ECLI:NL:GHARL:2017:537

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
25 januari 2017
Zaaknummer
200.202.800/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een civiele zaak naar een ander hof ter vermijding van schijn van partijdigheid

In deze civiele zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aanhangig was, heeft de appellante hoger beroep ingesteld tegen een eindvonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een geschil tussen de appellante en meerdere geïntimeerden, waaronder Nieuwendijk Monumenten B.V. De rechtbank had eerder verschillende tussenvonnissen en een eindvonnis gewezen, waartegen de appellante in hoger beroep ging. Tijdens de procedure in hoger beroep werd opgemerkt dat raadsheer-plaatsvervanger mr. Roorda betrokken was bij de zaak, wat aanleiding gaf tot zorgen over de schijn van partijdigheid. Om deze reden heeft het hof besloten de zaak niet verder te behandelen en deze te verwijzen naar het gerechtshof te Den Haag. Dit besluit werd genomen in het belang van een eerlijke rechtsgang, zoals gewaarborgd door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof heeft de zaak in de stand waarin deze zich bevond, ter verdere behandeling doorverwezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.202.800/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/07/204401 / HL ZA 12-207)
arrest van 24 januari 2017
in de zaak van
[appellante],
wonende te [A] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna:
[appellante] ,
advocaat: mr. M. Kashyap, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [A] ,
advocaat: mr. J.F.M. Kappé, kantoorhoudend te Amsterdam,
2.
Nieuwendijk Monumenten B.V.,
gevestigd te [B] ,
niet verschenen,
3.
[geïntimeerde3],
wonende te [C] (Egypte),
advocaat: mr. M. Huijben, kantoorhoudend te Utrecht,
4.
[geïntimeerde4],
wonende te [C] (Egypte),
advocaat: mr. J.C. Siebert, kantoorhoudend te Haarlem,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk:
[geïntimeerden] c.s.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is beslist zoals weergegeven in de tussenvonnissen van 6 maart 2013, 20 november 2013, 16 juli 2014, 15 oktober 2014, de rolbeslissing van 15 juli 2015, de beslissing en bevelschrift inzake kosten deskundigen van 2 september 2015, en het eindvonnis van 30 maart 2016, zoals verbeterd bij vonnis van 25 mei 2016, van de rechtbank Midden-Nederland, afdeling civiel recht, locatie Lelystad (hierna: de rechtbank).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 27 juni 2016 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van voormeld eindvonnis van 30 maart 2016, zoals verbeterd bij vonnis van 25 mei 2016, met dagvaarding van [geïntimeerden] c.s. tegen de zitting van 8 november 2016.
2.2
Op de eerst dienende dag is Nieuwendijk Monumenten B.V. niet verschenen en is tegen haar verstek verleend.
2.3
Op de rol van 17 januari 2017 heeft [appellante] de memorie van grieven, tevens houdende wijziging/vermeerdering eis genomen.
2.4
Namens [geïntimeerde1] is ter rolle van 17 januari 2017 verwijzing naar het gerechtshof te Den Haag gevraagd in verband met betrokkenheid van raadsheer-plaatsvervanger mr. Roorda in deze zaak.
2.5
Vervolgens is arrest bepaald, te wijzen op het griffiedossier.

3.De beoordeling

3.1
Vanwege de betrokkenheid in deze zaak van mr. Roorda, die tevens de functie van raadsheer-plaatsvervanger in dit hof bekleedt, zal het hof - mede gelet op het bepaalde in art. 6 EVRM - de zaak niet verder behandelen, maar ter vermijding van de schijn van partijdigheid verwijzen naar een aangrenzend hof.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, ter verdere behandeling naar het
gerechtshof te De Haag.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.W. Zandbergen en mr. B.J. Hofstee, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 24 januari 2017.