ECLI:NL:GHARL:2017:5193

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
200.198.353
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arbitraal vonnis en bevoegdheid van het hof

In deze zaak heeft Van den Biggelaar Agro B.V. op 4 augustus 2016 Junior B.V. gedagvaard voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De eiseres vorderde de vernietiging van een arbitraal tussenvonnis en een arbitraal eindvonnis, beide gewezen in 2015 en 2016. De eiseres stelde dat het hof bevoegd was om van de vordering kennis te nemen, terwijl de gedaagde, Junior B.V., betwistte dat het hof bevoegd was. Het hof heeft vastgesteld dat de arbitrage aanhangig was gemaakt vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving op 1 januari 2015, waardoor het oude recht van toepassing is. Volgens het oude recht moet een vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis worden ingesteld bij de rechtbank waar het origineel van het vonnis is neergelegd. In dit geval was dat de rechtbank Gelderland. Het hof heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen en heeft de zaak verwezen naar de rechtbank Gelderland. De beslissing over de proceskosten is gereserveerd voor de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.198.353
arrest van 20 juni 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Van den Biggelaar Agro B.V.,
gevestigd te Leunen, gemeente Venray,
eiseres,
hierna: Van den Biggelaar Agro B.V.,
advocaat: mr. R. Haouli,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Junior B.V.,
gevestigd te Boekel,
gedaagde,
hierna: Junior B.V.,
advocaat: mr. J.M. Molkenboer.

1.Het geding

1.1
Van den Biggelaar Agro B.V. heeft bij exploot van 4 augustus 2016 Junior B.V. gedagvaard te verschijnen voor dit hof en gevorderd dat het hof bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:het tussen partijen op 9 februari 2015 gewezen arbitraal tussenvonnis en het tussen partijen op 25 maart 2016 gewezen arbitraal eindvonnis zal vernietigen;
subsidiair:(alleen) het tussen partijen op 25 maart 2016 gewezen arbitraal eindvonnis zal vernietigen;
primair en subsidiair:Junior B.V. zal veroordelen tot terugbetaling aan Van den Biggelaar Agro B.V. van € 41.134,58, te vermeerderen met wettelijke rente, met veroordeling van Junior B.V. in de proceskosten van de onderhavige procedure en de nakosten.
1.2
Van den Biggelaar Agro B.V. heeft de zaak aangebracht bij dit hof en heeft geconcludeerd overeenkomstig genoemd exploot. Het verloop van het geding blijkt verder uit:
- de conclusie van antwoord van Junior B.V.;
- de conclusie van repliek van Van den Biggelaar Agro B.V.;
- de conclusie van dupliek van Junior B.V.;
- de uitlatingen van partijen op de rol van 4 april 2017 (met de brief van 27 maart 2017 van mr. J.M. Molkenboer en de brief van 28 maart 2017 van mr. R. Haouli).
1.3
Op grond van artikel 5.5 van het toepasselijke Landelijk procesreglement
voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven heeft het hof geen kennis genomen van de brief van mr. J.M. Molkenboer van 6 april 2017, omdat deze het hof heeft bereikt nadat (op de rol van 4 april 2017) arrest is bepaald en niet is gebleken dat Junior B.V. met de kennisneming heeft ingestemd.
1.4
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De beoordeling

2.1
Het hof is onbevoegd kennis te nemen van de vordering van Van den Biggelaar Agro B.V. strekkende tot vernietiging van de genoemde arbitraal vonnissen. Het hof komt tot dat oordeel op grond van het volgende.
2.2
De Wet van 2 juni 2014 tot wijziging van Boek 3, Boek 6 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en het Vierde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de modernisering van het Arbitragerecht is in werking getreden op 1 januari 2015. Op arbitrages die aanhangig zijn of waren voor de datum van inwerkingtreding van deze wet blijft, op grond van artikel IV lid 2 van die wet, het Vierde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing, zoals dat voor de datum van inwerkingtreding van deze wet gold (hierna: het oude recht). Die wet is, op grond van artikel IV lid 4 van die wet, niet van toepassing op zaken die bij de rechter aanhangig zijn gemaakt of waren indien en voor zover het arbitrages betreft als bedoeld in het tweede lid. Ook op die zaken blijft het oude recht van toepassing.
2.3
Tussen partijen staat - als niet bestreden - vast dat de arbitrage aanhangig is gemaakt vóór 1 januari 2015, te weten op 23 mei 2014. Dat brengt mee dat het oude recht op de arbitrage van toepassing is. Op grond van artikel 1064 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van het oude recht (het voor 1 januari 2015 geldende recht) wordt de vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis “ingesteld bij de rechtbank ter griffie waarvan het origineel van het vonnis volgens artikel 1058, eerste lid, moet worden nedergelegd." Die rechtbank is, zo heeft Van den Biggelaar Agro B.V. (met verwijzing naar de door haar overgelegde akte van depot van een arbitraal vonnis) onweersproken gesteld, de rechtbank Gelderland.
2.4
Gelet op het vorenstaande en het feit dat niet is gebleken van een overeenkomst van partijen als bedoeld in artikel 329 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) op grond waarvan partijen hun geschil bij wijze van prorogatie aan het hof voorleggen, zal het hof, gelet op de artikelen 72 en 73 Rv, zich onbevoegd verklaren om van het geschil kennis te nemen en de zaak verwijzen naar de rechtbank Gelderland.
2.5
Gelet op artikel 73 Rv gelezen in verband met artikel 71 lid 4 eerste zin Rv, zal het hof vermelden op welke wijze partijen in de procedure moeten verschijnen en, gezien artikel 9 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (hierna: WGBZ), welk griffierecht van partijen wordt geheven en binnen welke termijn dit griffierecht betaald dient te worden, een en ander als hierna te vermelden.
2.6
Junior B.V. heeft gevorderd en Van den Biggelaar Agro B.V. heeft bestreden dat Van den Biggelaar Agro B.V. in de proceskosten moet worden veroordeeld. In de omstandigheid dat de procedure (gezien artikel 74 lid 3 Rv) in de stand waarin zij zich bij de verwijzing bevindt, wordt voortgezet voor de rechtbank, ziet het hof aanleiding de beslissing over de proceskosten te reserveren totdat daarover bij eindvonnis door de rechtbank zal worden beslist.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart zich onbevoegd van de vordering kennis te nemen;
verwijst de zaak naar de rechtbank Gelderland;
vermeldt dat indien partijen de rechtbank Gelderland niet gezamenlijk (onder verwijzing naar dit arrest) schriftelijk in kennis stellen van de dag waarop zij de zaak daar willen doen dienen, het aan een van partijen is om, overeenkomstig artikel 74 lid 1 Rv, de andere partij op te roepen tegen de dag waarop zij de zaak ter rolle wil doen dienen;
vermeldt dat ingevolge artikel 9 leden 1, 3 en 5 WGBZ:
- van elke eiser en, voor zover van toepassing, elke verschenen gedaagde opnieuw griffierecht wordt geheven, met dien verstande dat het eerder geheven griffierecht hierop in mindering wordt gebracht,
- de eiser en de bij de eerste rechter (in dit geval: het hof) verschenen gedaagde het ingevolge artikel 9 lid 1 WGBZ te heffen griffierecht verschuldigd zijn vanaf de dag waarop de zaak ter rolle dient bij de rechter naar wie de zaak is verwezen (in dit geval: de rechtbank) en dat zij moeten zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient (in dit geval: de rechtbank) dan wel ter griffie is gestort,
- het griffierecht wordt verminderd voor zover uit de tabel die als bijlage bij de WGBZ is gevoegd, volgt dat een lager bedrag aan griffierecht dient te worden geheven, en dat het te veel betaalde griffierecht door de griffier wordt teruggestort.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Smeeïng-van Hees, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2017.