Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste instantie
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
Ten tijde van het uiteen gaan van partijen stonden er vijf onroerende zaken op naam van [geïntimeerde] . De op die zaken rustende hypothecaire schulden stonden op naam van [geïntimeerde] en de zoon van [appellant] .
‘Deze volmacht is een volmacht die zich uitsluitend uitstrekt tot alle handelingen op het gebied van verkoop en levering van de hierna genoemde registergoederen, daaronder begrepen daden van beschikking, kwiteren en het in ontvangst nemen van de koopsom, te weten:1. het woonhuis met toebehoren, staande en gelegen te [adres 1] (…;)2. het woonhuis met toebehoren, staande en gelegen te [adres 2] (…);3. het bedrijfspand met toebehoren, staande en gelegen [adres 3] (…):4. het woonhuis met toebehoren, staande en gelegen te [adres 4] (…);
‘ [X] - [geïntimeerde] (…) en [appellant] (…) zijn overeen gekomen.Dat de heer [appellant] nooit kan op treden namens mevrouw [X] - [geïntimeerde] . Alles wat de heer [appellant] doet hij op eigen titel en niet op mijn naam. Zoals huur overeen komsten en zo voort moeten altijd handtekening van [X] - [geïntimeerde] onderstaan anders zijn ze niet rechts geldig. Dat heer [appellant] een kamer heeft op de [adres 1] geeft hem niet het recht om voor mij op te treden of wat te bestellen.’
geen renteverschuldigd is.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
‘4.4 [appellant] heeft erkend dat [geïntimeerde] in de eerste plaats met de kosten is geconfronteerd die ontstaan zijn door het afbranden van het pand aan de [adres 3] en dat zij deze kosten heeft voldaan, nadat zij daarvoor bij [Y] een lening heeft afgesloten. Het betreffende pand is vervolgens verkocht door [appellant] . Hij heeft eveneens het pand aan de [adres 5] verkocht. Op grond van de onherroepelijke volmacht is het [appellant] ook toegestaan deze panden te verkopen.4.5 [appellant] heeft echter beide panden (ruim) beneden de verkoopprijs dan wel de WOZ-waarde verkocht, waardoor [geïntimeerde] geconfronteerd is met een restschuld ten aanzien van de lening die zij heeft moeten afsluiten bij [Y] . Dit klemt temeer nu [appellant] heeft verklaard dat [geïntimeerde] slechts de ‘papieren eigenaar’ is en dat voor deze constructie is gekozen omdat het [appellant] niet mogelijk was de panden en de daarop rustende hypothecaire geldleningen op zijn naam te zetten. Hoewel [appellant] ter zitting heeft aangevoerd dat het in zijn belang is een zo hoog mogelijke opbrengst te genereren bij de verkoop, heeft hij blijkens de eerdere verkopen niet zo gehandeld. Daar komt nog bij dat niet is gebleken dat [appellant] met [geïntimeerde] in overleg is getreden over de verkoop van het pand waar [geïntimeerde] en haar kinderen wonen ( [adres 5] ), hoewel dat gezien de situatie wel in de rede lag.’
5.De beoordeling van de grief en het geschil
Een gewichtige reden kan bijvoorbeeld zijn gelegen in het intreden van onvoorziene omstandigheden, die van dien aard zijn dat degene in wiens belang de volmacht onherroepelijk is gemaakt, naar redelijkheid en billijkheid handhaving van de volmacht niet mag verwachten. Een gewichtige reden kan daarnaast zijn dat de gevolmachtigde de volmacht gebruikt op een wijze die kennelijk onredelijk is jegens de volmachtgever (MvA II,
Parl. Gesch. Boek 3, p. 294).
[appellant] heeft dienaangaande wisselende, en weinig duidelijke verklaringen afgelegd.
In zijn beroepschrift heeft hij gesteld dat er na deze verkoop geen schuld meer over was, omdat met deze verkoop de schuld aan [Y] zou zijn voldaan. Zonder nadere toelichting die ontbreekt, is deze stelling echter onbegrijpelijk. In een aan het beroepschrift gehechte handgeschreven verklaring, die van de hand van [Y] zou zijn, wordt gesproken over kwijtschelding van de schuld. De raadsman van [appellant] heeft ter zitting uiteengezet dat de woning is verkocht voor € 65.000,- waarna een restschuld van € 40.000,- resteerde. Omdat de WOZ-waarde van de woning hoger was dan € 65.000,- is de restantschuld verrekend met het verschil tussen de verkoopprijs van de woning en de WOZ-waarde daarvan, zo luidde de verklaring. Een deugdelijke onderbouwing ontbreekt echter.
6.De slotsom
€ 1.788,-(2 punten x tarief € 894,-)
7.De beslissing
10 oktober 2016;