ECLI:NL:GHARL:2017:6182

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
19 juli 2017
Zaaknummer
21-002519-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Gelderland inzake niet overdragen administratie aan curator na faillissement

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het niet tijdig overdragen van de administratie van een gefailleerd bedrijf aan de curator. De verdachte, geboren in 1968 en woonachtig in Enschede, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 26 april 2016. Tijdens de zitting op 3 mei 2017 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal zijn vordering heeft voorgelezen. Het hof heeft vastgesteld dat de eerste rechter op goede gronden heeft geoordeeld, maar heeft de strafoplegging vernietigd en opnieuw recht gedaan. De advocaat-generaal vorderde een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, terwijl de verdediging pleitte voor een lagere straf op basis van een lager benadelingsbedrag. Het hof heeft de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en momenteel in loondienst werkt. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van 240 uren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank voor het overige bevestigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002519-16
Uitspraak d.d.: 17 mei 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 26 april 2016 met parketnummer 05-860081-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1968] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.C. Vermeer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof is van oordeel dat de eerste rechter, behoudens voor wat betreft de strafoplegging en de motivering daarvan, op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient dat vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, in zoverre met overneming van die gronden te worden bevestigd.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep voor zover het de strafoplegging betreft worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren bij het niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden met een proeftijd van drie (3) jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat verdachte voor de duur van vijf jaren ontzet wordt van de uitoefening van het beroep van feitelijk bestuurder van een rechtspersoon.
Standpunt verdediging
De verdediging wijst er op dat er door de heer [naam] aan de curator een bedrag van
€ 300.000,- is betaald zodat het benadelingsbedrag geen € 500.000,- meer bedraagt maar
€ 200.000,- hetgeen op grond van de LOVS oriëntatiepunten zou moeten leiden tot bestraffing conform laatstgenoemd benadelingsbedrag.
Overweging hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft na het faillissement van bedrijven waarvan hij bestuurder was, niet voldaan aan zijn plicht tijdig de administratie van een gefailleerd bedrijf aan de curator over te dragen. Hierdoor konden de rechten en plichten van die onderneming niet te allen tijde worden gekend, hetgeen de curator van de failliete onderneming in een lastig parket heeft gebracht. Het belang van een goed gevoerde en tijdig beschikbare administratie is in het kader van een faillissement immers dat de curator goed inzicht heeft in de vermogenspositie van de gefailleerde, alsmede van de rechten en plichten van de schuldeisers en schuldenaren, ten behoeve van een zo gunstig mogelijke afwikkeling van de boedel. Daarnaast heeft verdachte goederen en geld uit het faillissement van [bedrijf] weggesluisd.
Bij de straftoemeting houdt het hof rekening met het verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en met de ouderdom van de bewezen verklaarde feiten. Het hof acht daarom een straf als door de advocaat-generaal gevorderd passend en geboden. Anders dan door de advocaat-generaal gevorderd zal het hof aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd van twee jaren verbinden.
In het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, thans in loondienst werkt en ter terechtzitting duidelijk beargumenteerd heeft aangegeven geen bedrijven meer op zijn naam te (willen) hebben, vindt het hof de reden om af te zien van het opleggen van een ontzetting uit het recht van uitoefening van het beroep van feitelijk bestuurder van een rechtspersoon.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 194 en 341 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. P.R. Wery, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink, griffier,
en op 17 mei 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.J. Deuring is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 17 mei 2017.
Tegenwoordig:
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. A.A. Schut, advocaat-generaal,
mr. W.B. Kok, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte

[verdachte] ,

geboren te Enschede op [1968] ,
wonende te [woonplaats] ,
is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.