de ernst van de tenlastegelegde feiten kan worden volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft na het faillissement van drie van zijn bedrijven niet voldaan aan zijn plicht tijdig de administratie van die bedrijven aan de curator over te dragen. Hierdoor konden de rechten en plichten van die ondernemingen niet te allen tijde worden gekend, hetgeen de curator van de failliete onderneming in een lastig parket heeft gebracht. Het belang van een goed gevoerde en tijdig beschikbare administratie is in het kader van een faillissement immers dat de curator goed inzicht heeft in de vermogenspositie van de gefailleerde, alsmede van de rechten en plichten van de schuldeisers en schuldenaren, ten behoeve van een zo gunstig mogelijke afwikkeling van de boedel.
Voorts heeft verdachte facturen valselijk opgemaakt. Door aldus te handelen heeft de verdachte ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat door de Belastingdienst in het bijzonder en in het maatschappelijk verkeer in zijn algemeenheid pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken als de onderhavige.
Verdachte is in 2005 door de Belastingdienst gewezen op het foutieve van zijn handelen, toen er een vaststellingsoverkomst met verdachte is gesloten. Desondanks is verdachte op dezelfde voet doorgegaan door op papier de verantwoordelijkheid van de gefailleerde ondernemingen bij een derde persoon neer te leggen, terwijl verdachte in feite zelf de leiding behield. Ook de administratieve vastlegging van de bedrijfsvoering is (weer) onvolledig gebleken.
Het hof is van oordeel dat voor afdoening van de bewezenverklaarde feiten het stadium van een geheel voorwaardelijke straf gepasseerd is en dat slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als strafafdoening passend en geboden is.
Daarbij is rekening gehouden de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Een werkstraf gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf als door de advocaat-generaal gevorderd, doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van de feiten. Het hof verwijst in dit kader ook nog naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting waaruit blijkt dat bij een fraudebedrag vanaf € 400.000,- als uitgangspunt een gevangenisstraf tussen de twaalf en achttien maanden passend is.
Gelet op de leeftijd van verdachte en diens gezondheidstoestand en de ouderdom van de feiten komt het hof tot oplegging van een gevangenisstraf van twaalf (12) maanden. Van omstandigheden die aan een vrijheidsbenemende straf in de weg staan is het hof niet gebleken.
Het hof is zich bewust van de impact die het opleggen van een vrijheidsbenemende straf heeft op het leven van verdachte, maar is van oordeel dat normhandhaving en de vergelding van het de door de verdachte begane strafbare feiten in dit geval dienen te prevaleren boven het persoonlijk belang van verdachte. Verdachtes gezondheid is niet van dien aard dat deze aan oplegging van detentie in de weg staat.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 225 en 341 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestig het vonnis voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. P.R. Wery, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink, griffier,
en op 17 mei 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.J. Deuring is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 17 mei 2017.
Tegenwoordig:
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. A.A. Schut, advocaat-generaal,
mr. W.B. Kok, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte

[verdachte] ,

geboren te Zwolle op [1945] ,
wonende te [woonplaats] ,
is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.