Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
JVH,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van de op 17 mei 2017 gehouden comparitie van partijen.
u komt niet meer in de kluisruimte;-
u komt niet meer achter de kassa;-
u handelt de handpays af aan de kassa balie;-
uw werkzaamheden zoals het bijvullen van de kasten worden in het reac scherm gecontroleerd.U bent zich bewust van de situatie en verricht daarom geen geldhandelingen buiten de gemaakte afspraken om. De afspraken zoals gemaakt op 18 september jl., blijven van kracht.Ik wil u dringend verzoeken om uw kasverschillen op zeer korte termijn terug te brengen tot nul of nihil. Mocht u echter op korte termijn weer zoveel onverklaarbare kasverschillen veroorzaken, dan ontvangt u wederom een officiële waarschuwing, welke mogelijk consequenties kan hebben voor de voortzetting van uw dienstverband bij JVH gaming & entertainment B.V.”
heeft dit concrete consequenties voor je dienstverband.
Werken aan het voorkomen van kasverschillen dmv gemaakte afspraken hierin tussen medewerker en vestigingsmanager” op niveau is. De totale beoordeling is op een voldoende gewaardeerd. Als toelichting is het volgende vermeld:
Gaat goed om met geldstromen en kent geen kasverschillen” is het vakje onvoldoende aangevinkt. Onder het kopje “
Afspraken Komend jaar” is vermeld dat [appellante] er voor moet zorgen dat ze niet meer bij verschillen betrokken is. De volgende toelichting is in het verslag opgenomen:
“Op 14 januari 2014 heeft u een gesprek gehad met de heer [C] , uw Regiomanager en ondergetekende[hof: [D] ]
. De reden van dit gesprek was dat wij hebben geconstateerd dat u onrechtmatig geld heeft ontvreemd uit uw vestiging Amusino te Groningen.Tijdens dit gesprek heeft u ontkend dat u dit heeft gedaan. Wij hebben u meerdere praktijkvoorbeelden aangedragen waaruit blijkt dat u verantwoordelijk bent voor diverse onregelmatigheden wat geldhandelingen betreft. Wij hebben bij u aangegeven dat wij deze zaken geconstateerd hebben middels ons camerasysteem en de door u vastgelegde kassa-afhandelingen.Tijdens dit gesprek heeft u de aanzegging gekregen dat u per heden op staande voet bent ontslagen. Gezien het bovenstaande kan het van ons in redelijkheid niet gevraagd worden de dienstbetrekking met u voort te zetten. Hierbij bevestigen wij u schriftelijk het u op 14 januari 2014 aangezegde ontslag op staande voet, hetgeen betekent dat de arbeidsovereenkomst tussen u en JVH Hospitality B.V. met onmiddellijke ingang, te weten 14 januari 2014, is beëindigd.
JVH heeft op haar beurt bij afzonderlijk ingediend verzoekschrift aan de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst (voorwaardelijk) te ontbinden.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De wijziging van eis
5.De beoordeling van de grieven en de vorderingen
a) bestond een dringende reden voor het ontslag en zo ja, voldoet het ontslag ook aan de formele vereisten voor een ontslag op staande voet?
b) is het ontslag kennelijk onredelijk?
Ingevolge artikel 7:677 lid 1 BW in samenhang met artikel 7:678 BW is de werkgever
grieven 3 en 9het oordeel van de kantonrechter dat het ontslag onverwijld is gegeven. Volgens [appellante] kan de kantonrechter niet op basis van de vaststaande feiten tot het oordeel zijn gekomen dat “meteen op het moment dat de afdeling Kwaliteit &Veiligheid haar conclusies met betrekking tot de camerabeelden aan JVH kenbaar heeft gemaakt, JVH [appellante] heeft uitgenodigd voor het gesprek op 14 januari 2014 waarin haar ontslag is verleend”. Gelet op de gemaakte opnamen moet volgens [appellante] de verdenking waarop het ontslag is gebaseerd al op 5/6 december 2013, althans op 14/15 december 2013 bestaan hebben.
Een en ander dient te resulteren in vernietiging van het bestreden vonnis, zowel in de oorspronkelijke conventie als in de oorspronkelijke reconventie, en tot toewijzing van de door [appellante] gevorderde verklaring voor recht dat het aan haar op 14 januari 2014 gegeven ontslag op staande voet onterecht is gegeven en tot veroordeling van JVH tot betaling van de gevorderde gefixeerde schadevergoeding.
grief 2dat de kantonrechter in r.o. 7.4 ten onrechte heeft geoordeeld dat van een valse en/of voorgewende reden geen sprake is.
Grief 2 faalt.
4 tot en met 8,strekken ten betoge dat die situatie zich voordoet en beogen de beoordeling van die kwestie in volle omvang aan het hof voor te leggen. Gelet op hun samenhang lenen deze grieven zich voor gezamenlijke behandeling.
Vervolgens heeft [appellante] uit de zogeheten multiblocker (een bewaarsysteem voor geld met vertraagde openingsmogelijkheden) vier zakken met munten gehaald die bestemd waren om er geldwisselaars mee te vullen. In elke zak diende € 1.000,- aan geteld muntgeld te zitten. Ook de inhoud van deze zakken heeft [appellante] geteld met de jetsort.
Omdat, zoals hiervoor uiteengezet, de niet-geresette jetsort ten onrechte nog € 50,- aan muntgeld registreerde stond nadat de jetsort € 950,- aan munten had geteld 'de teller' daarvan ten onrechte op € 1.000,-. De geldzak bevatte echter € 1.000,- waardoor een bedrag van € 50,- overbleef, dat administratief een kasoverschot zou moeten vormen.
plaatste de geldzakken weer terug in de multiblocker en deze zijn later door een collega in de geldwisselaars gedaan. Nadat [appellante] de dienst weer van die collega had overgenomen heeft zij in strijd met de procedurevoorschriften (“vier ogen beleid”) de kassa opgemaakt. Een biljet van € 50,- heeft zij daarbij niet teruggelegd, maar op de rand van haar balie gelegd. Bij het opmaken van de kassa na de sluiting is geen kasoverschot genoteerd. Wel bleek de volgende ochtend dat een geldwisselaar een tekort had van € 50,-.
Die gerechtvaardigde verdenking maakt begrijpelijk dat JVH ieder vertrouwen in het functioneren van [appellante] heeft verloren. Dat verlies aan vertrouwen dient voor rekening en risico van [appellante] gelaten te worden. Waar zij herhaaldelijk is gewaarschuwd voor en aangesproken op kastekorten had van haar verlangd mogen worden dat zij haar gedrag bij geldhandelingen zodanig zou hebben aangepast dat dit onberispelijk en transparant zou zijn.
Voor het gebruik van een spycamera is een basis in het algemeen reglement van JVH. Verder is onweersproken dat de spycamera alleen beelden maakte van openbare ruimten en was de inzet ervan ook niet specifiek gericht op de persoon van [appellante] ; op de getoonde “stills” is ook een collega van [appellante] te zien. Verder heeft het hof geen enkele aanleiding om eraan te twijfelen dat, zoals JVH ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, de spycamera alleen tijdelijk is ingezet en pas nadat en omdat er verschillende onregelmatigheden waren geconstateerd.
grief 10die zich richt zich tegen de compensatie van de proceskosten in de door JVH reconventioneel ingestelde procedure slagen (gedeeltelijk).
In het gedeeltelijk slagen van de grieven gericht tegen het vonnis in de oorspronkelijke conventie vindt het hof aanleiding de kosten van die procedure te compenseren. Uit het slagen van de grief gericht tegen de in reconventie uitgesproken verklaring voor recht, volgt dat JVH in de kosten van die procedure dient te worden veroordeeld.