ECLI:NL:GHARL:2017:5223

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
WAHV 200.175.574
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake administratieve sanctie voor parkeren op een gelegenheid voor laden en lossen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 26 juni 2015 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen voor het parkeren op een gelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen van goederen op 4 mei 2013. De betrokkene voerde aan dat de verkeersborden aan de Brouwersgracht niet van toepassing waren op het parkeerterrein en dat er geen verkeersbord E7 aanwezig was op het moment van de overtreding. Hij stelde ook dat hij een gehandicaptenparkeerkaart had, wat hem volgens hem een ontheffing zou geven om daar te parkeren.

Het hof heeft de argumenten van de betrokkene beoordeeld en vastgesteld dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de overtreding. De betrokkene had geen overtuigende feiten of omstandigheden aangedragen die de juistheid van de ambtsedige verklaring in twijfel trokken. Het hof concludeerde dat de betrokkene op de juiste locatie had geparkeerd en dat de aanwezigheid van de verkeersborden niet ter discussie stond. Bovendien biedt de gehandicaptenparkeerkaart geen ontheffing voor het parkeren op een gelegenheid voor laden en lossen, zoals vastgelegd in artikel 85 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).

Uiteindelijk bevestigde het hof de beslissing van de kantonrechter, waarmee de sanctie van € 90,- werd gehandhaafd. Het hof benadrukte dat er geen rechtsregel is die voorschrijft dat er geen wijzigingen in de bestaande situatie mogen plaatsvinden tijdens een WAHV-procedure. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. A. Stoop als griffier, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

WAHV 200.175.574
20 juni 2017
CJIB 172262825
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 26 juni 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “parkeren op een gelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen van goederen”, welke gedraging zou zijn verricht op 4 mei 2013 om 12.41 uur op de Brouwersgracht te Veenendaal met het voertuig met het kenteken [kenteken].
2. De betrokkene voert aan dat geenszins duidelijk is dat de borden die geplaatst zijn aan de Brouwersgracht ook van toepassing zijn op het parkeerterrein grenzend aan de Brouwersgracht. Nu het parkeerterrein een eigen wegingang heeft, wordt de suggestie gewekt dat het een andere weg c.q. plein betreft. Voorts stelt de betrokkene dat het verkeersbord E7, dat een parkeergelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen aanwijst, niet aanwezig was. Dit bord is op een later tijdstip geplaatst. Indien het parkeerterrein wel onderdeel uitmaakt van de Brouwersgracht, had de betrokkene niet geverbaliseerd mogen worden omdat hij een gehandicaptenparkeerkaart zichtbaar achter de voorruit had geplaatst. Dit geeft de betrokkene een ontheffing om maximaal drie uur te parkeren op wegen waarvoor een parkeerverbod geldt dat met een bord of een gele onderbroken streep is aangegeven. Tevens merkt de betrokkene op dat op de pleeglocatie bouwwerkzaamheden zijn aangevangen. De betrokkene merkt op dat als er een rechtszaak aanhangig is, er zich geen wijzigingen in de bestaande situatie mogen voordoen. In de loop van de procedure heeft de betrokkene verschillende foto's overgelegd van de pleeglocatie.
3. De betreffende gedraging is een overtreding van artikel 24, eerste lid, sub f van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990):
“ De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren: (…)
f. op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
4. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB zakelijk weergegeven in dat een [auto] met het kenteken [kenteken] op voornoemde tijd en datum op de Brouwersgracht geparkeerd stond op een parkeergelegenheid die bestemd is voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
6. Voorts bevat het dossier een aanvullend proces-verbaal van 3 maart 2016, waarin verbalisant [verbalisant 1], voor zover relevant, het volgende verklaart:
"Op 4 mei 2013 omstreeks 12.41 uur heeft verbalisant [verbalisant 2] voor het voertuig met het kenteken [kenteken] een aankondiging van beschikking uitgeschreven op de Brouwersgracht te [woonplaats] ter hoogte van perceel 92. Tegenover dit perceel was een laad en los plek, aangegeven met een bord E7 RVV 1990. Het bord was geplaatst aan de lantaarnpaal, zichtbaar vanaf de Adriaan P. de Kleuverstraat - hoek - Brouwersgracht."
Als bijlage is de aankondiging van beschikking bijgevoegd waarop als opmerkingen van de verbalisant, zakelijk weergegeven, genoteerd staat dat het voertuig geparkeerd stond op een plaats bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen, hetgeen is aangegeven middels bord E7.
Tevens zijn foto's van de pleeglocatie bijgevoegd gemaakt op 9 augustus 2012, waarop te zien is dat aan de rechterzijde van de Brouwersgracht een parkeergelegenheid is voorzien van het bord E7.
7. Het hof kan de stelling van de betrokkene dat de borden op de Brouwersgracht geen betrekking hebben op het aan de Brouwersgracht grenzende parkeerterrein niet volgen. Uit de foto's van zowel de betrokkene, als de foto's die door de verbalisant zijn overgelegd, blijkt dat de betrokkene op een parkeergelegenheid aan de Brouwersgracht heeft geparkeerd. Op de foto's is geen parkeerterrein voorzien van een eigen wegingang waarneembaar.
8. Gelet op de verklaring van de verbalisant, de aankondiging van beschikking, de bijgevoegde foto's en in aanmerking genomen dat de betrokkene in zijn beroepschrift bij de kantonrechter d.d. 23 november 2013 aangeeft gebruik te hebben gemaakt van de parkeerruimte aan de rechterzijde van de Brouwersgracht waarbij aan een lantaarnpaal het verkeersbord E7 geplaatst was, acht het hof het niet aannemelijk dat geen verkeersbord E7 geplaatst was.
9. De stelling van de betrokkene dat hij op een parkeergelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen mag parkeren omdat hij een gehandicaptenparkeerkaart heeft, vindt geen steun in het recht.
10. Artikel 85, eerste lid, van het RVV 1990 luidt als volgt:
Op bestuurders van een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin op de door Onze Minister voorgeschreven wijze een geldige en behoorlijk leesbare gehandicaptenparkeerkaart is aangebracht, zijn artikel 25 en, indien niet langer wordt geparkeerd dan drie uren, de artikelen 24, eerste lid, onderdeel e, 46 en 62, voor zover het betreft bord E1 van bijlage 1, niet van toepassing.
11. Blijkens artikel 85 van het RVV 1990 biedt een gehandicaptenparkeerkaart geen ontheffing ter zake van het parkeerverbod op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen genoemd in artikel 24, eerste lid, aanhef en onder f, RVV 1990.
12. Gelet op het voorgaande is de sanctie op goede gronden opgelegd.
13. Tot slot overweegt het hof dat geen rechtsregel voorschrijft dat indien in het kader van de WAHV een procedure aanhangig is gemaakt, er zich geen wijzigingen in de bestaande situatie mogen voordoen.
14. Nu de bezwaren van de betrokkene geen doel treffen, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.