ECLI:NL:GHARL:2017:5578

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juli 2017
Publicatiedatum
4 juli 2017
Zaaknummer
16/00261
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag omzetbelasting voor combinatieverpakking inhalator met voorzetkamer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de fiscale eenheid [X] B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had eerder een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd aan belanghebbende over het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2011, waarbij een bedrag van € 517.935 was vastgesteld. De Inspecteur had de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd, maar had deze later ambtshalve verminderd. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraken van de Inspecteur, maar handhaafde de naheffingsaanslag en heffingsrente overeenkomstig de ambtshalve vermindering.

In hoger beroep is de vraag aan de orde of de combinatieverpakking van een inhalator met een voorzetkamer, die Ventolin bevat, onder het verlaagde omzetbelastingtarief valt. De Inspecteur was van mening dat het algemene tarief van 19% van toepassing was, terwijl belanghebbende het verlaagde tarief van 6% had toegepast. Het Hof oordeelt dat de combinatieverpakking als geneesmiddel moet worden aangemerkt volgens de Geneesmiddelenwet, en dat het verlaagde tarief van toepassing is. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank, verklaart het beroep gegrond en vernietigt de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente. Tevens wordt de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 16/00261
uitspraakdatum: 4 juli 2017
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Fiscale eenheid [X] B.V. c.s.te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 januari 2016, nummer AWB 13/6258, ECLI:NL:RBGEL:2016:316, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 517.935. Bij beschikking is € 47.888 aan heffingsrente berekend.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).
1.4.
De Inspecteur heeft hangende het beroep ambtshalve de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 129.484 en de beschikking heffingsrente verminderd tot € 11.969.
1.5.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag en de heffingsrentebeschikking gehandhaafd overeenkomstig de ambtshalve vermindering door de Inspecteur.
1.6.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende exploiteert een farmaceutische onderneming. Een van de medicijnen die zij levert is Ventolin, een geneesmiddel dat wordt gebruikt bij de behandeling van astma. Ventolin is verkrijgbaar in een inhalator/medicijnverstuiver. Bij de toediening van het medicijn wordt in veel gevallen gebruik gemaakt van een voorzetkamer. Deze is beschikbaar in twee vormen, te weten de Volumatic (voor volwassenen en kinderen vanaf circa 4 jaar) en de Babyhaler (voor kinderen tot circa 4 jaar). De Volumatic bestaat uit twee met de brede kant op elkaar te plaatsen trechters, waarvan het ene smalle eind op de inhalator/medicijnverstuiver wordt bevestigd en het andere smalle eind in de mond wordt genomen. De Babyhaler bestaat uit een buis waarin aan het ene eind een inhalator/medicijnverstuiver wordt geschoven en waarvan het andere eind een mondkapje vormt, dat over de neus en de mond van het kind wordt geplaatst. Met een druk op de inhalator/medicijnverstuiver komt het medicijn in de voorzetkamer, waarna het vervolgens kan worden geïnhaleerd door in te ademen via het mondstuk of mondkapje van de voorzetkamer.
2.2.
De inhalator/medicijnverstuiver bevattende Ventolin wordt ook in combinatie met een voorzetkamer verkocht (hierna ook combinatieverpakkingen genoemd). Voorzetkamers en inhalatoren/medicijnverstuivers bevattende Ventolin worden ook afzonderlijk verkocht. Voor elk van de combinatieverpakkingen (bestaande uit een inhalator/medicijnverstuiver bevattende Ventolin in een aparte verpakking en de voorzetkamer met enkele toebehoren) heeft het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (hierna: CBG) een nummer op basis van het Register Verpakte Geneesmiddelen (hierna: RVG-nummer) afgegeven. Voor de combinatieverpakking bevattende een Babyhaler en een inhalator/medicijnverstuiver bevattende Ventolin RVG-nummer [000] en voor de combinatieverpakking bevattende een Volumatic en een inhalator/medicijnverstuiver bevattende Ventolin RVG-nummer [001] . Voor de los verkochte inhalator/medicijnverstuiver bevattende Ventolin is RVG-nummer [002] afgegeven. Voor de losse voorzetkamers zijn geen RVG-nummers afgegeven.
2.3.
De naheffingsaanslag is opgelegd omdat belanghebbende op de levering van de combinatieverpakkingen (zowel met Volumatic als met Babyhaler) het verlaagde tarief van 6% heeft toegepast, terwijl de Inspecteur van mening is dat het algemene tarief van 19% van toepassing is.
2.4.
De Inspecteur heeft na overleg met het Ministerie van Financiën de Volumatic aangemerkt als katheter als bedoeld in post a.37 van tabel I behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Tabel I). Dit heeft in de beroepsfase geleid tot de ambtshalve vermindering van de naheffingsaanslag en de heffingsrente.

3.Het geschil

In geschil is of de combinatieverpakking bevattende een Babyhaler en een inhalator/medicijnverstuiver bevattende Ventolin is onderworpen aan het verlaagde omzetbelastingtarief. Primair is in geschil of deze combinatieverpakking een geneesmiddel is als bedoeld in post a.6 van Tabel I. Subsidiair is in geschil of de Babyhaler een medisch hulpmiddel is als bedoeld in post a.37 van Tabel I dan wel een medische uitrusting als bedoeld in bijlage III bij de Btw-Richtlijn. Tot slot is in geschil of het neutraliteitsbeginsel wordt geschonden indien deze combinatieverpakking aan het algemene tarief wordt onderworpen.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Uit de tekst van post a.6 van Tabel I volgt dat voor de definitie van het begrip geneesmiddel aansluiting moet worden gezocht bij het begrip geneesmiddel in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Geneesmiddelenwet (vgl. HR 11 november 2016, nr. 15/03115, ECLI:NL:HR:2016:2557). Belanghebbende heeft voor de combinatieverpakking bevattende een Babyhaler een handelsvergunning aangevraagd als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Geneesmiddelenwet. Bij de aanvraag van een handelsvergunning dienen gegevens en bescheiden te worden overgelegd, waaronder farmaceutische, preklinische en klinische informatie (artikel 42, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet). De handelsvergunning wordt slechts verleend indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 45, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, waaronder de voorwaarde dat het geneesmiddel de gestelde therapeutische werking bezit. Het CBG heeft aan belanghebbende voor de combinatieverpakking bevattende een Babyhaler een handelsvergunning verstrekt onder RVG-nummer [000] . Het Hof leidt daaruit af dat het CBG de combinatieverpakking bevattende een Babyhaler heeft aangemerkt als een geneesmiddel als bedoeld in de Geneesmiddelenwet.
4.2.
Dat, zoals de Inspecteur heeft betoogd, de handelsvergunning en het RVG-nummer uitsluitend zouden zijn afgegeven voor de Ventolin in de inhalator/medicijnverstuiver, zijnde de substantie genoemd in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Geneesmiddelenwet, vindt geen bevestiging in de informatie die over het geneesmiddel met de naam ‘Ventolin 100 Babyhaler CFK-vrij, aërosol, suspensie 100 microgram/dosis’ en RVG-nummer [000] is te vinden op de website van het CBG. De Babyhaler, omschreven als een zacht gezichtsmasker dat voorzichtig over de neus en mond van de baby moet worden geplaatst, wordt daar genoemd als een hulpmiddel dat ervoor zorgt dat de baby de juiste dosis Ventolin krijgt. Het Hof verwijst in dit verband naar artikel 46, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, waarin is bepaald dat indien de handelsvergunning wordt verleend, deze tevens de goedkeuring van de samenvatting van productkenmerken bevat. Het betoog van de Inspecteur is ook niet logisch gelet op het andere RVG-nummer dat is toegekend aan Ventolin in een inhalator/medicijnverstuiver, [002] .
4.3.
De conclusie luidt dat de combinatieverpakking bevattende een Babyhaler een geneesmiddel is als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Geneesmiddelenwet en post a.6 van Tabel I. Dit betekent dat het verlaagde omzetbelastingtarief van toepassing is op de levering van de combinatieverpakking bevattende een Babyhaler. Het gelijk op het primaire geschilpunt is aan belanghebbende. De overige geschilpunten behoeven geen behandeling.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Omdat het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, bepaalt het Hof dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt.
De Rechtbank heeft de kosten voor de behandeling van het beroep vastgesteld op € 992. Daartegen zijn in hoger beroep geen grieven aangevoerd, zodat het Hof daarvan zal uitgaan. Niet is gesteld of gebleken dat belanghebbende tijdens de bezwaarfase om vergoeding van proceskosten heeft verzocht.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 990 (2 punten (hogerberoepschrift en bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 495 (bedrag 2017)).

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, met uitzondering van de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,
– vernietigt de naheffingsaanslag,
– vernietigt de beschikking heffingsrente,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 990,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 503 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. J. van de Merwe en mr. A.J.H. van Suilen, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is op 4 juli 2017 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel)
(A. van Dongen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 4 juli 2017
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.