In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, die op 23 juni 2015 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen twee administratieve sancties van elk € 90,- die hem waren opgelegd voor het parkeren voor een in- en/of uitrit op 30 juni en 1 juli 2014 in de Halvesteeg te Deventer. De betrokkene erkent dat hij zijn voertuig op de genoemde data had geparkeerd, maar betwist dat er sprake was van een uitrit, omdat er achter het hek een picknicktafel staat en de afwijkende bestrating niet opvalt wanneer er aan weerszijden auto's staan geparkeerd. Hij voerde ook aan dat er een parkeerverbodsbord aanwezig had moeten zijn en dat de parkeerwachter hem pas na de tweede sanctie waarschuwde.
Het hof oordeelt dat de sancties terecht zijn opgelegd, omdat de betrokkene zijn voertuig voor een in-/uitrit heeft geparkeerd. Het hof stelt vast dat de wet geen definitie geeft van inrit of uitrit, maar dat dit moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden ter plaatse. Het hof concludeert dat het pad en de toegangspoort voldoende breed zijn voor motorvoertuigen en dat de bestrating duidelijk afwijkt van de parkeervakken. De aanwezigheid van de picknicktafel doet niet ter zake. Het hof oordeelt verder dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van de oplegging van sancties af te zien of het bedrag van de sancties te matigen. De beslissingen van de kantonrechter worden bevestigd.