In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 8 december 2015 het beroep ongegrond verklaarde. De heffingsambtenaar van de gemeente Zaltbommel had op 28 februari 2014 de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] 1a te [Z] vastgesteld op € 277.000, per waardepeildatum 1 januari 2011. Belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardevaststelling en had bezwaar gemaakt, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht de waarde had vastgesteld en dat de bezwaren van belanghebbende ongegrond waren.
Belanghebbende stelde dat de heffingsambtenaar niet correct uitvoering had gegeven aan een eerdere uitspraak van het Hof van 19 november 2013, waarin de WOZ-beschikking was vernietigd. De heffingsambtenaar verdedigde zich door te stellen dat de waarde niet te hoog was vastgesteld en dat hij de uitspraak van het Hof correct had opgevolgd. Tijdens de zitting op 1 juni 2017 werd belanghebbende gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar en een taxateur.
Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak niet te hoog had vastgesteld en dat hij voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de onroerende zaak en de referentie-objecten. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 juni 2017.