ECLI:NL:GHARL:2017:5247

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juni 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
200.205.854
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beëindiging gezamenlijk gezag en verdeling zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak gaat het om een verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken van de ouders van een minderjarige, hierna aangeduid als [kind]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft in eerste aanleg een voorlopige regeling gekregen waarbij [kind] eenmaal per veertien dagen bij de vader verblijft. De vader is echter niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De communicatie tussen de ouders verloopt moeizaam, en de vader komt afspraken niet na, wat negatieve gevolgen heeft voor [kind]. Het hof heeft geconstateerd dat de vader mogelijk hersenletsel heeft opgelopen door eerdere herseninfarcten, wat de situatie compliceert. Het hof heeft besloten om een raadsonderzoek te laten uitvoeren naar het gezag en het contact tussen [kind] en de vader, en heeft het gezag van de vader over [kind] geschorst. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, en het hof heeft de raad verzocht om uiterlijk 1 december 2017 te rapporteren over de situatie. De behandeling van de zaak zal worden voortgezet na ontvangst van dit rapport.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.205.854
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 400737 en 400740)
beschikking van 22 juni 2017
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats verzoekster] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.M.E. Derks te Woerden,
en
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats verweerder] ,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
advocaat: voorheen mr. C. Simmelink te Utrecht, thans geen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 7 januari 2016 en 20 september 2016, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 december 2016.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 1 juni 2017 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [medewerker raad] verschenen. Tevens is aan de vader van de moeder, de heer [grootvader] , bijzondere toegang verleend tot het bijwonen van de mondelinge behandeling.

3.De vaststaande feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [kind] , geboren op [geboortedatum kind] te [geboorteplaats kind] (verder: [kind] ), over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
Na het uiteengaan van partijen hebben partijen op 25 september 2011 een overeenkomst ondertekend waarin zij afspraken hebben gemaakt ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [kind] .
3.3
[kind] verbleef na het uiteengaan van partijen met de moeder bij de ouders van de moeder in [plaats 1] . Kort geleden is de moeder met [kind] verhuisd naar [plaats 2] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen zijn in geschil het gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [kind] .
4.2
Bij de beschikking van 7 januari 2016 heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, een voorlopige regeling omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld in die zin dat met ingang van 9 januari 2016 en totdat nader wordt beslist, [kind] bij de vader verblijft eenmaal per veertien dagen op zaterdag van 13.00 uur tot 17.00 uur. De vader haalt [kind] op bij de moeder en zorgt voor de invulling van deze uren, zonder begeleiding door een derde. Daarbij heeft de rechtbank de behandeling van de verzoeken pro forma aangehouden in afwachting van de ontwikkelingen in het ouderschapsbemiddelingstraject en iedere verdere beslissing aangehouden.
4.3
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking bepaald dat [kind] eenmaal per veertien dagen op zaterdag van 13.00 uur tot 17.00 uur bij de vader zal verblijven, dat de moeder de vader eenmaal in de veertien dagen op zondag per e-mail zal informeren over alle belangrijke aangelegenheden ten aanzien van [kind] , zoals school, hobby’s, vrienden, gezondheid en kosten en heeft de rechtbank het meer en anders verzochte afgewezen.
4.4
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 20 september 2016. De eerste grief ziet op de afwijzing door de rechtbank van het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar alleen met het gezag over [kind] te belasten. De tweede grief ziet op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De moeder verzoekt de beschikking van 20 september 2016 te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag alsnog toe te wijzen alsmede te bepalen dat tussen [kind] en de vader een contactregeling geldt van één keer per veertien dagen via het omgangshuis, althans een beslissing te nemen als het hof juist acht, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Met de raad is het hof van oordeel dat uit de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling is besproken blijkt dat, ondanks de positieve inzet van de moeder en de bemiddelende rol die haar vader daarbij vervult, de communicatie tussen partijen zeer moeizaam verloopt. Daarnaast komt de vader afspraken met betrekking tot [kind] niet na. [kind] heeft daar last van. Verder is gebleken dat de vader in het verleden twee herseninfarcten heeft gehad en daardoor mogelijk hersenletsel heeft opgelopen. Het is onduidelijk wat de invloed daarvan is op het contact tussen partijen en tussen de vader en [kind] . Gelet op het voorgaande heeft de raad ter zitting geadviseerd een raadsonderzoek te laten plaatsvinden naar het gezag over [kind] en het contact tussen hem en de vader.
5.2
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen geven. Daarom zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden en de raad verzoeken om een onderzoek in te stellen naar de vraag welke vorm van gezag het meest in het belang van [kind] is en welke vorm van contact met de vader het meest in zijn belang is. Het hof zal de raad verzoeken om over het vorenstaande te adviseren en
uiterlijk 1 december 2017te rapporteren.
5.3
Na ontvangst van het rapport van de raad zal een nadere mondelinge behandeling worden bepaald, voor welke mondelinge behandeling partijen en de raad zullen worden opgeroepen.
5.4
In afwachting van het voorgaande zal in zoverre iedere verdere beslissing worden aangehouden.
5.5
Het hof overweegt voorts dat op grond van artikel 1:268, eerste lid, aanhef en sub a van het Burgerlijk Wetboek, de ouder geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag kan worden geschorst, indien de maatregel noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen. Er dient in dat geval een ernstig vermoeden te bestaan dat een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen.
5.6
Ter mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder in de uitoefening van haar gezag over [kind] grote problemen ondervindt doordat de vader regelmatig onbereikbaar is en weigert om zijn woonadres aan haar kenbaar te maken. Hierdoor werd onlangs de inschrijving van [kind] in de gemeente [plaats 2] bemoeilijkt, evenals de inschrijving van [kind] op een school in [plaats 2] . Tot nu toe hebben de instanties steeds hun medewerking verleend, ondanks het ontbreken van de toestemming van de vader. Daarbij dient te worden vermeld dat de school in [plaats 2] nog steeds in afwachting is van de toestemming van de vader en dat [kind] desondanks is toegelaten tot de school. Het kost de moeder veel energie en moeite om de instanties zo ver te krijgen. Deze last drukt zwaar op haar, mede omdat deze situatie al geruime tijd bestaat. Inmiddels is ook de identiteitskaart van [kind] verlopen en valt te verwachten dat de moeder, bij het ontbreken van toestemming van de vader, geen nieuw identiteitsbewijs voor [kind] zal kunnen aanvragen.
5.7
Zoals hiervoor is overwogen zal het hof de raad verzoeken om een onderzoek in te stellen naar het gezag. De beslissing op het verzoek omtrent het gezag zal daarom nog enige tijd op zich laten wachten. In de gegeven situatie ziet het hof aanleiding om het gezag van de vader over [kind] te schorsen. De houding van de vader en het feit dat hij contact met de moeder vermijdt, althans onbereikbaar is en zijn woonadres niet kenbaar wil maken, leiden het hof tot het ernstig vermoeden dat de vader niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. Wellicht worden deze houding en het gedrag van de vader veroorzaakt of versterkt doordat de vader als gevolg van twee herseninfarcten mogelijk een hersenbeschadiging heeft opgelopen. Nu de vader in hoger beroep geen verweer heeft gevoerd en ook niet ter zitting is verschenen, heeft het hof daarnaar geen eigen onderzoek kunnen instellen. Schorsing van het gezag van de vader is noodzakelijk, vooral omdat in acute gevallen niet direct en adequaat kan worden gehandeld, maar ook omdat aannemelijk is dat voornoemde druk die de moeder door de houding en het gedrag van de vader ervaart een negatieve weerslag heeft op [kind] .

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
schorst het gezag van de vader over [kind] , geboren op [geboortedatum kind] te [geboorteplaats kind] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad een nader onderzoek in te stellen als hiervoor onder 5.2 omschreven en daaromtrent te rapporteren
uiterlijk 1 december 2017;
bepaalt dat het onderzoek door de raad zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. M.J. Stolwerk;
bepaalt dat de raad zich voor vragen of opmerkingen betreffende het onderzoek zal kunnen wenden tot voornoemde raadsheer-commissaris;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van het rapport van de raad te bepalen datum, waarvoor partijen en de raad zullen worden opgeroepen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. Stolwerk, A. Smeeïng-van Hees en
J.B. de Groot, bijgestaan door de griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door
mr. Smeeïng-van Hees en is op 22 juni 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.