ECLI:NL:GHARL:2017:5603

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juli 2017
Publicatiedatum
4 juli 2017
Zaaknummer
WAHV 200.169.301
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Stoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen administratieve sanctie voor niet gebruik maken van de rijbaan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die op 23 maart 2015 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 130,- opgelegd gekregen voor het niet gebruiken van de rijbaan met zijn motorvoertuig op 14 oktober 2013. De betrokkene stelde dat hij een file had ingehaald en kort had stilgestaan op een met steentjes verharde strook, zonder gevaar of hinder te veroorzaken. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging een overtreding van artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) opleverde, dat bestuurders verplicht de rijbaan te gebruiken.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de verklaringen van de verbalisant geen uitsluitsel geven over de locatie waar de betrokkene met zijn voertuig stilstond. De verbalisant had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over of de betrokkene op een berm of een voor voetgangers bestemd gedeelte had gestaan. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de betrokkene de overtreding had begaan zoals in de inleidende beschikking was gesteld.

Het hof heeft daarom de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep van de betrokkene gegrond verklaard. De beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking zijn vernietigd, en de betrokkene krijgt de door hem gestelde zekerheid terugbetaald. Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.169.301
4 juli 2017
CJIB 176568125
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland
van 23 maart 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 130,- opgelegd ter zake van “als bestuurder van een rijdend motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken”, welke gedraging zou zijn verricht op 14 oktober 2013 om 16.12 uur op de Prins Hendrikkade te Sneek.
2. De betrokkene stelt zich op het standpunt dat de door hem verrichte verkeersgedraging niet een overtreding van artikel 10 Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) oplevert. Betrokkene geeft aan dat hij een file over de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer heeft ingehaald. Toen er tegemoetkomend verkeer aan kwam, is hij uitgeweken naar links en heeft kort stilgestaan, en dus niet geparkeerd, op een met steentjes verharde strook. Nadat de tegemoetkomende auto was gepasseerd, vervolgde hij zijn weg over de rijbaan. Gedurende deze gedraging stelt de betrokkene voorts geen gevaar of hinder te hebben veroorzaakt.
3. De onder 1. vermelde gedraging betreft een overtreding van artikel 10, eerste lid, van het RVV 1990. Hierin is bepaald, voor zover hier van belang, dat bestuurders van motorvoertuigen de rijbaan gebruiken en dat zij voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten mogen gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.
4. In WAHV-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
"Ik reed achter de betrokkene aan op de Prins Hendrikkade te Sneek, vervolgens stonden we stil en ik zag vervolgens dat betrokkene de baan gebruikte die bedoeld is voor het tegenliggende verkeer. Ik zag toen dat er auto's uit tegenovergestelde richting kwamen en ik zag dat de bestuurder van het betrokken voertuig zijn auto de berm in reed aan de linkerzijde. Hierdoor ontstond er een verwarrende situatie voor de tegenliggers. Ook was dit een gevaarlijke situatie."
6. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het aanvullend proces-verbaal van 28 oktober 2015 houdt onder meer het volgende in:
"Ik zag dat de bestuurder in een personenauto voor mij, voor de onoverzichtelijke bocht naar rechts, deze file links inhaalde en daarbij reed op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer. Dit deed betrokkene op het moment dat hij geen zicht had of er eventueel tegemoetkomend verkeer was. Ik zag dat er vervolgens tegemoetkomend verkeer aankwam en dat betrokkene hierdoor de doorgang voor dit verkeer belemmerde. Betrokkene reed vervolgens met zijn voertuig over een verhoogd gedeelte dat links van de rijbaan was gelegen. Dit gedeelte is bestemd voor voetgangers die langs de Prins Hendrikkade lopen. Betrokkene heeft hier zeer kort stilgestaan om het tegemoetkomend verkeer door te laten gaan. Daarna heeft betrokkene zijn weg vervolgd op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer (…)."
7. Voor het vaststellen van de gedraging is het van belang of de naast de rijbaan gelegen strook waar de betrokkene stilstond om het tegemoetkomende verkeer voor te laten, tot het trottoir behoort ofwel een ander weggedeelte is. In de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht staat dat de betrokkene de berm in reed. In de aanvullende verklaring staat echter dat de betrokkene op een voor voetgangers bestemd gedeelte is stil gaan staan. Nu de verklaringen van de verbalisant geen uitsluitsel geven omtrent de plaats waar de betrokkene met zijn voertuig stil stond, kan niet komen vast te staan dat de onder 1. omschreven gedraging is verricht.
8. Het voorgaande brengt mee dat het hof de beslissing van de kantonrechter zal vernietigen en zal doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie alsmede de inleidende beschikking vernietigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
vernietigt de inleidende beschikking waarbij onder CJIB-nummer 176568125 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.