Beoordeling
1. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift niet voldoet aan het bij artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gestelde vereiste dat het de gronden van het beroep bevat en dit verzuim niet binnen een nader gestelde termijn is hersteld.
2. De gemachtigde voert aan dat hij dit verzuim wel degelijk heeft hersteld. De beroepsgronden zijn immers reeds op 9 november 2015 succesvol per fax verstuurd.
3. In beginsel is het indienen van beroepsgronden door middel van een faxbericht aan te merken als een toelaatbare wijze van verzending. De aan deze wijze van indiening verbonden risico's dienen voor rekening van de verzender te komen. Dit brengt mee dat als door de geadresseerde wordt betwist dat het verzonden stuk is ontvangen, het op de weg van de verzender ligt de verzending aannemelijk te maken. Indien de verzender hierin is geslaagd, ligt het op de weg van de geadresseerde om de ontvangst van het faxbericht op een niet ongeloofwaardige manier te ontkennen.
4. In het dossier bevindt zich een brief van de rechtbank d.d. 26 oktober 2015, waarin de gemachtigde wordt gewezen op het verzuim dat het beroepschrift niet de gronden van het beroep bevat en waarin hij in de gelegenheid wordt gesteld dit verzuim te herstellen, waarbij wordt vermeld dat de gronden van het beroep op 24 november 2015 door de griffier moeten zijn ontvangen. In deze brief is als faxnummer vermeld 088-3610392.
5. In het dossier bevindt zich tevens een faxbericht van de gemachtigde d.d.
9 november 2015, verzonden naar het faxnummer 088-3610392, waarin met betrekking tot de zaak met kenmerk 4062542185449296 beroepsgronden zijn opgenomen. Bovenaan dit faxbericht staat vermeld "09/11/2015 22:24:09".
6. Voorts bevindt zich in het dossier een aan de gemachtigde gerichte brief van de rechtbank Gelderland d.d. 6 september 2016, met een daaraan gehechte bijlage, waarin staat dat er een onderzoek is gestart naar aanleiding van een klacht dat de naar het faxnummer 088-3610392 verzonden faxen niet door de griffie van Mulderzaken zijn ontvangen. Uit dit onderzoek is het volgende gebleken. In 2015 is de rechtbank Gelderland overgegaan op een nieuw telefoonsysteem (Voip) met daarbij behorende nieuwe telefoon- en faxnummers. Binnen dit nieuwe telefoonsysteem wordt er geen gebruik meer gemaakt van fysieke faxen. Een binnenkomende fax wordt omgezet naar een e-mail. Deze e-mail komt binnen in een speciaal aangemaakte e-mailbox. Op dat moment is door de afdeling strafrecht besloten dat het oude faxnummer van de griffie Mulderzaken kon komen te vervallen en dat faxen voor de griffie Mulderzaken binnen zullen komen op het nieuwe faxnummer van de strafgriffie, te weten 088-3610377. In tegenstelling tot hetgeen de bedoeling was, is het oude faxnummer van de griffie Mulderzaken omgezet naar een nieuw faxnummer, te weten 088-3610392. Dit nummer is vervolgens in het primaire processysteem voor Mulderzaken ingevoerd met als gevolg dat het ook op uitgaande brieven is vermeld. De bij het faxnummer behorende e-mailbox is echter niet aangemaakt. Naar aanleiding van de klacht is de betreffende mailbox alsnog aangemaakt, zodat de op het faxnummer 088-3610392 binnengekomen faxen zichtbaar werden voor de griffie Mulderzaken. De binnengekomen faxen zijn uitgeprint, bekeken en aan de betreffende dossiers toegevoegd. (…)
7. Gelet op de bovengenoemde stukken en in aanmerking genomen dat de advocaat-generaal niet heeft betwist dat het faxbericht op 9 november 2015 bij de rechtbank is binnengekomen, is het hof van oordeel dat de gemachtigde aannemelijk heeft gemaakt dat hij op 9 november 2015 - derhalve binnen de hem daartoe gestelde termijn - in de onderhavige zaak beroepsgronden heeft ingediend.
8. Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook vernietigen en doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
9. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “Niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 18 oktober 2014 om 05:45 uur op de Tunnelweg te Nijmegen met het voertuig met het kenteken [kenteken].
10. De gemachtigde heeft aangevoerd dat de gedraging - die door de betrokkene wordt ontkend - kan niet worden vastgesteld op grond van de stukken in het dossier. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt namelijk niet dat hij rechtstreeks zicht had op het betreffende verkeerslicht. De betrokkene reed in zijn taxi over de Tunnelweg. De verbalisant reed op de Kronenburgersingel, welke haaks is gelegen op de Tunnelweg. De gemachtigde verwijst naar de schets die hij eerder in de procedure heeft overgelegd. Aldus kan de verbalisant nooit hebben gezien dat het voor de betrokkene geldende verkeerslicht rood licht uitstraalde. De gemachtigde vermoedt dan ook dat de verbalisant dit heeft geconcludeerd op basis van het feit dat hij zelf groen licht had. Niet gebleken is echter dat er nader onderzoek is verricht naar de verkeersregelinstallatie. De ontruimingstijd op kruisingen kan immers negatief zijn. Voorts heeft de gemachtigde aangevoerd dat aan de betrokkene twee sancties zijn opgelegd ter zake van roodlichtgedragingen die kort na elkaar zouden zijn verricht (de onderhavige gedraging zou zijn verricht om 05:45 uur en de gedraging met CJIB-nummer 185449297 om 05:46 uur), maar dat de verbalisant tijdens de staandehouding slechts over één gedraging heeft gesproken. Aldus is de betrokkene niet voor beide gedragingen staande gehouden. Ten slotte heeft de gemachtigde aangevoerd dat de redelijke termijn van berechting in de onderhavige zaak is verstreken.
11. In WAHV-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
12. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Ik had direct zicht op het verkeerslicht en zag dat deze ongeveer 5 seconden op rood stond op het moment dat betrokkene dit licht negeerde en zijn weg vervolgde.”
13. In het licht van hetgeen de gemachtigde heeft aangevoerd acht het hof zich thans onvoldoende voorgelicht omtrent de vraag onder welke omstandigheden de verbalisant de onderhavige gedraging heeft waargenomen. Het hof zal daarom de advocaat-generaal opdragen om hierover - bij voorkeur door middel van een door de betrokken verbalisant opgemaakt aanvullend proces-verbaal - binnen vier weken nadere informatie aan het hof te verstrekken. De verbalisant dient dan een reactie te geven op het verweer van de gemachtigde dat de verbalisant kwam uit een conflicterende rijrichting, waardoor hij geen direct zicht kon hebben op het betreffende verkeerslicht. Tevens dient de verbalisant te reageren op het verweer van de gemachtigde dat er tijdens de staandehouding slechts is gesproken over één gedraging, terwijl er twee sancties zijn opgelegd.
14. Na ontvangst van de nadere informatie zal de gemachtigde in de gelegenheid worden gesteld daarop schriftelijk te reageren. Daarbij dient de gemachtigde uitdrukkelijk aan te geven of hij nog een nadere behandeling van de zaak ter zitting van het hof verlangt. Indien dat niet het geval is, zal het hof - indien het zich voldoende geïnformeerd acht - de zaak verder afdoen op de stukken van het dossier.
15. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.