ECLI:NL:GHARL:2017:5239

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juni 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
21-004819-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor pogingen tot doodslag, zware mishandeling, gekwalificeerde diefstal en schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor twee pogingen tot doodslag, een poging tot zware mishandeling, een gekwalificeerde diefstal en schadevergoeding aan benadeelde partijen. De zaak betreft incidenten die zich hebben voorgedaan op 10 november 2014 en 29 juni 2014, waarbij de verdachte meerdere geweldsdelicten heeft gepleegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf jaren. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de overige feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte schadevergoeding moet betalen aan de slachtoffers. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de gepleegde delicten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en psychische problematiek.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004819-15
Uitspraak d.d.: 22 juni 2017
Tegenspraak
Promis
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 21 augustus 2015 met het parketnummer 16-660089-14 in de strafzaak van de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting te Veenhuizen.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het gerechtshof van 8 oktober 2015 en 8 juni 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof:
  • het vonnis van de rechtbank zal vernietigen;
  • de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair en 3 primair aan hem ten laste gelegde;
  • de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 primair aan hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest;
  • de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gedeeltelijk zal toewijzen, tot een bedrag van € 4.901,94, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en deze benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering;
  • de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gedeeltelijk zal toewijzen, tot een bedrag van € 546,06, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en deze benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering;
  • de in beslag genomen voorwerpen zal onttrekken aan het verkeer.
De advocaat-generaal heeft de schriftelijke vordering na voorlezing aan het gerechtshof overgelegd.
Het gerechtshof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

De rechtbank heeft bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht:
  • de verdachte vrijgesproken van het onder 1 primair en 3 primair aan hem ten laste gelegde;
  • hem ter zake van het onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 primair aan hem ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren, met aftrek van voorarrest;
  • de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 4.901,94, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vordering voor het overige afgewezen;
  • de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 546,06, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en deze benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering;
  • de in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Het gerechtshof zal dit vonnis om proceseconomische redenen vernietigen en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 november 2014 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [benadeelde partij 1] meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijk scherp steekvoorwerp, in de rug en/of het hoofd heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 november 2014 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde partij 1] meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijk scherp steekvoorwerp, in de rug en/of het hoofd heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 november 2014 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [benadeelde partij 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een klaplong en/of een gebroken rib en/of een mespunt blijvend in de schedel), heeft toegebracht, door voornoemde [benadeelde partij 1] opzettelijk meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijk scherp steekvoorwerp, in de rug en/of het hoofd te steken;
2.
hij op of omstreeks 10 november 2014 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (kenteken [nummer] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 29 juni 2014 te [plaats 2] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven (bij) die [slachtoffer 1]
- een hand in de vagina en/of anus heeft gestopt en/of
- heeft gedwongen laxeermiddelen te slikken en/of (vervolgens) zich te ontlasten en/of
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met een vuurwapen, althans een (dergelijk) zwaar/hard voorwerp, heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam en/of
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met de handen/vuisten heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam en/of
- met een mes, althans een dergelijk scherp steekvoorwerp, in het (boven)been, althans in het lichaam heeft gestoken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juni 2014 te [plaats 2] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (bij) die [slachtoffer 1]
- een hand in de vagina en/of anus heeft gestopt en/of
- heeft gedwongen laxeermiddelen te slikken en/of (vervolgens) zich te ontlasten en/of
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met een vuurwapen, althans een (dergelijk) zwaar/hard voorwerp, heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam en/of
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met de handen/vuisten heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam en/of
- met een mes, althans een dergelijk scherp steekvoorwerp, in het (boven)been, althans in het lichaam heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
4.
hij op of omstreeks 29 juni 2014 te [plaats 2] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer (zogenaamde) bolletje(s) cocaïne en/of sieraden en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, (bij) die [slachtoffer 1]
- een hand in de vagina en/of anus heeft gestopt en/of
- heeft gedwongen laxeermiddelen te slikken en/of (vervolgens) zich te ontlasten en/of
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met een vuurwapen, althans een (dergelijk) zwaar/hard voorwerp, heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam en/of
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met de handen/vuisten heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam en/of
- met een mes, althans een dergelijk scherp steekvoorwerp, in het (boven)been, althans in het lichaam heeft gestoken,
zulks terwijl voornoemde handelingen van verdachte zwaar lichamelijk letsel (te weten: aangezichtsletsel en/of hoofdletsel en/of een snijwond in het (boven)been) voor die
[slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 29 juni 2014 te [plaats 2] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijk scherp steekvoorwerp, in de buik en/of de zij, althans in het (boven)lichaam heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juni 2014 te [plaats 2] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijk scherp steekvoorwerp, in de buik en/of de zij, althans in het (boven)lichaam heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

Vrijspraak van het onder 1 primair en 3 primair ten laste gelegde

Het gerechtshof acht - met de advocaat-generaal en de verdediging - niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 primair aan hem ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Evenals de advocaat-generaal en de verdediging acht het gerechtshof geen bewijs aanwezig voor de onder 1 primair ten laste gelegde voorbedachte raad en evenmin voor de onder
3 primair ten laste gelegde opzet op levensberoving.

Partiële vrijspraak van het onder 3 subsidiair en onder 4 ten laste gelegde

Met betrekking tot de onder 3 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling acht het gerechtshof - anders dan de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging - niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Van dit onderdeel van de tenlastelegging dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de onder 4 ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal acht het gerechtshof - evenals de rechtbank - niet bewezen dat de verdachte dit delict in vereniging met één of meer anderen heeft gepleegd en evenmin dat de verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt bij [slachtoffer 1] . Van deze onderdelen van de tenlastelegging dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs voor de onder 5 primair ten laste gelegde poging tot doodslag
De verdachte heeft ook ter terechtzitting in hoger beroep ontkend dat hij heeft geprobeerd [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Hij heeft aangevoerd dat er op een gegeven moment sprake is geweest van een worsteling tussen hem en [slachtoffer 2] en dat daarbij het mes dat hij, verdachte, in zijn hand had, is uitgeschoten en [slachtoffer 2] heeft geraakt. In het verlengde hiervan is door de verdediging aangevoerd dat het zeer goed mogelijk is dat de verwonding van [slachtoffer 2] het gevolg is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden en dat voorwaardelijk opzet van de verdachte op het overlijden van [slachtoffer 2] ontbreekt, nu de verdachte de kans op dat overlijden niet welbewust heeft aanvaard. De verdediging heeft op grond hiervan vrijspraak bepleit van dit feit.
Dit bewijsverweer is door de verdediging grotendeels gebaseerd op de verklaring die door [slachtoffer 2] is afgelegd bij de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof. Het gerechtshof zal die verklaring van [slachtoffer 2] echter niet volgen, aangezien aannemelijk is geworden dat die verklaring voor wat betreft de door hem in dat verhoor beschreven handelingen van verdachte is ingegeven door angst van [slachtoffer 2] voor represailles van de kant van de verdachte. Dat roept gerede twijfel op over de vraag of [slachtoffer 2] naar waarheid heeft kunnen verklaren bij de raadsheer-commissaris. [slachtoffer 2] heeft bij aanvang van dat verhoor echter wel verklaard dat hij bij de politie 100% eerlijk is geweest.
Het gerechtshof volgt anders de verdediging de verklaringen die door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn afgelegd bij de politie.
Uit die verklaringen blijkt dat verdachte direct een messteek heeft toegebracht aan [slachtoffer 2] op het moment waarop deze wilde ingrijpen in het geweld dat de verdachte uitoefende op [slachtoffer 1] . Naar het oordeel van het hof volgt hieruit dat sprake was van een doelbewuste actie van de verdachte jegens [slachtoffer 2] . Dit geldt te meer nu dit steken past in de totale context van de gebeurtenissen, waarin verdachte kort tevoren het mes bewust in het bovenbeen van [slachtoffer 1] stak.
Verdachte heeft doelbewust met een mes in het lichaam van [slachtoffer 2] gestoken. Gezien de verklaring van [slachtoffer 2] (p. 55 van het dossier) moet dit tussen de zevende en achtste rib zijn geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat als je met een mes in dit deel van het lichaam steekt, er een aanmerkelijke kans bestaat dat het slachtoffer daarbij het leven verliest. Verdachte moet dit ook hebben geweten. Door toch zo te handelen heeft verdachte die aanmerkelijke kans op dat gevolg aanvaard. Verdachte heeft dus voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 2] gehad.
Gelet op het bovenstaande verwerpt het gerechtshof het door de verdachte en de verdediging gevoerde bewijsverweer.

Bewezenverklaring

Op grond van wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 primair aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair.
hij op 10 november 2014 te [plaats 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde partij 1] meerdere malen met een mes in de rug heeft gestoken en één keer in het hoofd heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
2.
hij op 10 november 2014 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, kenteken [nummer] , toebehorende aan [benadeelde partij 2] , heeft beschadigd.
3 subsidiair.
hij op 29 juni 2014 te [plaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (bij) die [slachtoffer 1] een hand in de vagina heeft gestopt en meerdere malen met kracht met de vuisten heeft geslagen op het hoofd en met een mes in het bovenbeen heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
4.
hij op 29 juni 2014 te [plaats 2] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen bolletjes cocaïne en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en van geweld en bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, (bij) die [slachtoffer 1] een hand in de vagina heeft gestopt en meerdere malen met kracht met de vuisten heeft geslagen op het hoofd en met een mes in het bovenbeen heeft gestoken.
5 primair.
hij op 29 juni 2014 te [plaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] met een mes in het lichaam heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 subsidiair en 5 primair bewezen verklaarde levert telkens op:
poging tot doodslag.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Het gerechtshof acht de verdachte strafbaar, aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde delicten en de omstandigheden waaronder die delicten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het gerechtshof heeft hierbij in het bijzonder acht geslagen op het volgende.
De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan twee pogingen tot doodslag, een poging tot zware mishandeling en een gekwalificeerde diefstal.
Dergelijk gewelddadig gedrag is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Deze geweldsdelicten kenmerken zich door de niets en niemand ontziende en uiterst gewelddadige en meedogenloze wijze waarop de verdachte een beweerdelijk openstaande schuld bij de slachtoffers heeft willen innen. In het oog springt daarbij dat de verdachte herhaaldelijk op [benadeelde partij 1] heeft ingestoken. Het slachtoffer heeft daaraan aanzienlijk letsel overgehouden: littekens, een klaplong, een gebroken rib., terwijl de punt van het mes nog in zijn hoofd zit.
De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke delicten hiervan (langdurig) psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. De verdachte heeft door het plegen van deze delicten een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daar komt bij dat verdachte op de openbare weg op [benadeelde partij 1] heeft ingestoken en dat een buurman van het slachtoffer getuige is geweest van die steekpartij.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan beschadiging van een auto. Daarmee heeft de verdachte aan een ander schade en/of overlast en ergernis toegebracht en heeft hij er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendom van die ander.
Het gerechtshof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 mei 2017 eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten, als afpersing en mishandeling. De rechter heeft verdachte al meermalen langdurige gevangenisstraffen opgelegd, maar die hebben de verdachte er niet van weerhouden opnieuw zware geweldsdelicten te plegen.
Het gerechtshof heeft eveneens acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken, onder meer uit de over hem op 15 juli 2015 door het Pieter Baan Centrum, en de door Reclassering Nederland uitgebrachte rapporten. In die rapporten imponeert de verdachte als een persoon met een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken, die een bagatelliserende en rationaliserende houding aanneemt ten aanzien van zijn delictgedrag in het verleden en die een gebrekkige empathie vertoont. Hij handelt uit opportunisme en eigen persoonlijk gewin, zonder spijtgevoelens en verantwoordelijkheidsbesef.
Het gerechtshof is op grond van het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane delicten van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren, met aftrek van het door de verdachte ondergane voorarrest, noodzakelijk en geboden is.
Het gerechtshof legt hiermee een gevangenisstraf van langere duur op dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Het gerechtshof komt tot deze beslissing omdat het gerechtshof dat een passende straf acht die méér recht doet aan de ernst van de gepleegde delicten dan de gevangenisstraf die de advocaat-generaal heeft gevorderd. Een andere straf dan een gevangenisstraf van deze duur is gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde delicten en de omstandigheden waaronder deze delicten zijn gepleegd niet aan de orde.
De raadsvrouw van de verdachte heeft in het kader van het door haar gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het gerechtshof de oplegging van een gevangenisstraf van kortere duur aangewezen acht. Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, is het milieu waarin de bewezen verklaarde delicten zich hebben afgespeeld - een drugsmilieu, aldus de raadsvrouw - voor het gerechtshof geen strafmitigerende factor.
In beslag genomen voorwerpen
Onder de verdachte is een pistool en een geweer in beslag genomen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte onder 1 subsidiair en 2 begane feiten.
Deze voorwerpen behoren aan de verdachte toe, zijn niet teruggegeven en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Het gerechtshof zal deze voorwerpen onttrekken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 6.564,46, waarvan € 5.000,- ter zake van immateriële schade en € 846,52 ter zake van kosten voor rechtsbijstand. Daarnaast is de wettelijke rente gevorderd. De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht gedeeltelijk toegewezen en is voor het overige afgewezen. Deze benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van de eerste vordering opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het gerechtshof voldoende gebleken dat deze benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van de gevorderde materiële schade, te weten € 633,44, alsmede tot een deel van de gevorderde immateriële schade, te weten € 3.500,-. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 4.133,64, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2014 tot aan de dag van algehele voldoening.
Voor het overige is het gerechtshof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan deze benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet hierop dient de verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak in eerste aanleg en in hoger beroep - met inachtneming van het liquidatietarief - begroot op € 960,- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed zal het gerechtshof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade ten bedrage van € 678,20. Daarnaast is de wettelijke rente gevorderd. De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht gedeeltelijk toegewezen en voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Deze benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van de eerste vordering opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep.
Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het gerechtshof voldoende gebleken dat deze benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 546,06. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2014 tot aan de dag van algehele voldoening.
Voor het overige is het gerechtshof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan deze benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet hierop dient de verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal het gerechtshof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het gerechtshof heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 57, 287, 302, 312 en
350 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair,
2, 3 subsidiair, 4 en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een pistool en een geweer.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.133,64 (vierduizend honderddrieëndertig euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 633,64 (zeshonderddrieëndertig euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
960,00 (negenhonderdzestig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 4.133,64 (vierduizend honderddrieëndertig euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 633,64 (zeshonderddrieëndertig euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
51 (eenenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 546,06 (vijfhonderdzesenveertig euro en zes cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 546,06 (vijfhonderdzesenveertig euro en zes cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. K. Lahuis, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 22 juni 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Hielkema en mr. Versteeg zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.