Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
11 juli 2017
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
- navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor de jaren 1997 tot en met 2000 en 2002 tot en met 2006;
- aanslagen IB/PVV voor de jaren 2007 en 2008;
- navorderingsaanslagen vermogensbelasting (hierna: VB) voor de jaren 1998 tot en met 2000.
2.Vaststaande feiten
3.Geschil
- of de Inspecteur bij de navorderingsaanslagen IB/PVV 1998 tot en met 2006 en VB 1999 en 2000, die zijn opgelegd met gebruikmaking van de verlengde navorderingstermijn van artikel 16, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), het Europese evenredigheidsbeginsel heeft geschonden (onvoldoende voortvarend is geweest bij het opleggen van deze navorderingsaanslagen),
- of de Inspecteur met betrekking tot de (navorderings)aanslagen voor de jaren 2003 en later de door hem voorgestane correcties aannemelijk heeft gemaakt,
- of de Inspecteur met betrekking tot de vergrijpboetes opzet aannemelijk heeft gemaakt en
- of belanghebbende recht heeft op een dwangsommen vanwege het niet doen van uitspraak op de bezwaren tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 1997 tot en met 2006 en VB 1998 tot en met 2000 en de aanslag IB/PVV 2007. Daarbij is onder meer in geschil of de brief van 29 juli 2010 is aan te merken als een ingebrekestelling in de zin van artikel 4:17, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
4.Beoordeling van het geschil
5.Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
11 juli 2017in het openbaar uitgesproken.