In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van een moeder tot herstel van het gezag over haar minderjarige dochter, die in 2008 is geboren. De moeder, die in eerste aanleg was ontheven uit het gezag, verzocht het hof om haar gezag te herstellen en een omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank Overijssel had eerder het verzoek van de moeder afgewezen, met de motivering dat herstel van het gezag niet in het belang van de minderjarige was. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, waaronder de stabiliteit van de huidige leefsituatie van de minderjarige in het pleeggezin en de ontwikkeling van de moeder. Het hof concludeert dat, hoewel de moeder positieve stappen heeft gezet in haar leven, het herstel van het gezag niet in het belang van de minderjarige is. De minderjarige is gehecht aan haar pleegouders en heeft recht op continuïteit en duidelijkheid in haar opvoedingsperspectief. Het hof heeft ook de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarige beoordeeld. Ondanks de positieve ontwikkelingen in het leven van de moeder, is de omgangsregeling niet zonder problemen. Het hof heeft vastgesteld dat de omgangscontacten soms problematisch zijn en dat de minderjarige aangeeft niet meer alleen met haar moeder te willen zijn. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten het verzoek van de moeder tot herstel van het gezag en de uitbreiding van de omgangsregeling af te wijzen. De bestreden beschikking van de rechtbank is bekrachtigd.