In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het niet tijdig overdragen van de administratie van een gefailleerd bedrijf aan de curator. De verdachte, geboren in 1968 en woonachtig in Enschede, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 26 april 2016. Tijdens de zitting op 3 mei 2017 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal zijn vordering heeft voorgelezen. Het hof heeft vastgesteld dat de eerste rechter op goede gronden heeft geoordeeld, maar heeft de strafoplegging vernietigd en opnieuw recht gedaan. De advocaat-generaal vorderde een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, terwijl de verdediging pleitte voor een lagere straf op basis van een lager benadelingsbedrag. Het hof heeft de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en momenteel in loondienst werkt. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van 240 uren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank voor het overige bevestigd.