ECLI:NL:GHARL:2017:591

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 januari 2017
Publicatiedatum
27 januari 2017
Zaaknummer
WAHV 200.188.621
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Starreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie voor parkeren op gehandicaptenparkeerplaats

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie van € 370,- die was opgelegd voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een geldige gehandicaptenparkeerkaart. De gedraging vond plaats op 18 maart 2014 in de Statenstraat te Maastricht. De betrokkene betwistte de sanctie en voerde aan dat de situatie ter plaatse onduidelijk was, omdat het verkeersbord dat de gehandicaptenparkeerplaats aangaf, niet duidelijk bij het parkeervak stond waar hij zijn voertuig had geparkeerd. Tijdens de zitting op 13 januari 2017 was de betrokkene niet aanwezig, maar de advocaat-generaal, mr. C.T. Brontsema, was wel aanwezig.

Het hof heeft de situatie ter plaatse beoordeeld aan de hand van een foto van Google Maps. Het hof concludeerde dat de plaatsing van het verkeersbord niet voldoende duidelijk maakte dat het parkeervak waar de betrokkene zijn voertuig had geparkeerd, als gehandicaptenparkeerplaats moest worden aangemerkt. De tegel in de bestrating met de afbeelding van een rolstoel werd niet als een geldig verkeersteken beschouwd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de betrokkene de gedraging had verricht waarvoor de sanctie was opgelegd. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd, het beroep gegrond verklaard en de sanctie opgeheven. Tevens werd bepaald dat het bedrag van de zekerheidstelling aan de betrokkene moest worden gerestitueerd. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.

Uitspraak

WAHV 200.188.621
27 januari 2017
CJIB 183043309
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 4 februari 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 13 januari 2017. De betrokkene is niet verschenen.
Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. C.T. Brontsema.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 370,- opgelegd ter zake van “Parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart”, welke gedraging zou zijn verricht op 18 maart 2014 om 11:26 uur op de Statenstraat te Maastricht met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene betwist niet dat hij zijn voertuig op voormelde datum, tijd en locatie heeft geparkeerd, maar voert aan dat de situatie ter plaatse onduidelijk was. Er waren meerdere parkeervakken. De betrokkene stond geparkeerd in het eerste vak. Het verkeersbord stond echter bij het volgende vak. Daar stond niet bij dat het bord op meerdere vakken betrekking had. Het tegeltje op de grond met de afbeelding van een rolstoel was niet goed te zien. De betrokkene verkeerde aldus in de veronderstelling dat hij in het betreffende parkeervak mocht parkeren. Als het hem duidelijk was geweest dat het een gehandicaptenparkeerplaats betrof, had hij daar nooit geparkeerd. Er waren op dat moment immers voldoende andere parkeerplaatsen en de betrokkene vindt het asociaal om op een gehandicaptenparkeerplaatsen te parkeren. De betrokkene is verbaasd dat er door de verbalisant geen foto's van de gedraging zijn gemaakt. Dan had de situatie aan de hand van die foto's kunnen worden beoordeeld.
3. Ter zitting heeft het hof een print van een foto, afkomstig van Google Maps (streetview), bekeken. Op deze foto is de Statenstraat te zien vanuit de richting van het Vrijthof. Aan de linkerkant van de weg zijn parkeervakken gelegen. Tussen het eerste en het tweede vak staat een bord dat een gehandicaptenparkeerplaats aanduidt. Dit bord is haaks ten opzichte van de wegas geplaatst. In het eerste vak is in de bestrating een tegel aangebracht met daarop een afbeelding van een rolstoel.
4. Door de advocaat-generaal is niet betwist dat de betrokkene zijn voertuig heeft geparkeerd in het door hem omschreven vak (het eerste vak).
5. Gelet op de plaatsing van het bord (tussen het eerste en het tweede vak) kan niet met voldoende mate van duidelijkheid worden vastgesteld dat het parkeervak waar de betrokkene zijn voertuig heeft geparkeerd als gehandicaptenparkeerplaats moet worden aangemerkt. De omstandigheid dat in het eerste vak in de bestrating een tegel is aangebracht met daarop de afbeelding van een rolstoel, maakt dit niet anders, nu een dergelijke tegel geen verkeersteken is als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
6. Het voorgaande brengt mee dat niet kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. De inleidende beschikking kan dan ook niet in stand blijven. Om die reden zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep gegrond verklaren en zowel de beslissing van de officier van justitie als de inleidende beschikking vernietigen. Het bedrag van de zekerheidstelling dient aan de betrokkene te worden gerestitueerd.
7. Niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 17 maart 2015, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 183043309 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.