ECLI:NL:GHARL:2017:6184
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vonnis en veroordeling tot gevangenisstraf na faillissement en valsheid in geschrifte
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1945 en wonende te Zwolle, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 20 oktober 2014, waarbij hij was vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken, maar dat het hoger beroep wel ontvankelijk is voor de veroordeling die in eerste aanleg was uitgesproken.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte na het faillissement van zijn bedrijven niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de administratie aan de curator over te dragen. Dit heeft geleid tot een onduidelijke vermogenspositie van de gefailleerde ondernemingen. Daarnaast heeft de verdachte valse facturen opgemaakt, wat een ernstige schending van het vertrouwen in de bedrijfsvoering en de belastingwetgeving met zich meebracht. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft de strafoplegging van de eerste rechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De beslissing is genomen in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke voorschriften, waarbij het hof de artikelen 57, 63, 225 en 341 van het Wetboek van Strafrecht heeft toegepast. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf.