In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de faillietverklaring van [appellante]. De Achterhoek B.V. had op 14 februari 2017 de rechtbank Gelderland verzocht om het faillissement van [appellante] en haar echtgenoot [echgenoot appellante] uit te spreken. De rechtbank heeft op 21 maart 2017 het faillissement van [B.V. 1] uitgesproken, maar het verzoek tot faillietverklaring van [echgenoot appellante] afgewezen. Het hof heeft in hoger beroep de vraag behandeld of De Achterhoek een rechtens te respecteren belang heeft bij de faillietverklaring van [appellante]. Het hof oordeelt dat de enkele omstandigheid dat De Achterhoek een recht van hypotheek heeft op een goed van de schuldenaar, niet uitsluit dat zij het faillissement kan aanvragen als de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Het hof heeft vastgesteld dat De Achterhoek ten tijde van de faillissementsaanvraag een aanzienlijke opeisbare vordering op [appellante] had, en dat [appellante] niet in staat was om haar schulden te betalen. Het hof heeft het verweer van [appellante] dat De Achterhoek geen rechtens te respecteren belang heeft bij de faillietverklaring verworpen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het faillissement van [appellante] is bevestigd.