ECLI:NL:GHARL:2017:6009

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
21-007484-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in de Tjeukemeerzaak wegens onvoldoende bewijs voor betrokkenheid bij moord

In de Tjeukemeerzaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het medeplegen van moord, doodslag en zware mishandeling met de dood tot gevolg. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de belastende verklaring van een getuige onvoldoende steun vond in ander bewijs, waardoor de verdachte niet kon worden veroordeeld. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft daarbij gewezen op de wettelijke vereisten voor bewijsvoering, waarbij het bewijs niet uitsluitend op de verklaring van één getuige mag steunen. De verdachte was aanwezig op de plaats delict, maar dit was onvoldoende om zijn betrokkenheid bij de moord te bewijzen. Het hof heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld, maar deze zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007484-15
Uitspraak d.d.: 14 juli 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 10 december 2015 met parketnummer 18-730137-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep is verdachte vrijgesproken van feit 2. Voor het onder 1 primair tenlastegelegde is verdachte, met toepassing van het meerderjarigenstrafrecht, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren. Daarbij heeft de rechtbank beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen.
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 28 november 2016, 30 juni 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot:
 de niet-ontvankelijk verklaring van verdachte in hoger beroep voor zover gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde;
 veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 primair tenlastegelegde (met toepassing van het meerderjarigenstrafrecht) tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van het voorarrest;
 de toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] (€ 8.419,12), met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
 de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag van € 150,-- met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
 de niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde 2] in het meer gevorderde;
 de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] tot een bedrag van € 1.762,12 met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
 de niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde 3] in het meer gevorderde;
 de opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. Y. Karga, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde kan verdachte daarin niet worden ontvangen.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep aan de orde- tenlastegelegd dat:
1. primair:
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2013 tot en met 20 juni 2013 te [plaats] (in een ruimte deel uitmakende van een winkelpand gelegen aldaar aan de [adres] ) en/of de provincie Friesland, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of (een of meer) van zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
 die [slachtoffer] tegen de grond geslagen en/of
 die [slachtoffer] (terwijl hij op de grond lag) meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de hals en/of tegen de romp en/of andere lichaamsde(e)l(en) geschopt en/of (met gebalde vuist) geslagen en/of
 met een honkbalknuppel, althans een (slag)voorwerp, althans een stomp voorwerp, meermalen (met kracht) tegen de rug en/of de romp en/of op/tegen het hoofd en/of de hals en/of een of meer andere lichaamsde(e)l(en) geslagen en/of
 (terwijl die [slachtoffer] op zijn buik op de grond lag) een knie gezet op de rug van die [slachtoffer] en/of op die [slachtoffer] gaan zitten en/of tegen het hoofd geslagen en/of
 de polsen en/of armen en/of handen en/of benen en/of het hoofd/gezicht en/of de mond en/of de nek/hals en/of een of meer andere lichaamsde(e)l)en van die [slachtoffer] omwikkeld/gebonden/afgeplakt met tape en/of
 de handen en/of de voeten van die [slachtoffer] met elektriciteitsdraad gebonden en/of op de rug van die [slachtoffer] de handen en voeten met elektriciteitsdraad aan elkaar gebonden en/of elektriciteitsdraad om de hals van die [slachtoffer] gebonden en/of
 terwijl die [slachtoffer] in hulpeloze toestand op de rug lag, die [slachtoffer] met kracht op de rug en/of tegen het hoofd en/of een of meer andere lichaamsde(e)l(en) geschopt en/of (met gebalde vuist) geslagen en/of met een honkbalknuppel althans een (slag)voorwerp althans een stomp voorwerp, tegen een of meer lichaamsde(e)l(en) geslagen en/of
 die [slachtoffer] op een deken gelegd en/of in de kofferbak van een personenauto getild en/of vervolgens die [slachtoffer] vervoerd naar de provincie Friesland,
ten gevolge van welk fors uitwendig geweld voornoemde [slachtoffer] is overleden;
1. subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2013 tot en met 20 juni 2013 te [plaats] (in een ruimte deel uitmakende van een winkelpand gelegen aldaar aan de [adres] ) en/of in de provincie Friesland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel (onder meer een aantal gebroken ribben en/of bloeduitstortingen op het hoofd en/of in de halsspieren en/of in de buik en/of rond de nieren en/of in de slijmvliezen en/of elders in het lichaam en/of beschadiging van een long en/of letsel aan de neus en/of zwelling van het neusslijmvlies), heeft toegebracht, door opzettelijk
 die [slachtoffer] tegen de grond te slaan en/of
 (terwijl hij op de grond lag) meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de hals en/of tegen de romp en/of andere lichaamsde(e)l(en) van die [slachtoffer] te schoppen en/of (met gebalde vuist) te slaan en/of
 met een honkbalknuppel, althans een (slag)voorwerp, althans een stomp voorwerp, meermalen (met kracht) tegen de rug en/of de romp en/of op/tegen het hoofd en/of de hals en/of een of meer andere lichaamsde(e)l(en) van die [slachtoffer] te slaan en/of
 (terwijl die [slachtoffer] op zijn buik op de grond lag) een knie op de rug van die [slachtoffer] te zetten en/of op hem te gaan zitten en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of
 de polsen en/of armen en/of handen en/of benen en/of het hoofd/gezicht en/of de mond en/of de nek/hals en/of een of meer andere lichaamsde(e)l)en van die [slachtoffer] te omwikkelen/binden/afplakken met tape en/of
 de handen en/of de voeten van die [slachtoffer] met elektriciteitsdraad te binden en/of op de rug van die [slachtoffer] de handen en voeten met elektriciteitsdraad aan elkaar te binden en/of elektriciteitsdraad om de hals van die [slachtoffer] te binden en/of
 terwijl die [slachtoffer] in hulpeloze toestand op de grond lag, die [slachtoffer] met kracht op de rug te slaan en/of tegen het hoofd en/of een of meer andere lichaamsde(e)l(en) te schoppen en/of (met gebalde vuist) te slaan en/of met een honkbalknuppel, althans een (slag)voorwerp, althans een stomp voorwerp, tegen een of meer lichaamsde(e)l(en) te slaan en/of
 die [slachtoffer] op een deken te leggen en/of in de kofferbak van een personenauto te tillen en/of vervolgens die [slachtoffer] te vervoeren naar de provincie Friesland,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak (unus testis nullis testis)

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor het onder 1 primair tenlastegelegde (medeplegen van doodslag op [slachtoffer] ).
Verdachte heeft verklaard dat hij geen enkele betrokkenheid heeft gehad bij de levensberoving van [slachtoffer] .
Door de raadsvrouw van verdachte is in aansluiting daarop naar voren gebracht dat betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde enkel kan worden gebaseerd op de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Het hof overweegt hierover het volgende.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot bewezenverklaring te komen indien de door één getuige gereveleerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval
Als vaststaand neemt het hof aan dat [slachtoffer] door op hem uitgeoefend grof geweld om het leven is gekomen, alsmede dat dit geweld en het overlijden van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden in een ruimte achter in de winkel van de vader van verdachte. Ook staat vast dat verdachte in de winkel aanwezig was ten tijde van de gewelddadigheden die tot de dood van het slachtoffer hebben geleid. Dat verdachte betrokken is geweest bij de in de tenlastelegging concreet omschreven geweldshandelingen kan echter slechts worden gebaseerd op de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] . Ander bewijs is er niet. De aanwezigheid van verdachte in de winkel waar de levensberoving heeft plaatsgevonden is onvoldoende ondersteunend bewijs voor zijn betrokkenheid. Immers, verdachte hoorde daar op dat moment te zijn omdat hij daar die middag moest werken.
De rechtbank heeft uitvoerig stil gestaan bij de vraag of de verklaringen van [medeverdachte 1] betrouwbaar zijn. Al uitgaande van die betrouwbaarheid geldt echter hetgeen hiervoor werd overwogen.
Nu er onvoldoende bewijs is dat verdachte betrokken is geweest bij het onder 1 primair of het onder 1 subsidiair tenlastegelegde dient hij daarvan vrijgesproken te worden.

Overweging ten overvloede

Verdachte wordt in deze, zijn eigen, zaak vrijgesproken. In de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt echter bewezen verklaard dat de moord op het slachtoffer is gepleegd door [medeverdachte 2] en verdachte. Dat lijkt innerlijk tegenstrijdig maar is het niet.
Hoofdregel 1 is dat een verdachte niet uitsluitend op zijn eigen verklaring of uitsluitend op basis van de verklaring van één getuige kan worden veroordeeld (bewijsminima). Hoofdregel 2 is dat de bewijsminima gelden ten aanzien van de gehele tenlastelegging en niet ten aanzien van elk onderdeel afzonderlijk. Dat laatste betekent echter niet dat reeds het enkele bestaan van (een) aanvullend(e) bewijsmiddel(en) bewezenverklaring rechtvaardigt. Dat (die) aanvullend(e) bewijsmiddel(en) zullen in voldoende mate moeten bevestigen de rechtstreeks betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde feit. Wanneer steun de kwalificatie "in voldoende mate" verdient is afhankelijk van alle feiten en omstandigheden in de desbetreffende zaak.
Uitgangspunt in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] is, zoals blijkt uit het in zijn zaak gewezen arrest van heden, dat diens eigen verklaringen betrouwbaar zijn. Dat behoefde in diens zaak geen nadere motivering omdat [medeverdachte 1] die betrouwbaarheid in eerste aanleg noch in hoger beroep heeft betwist. Die, betrouwbare, verklaring vindt voorts in voldoende mate steun in andere bewijsmiddelen in het bijzonder op het punt van de feitelijke betrokkenheid van [medeverdachte 1] . Deze zegt namelijk tape te hebben aangereikt en er is tape aangetroffen op het slachtoffer. In de zaak van [medeverdachte 1] behoeft de bewezenverklaring van het onderdeel dat op [verdachte] betrekking heeft waar het betreft diens betrokkenheid bij de moord geen nader ondersteunend bewijsmiddel omdat in de zaak van [medeverdachte 1] diens rechtstreekse betrokkenheid bij het tenlastegelegde feit bewezen moet worden en niet die van verdachte.
In de zaak van verdachte ligt de zaak ingewikkelder. De verklaring(en) van [medeverdachte 1] zijn ook in deze zaak het belangrijkste bewijsmiddel, maar die verklaring(en) wordt/worden op het punt van de rechtstreekse betrokkenheid van verdachte bij de moord niet in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zoals hiervoor uiteengezet is er namelijk niet meer dan het gegeven (gebaseerd op onder andere de eigen verklaring van verdachte) dat hij ter plaatse was in de winkel. Al uitgaande van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] kan bij gebreke van voldoende steun daarvoor ten aanzien van de rechtstreekse betrokkenheid van verdachte bij de moord in deze, zijn eigen, zaak dus niet tot een bewezenverklaring worden gekomen.

Voorlopige hechtenis

Gelet op de algehele vrijspraak van verdachte zal het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.419,12. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 20.150,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 150,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 21.762,12. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.762,12. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. W.P.M. ter Berg en mr. T.M.L. Wolters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 14 juli 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.