In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, stond de wilsbekwaamheid van de testateur centraal. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.W.A. Kroon, had in eerste aanleg als gedaagde gefungeerd, terwijl de geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. W.H. Kesler, als eisers optraden. De zaak betreft een testament dat op 22 januari 2010 door de notaris was opgemaakt. Het hof verwees naar eerdere tussenarresten en stelde vast dat het medisch dossier van de erflater, dat op een CD was opgeslagen, door beide partijen was ingediend ter beoordeling van de wilsbekwaamheid van de erflater op het moment van het opmaken van het testament.
Het hof oordeelde dat de deskundigen, die het medisch dossier hadden beoordeeld, verschillende conclusies trokken over de wilsbekwaamheid van de erflater. De appellant had het dossier laten beoordelen door deskundigen van het VU Medisch Centrum, terwijl de geïntimeerden een neuropsychiater van het UMCG inschakelden. Het hof benadrukte dat de beoordeling van wilsbekwaamheid context- en taakgerelateerd is, en dat de kwaliteit van de beslissingsondersteuning van belang is voor het oordeel over de wilsbekwaamheid.
De beslissing van het hof was om een comparitie van partijen te gelasten, waarbij de deskundigen aanwezig konden zijn om hun bevindingen te delen. Het hof hield iedere verdere beslissing aan, in afwachting van de uitkomsten van het deskundigenonderzoek. De zaak illustreert de complexiteit van het vaststellen van wilsbekwaamheid in het kader van testamentaire beschikkingen, vooral wanneer er aanwijzingen zijn voor geestelijke stoornissen.