ECLI:NL:GHARL:2017:5051

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
15 juni 2017
Zaaknummer
WAHV 200.180.602 en 604 TB
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
  • M. Dörholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake RTL-registratie en sancties op basis van WAHV

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 mei 2017 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland van 8 april 2015. De zaak betreft de betrokkene, die in de gelegenheid is gesteld om te reageren op nadere informatie van de advocaat-generaal, maar hiervan geen gebruik heeft gemaakt. Het hof heeft de advocaat-generaal verzocht om nadere schriftelijke informatie van de RDW met betrekking tot de RTL-registratie. Dit verzoek is gedaan omdat het hof zich moet buigen over de vraag of de sancties op juiste wijze zijn opgelegd, met inachtneming van artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV).

Het hof heeft in het tussenarrest de inhoud van een eerder arrest van 17 augustus 2016 overgenomen en heeft de advocaat-generaal gevraagd om binnen vier weken antwoord te geven op specifieke vragen over de wettelijke grondslag van de RTL-registratie en de uitvoering daarvan door de RDW. De vragen zijn gericht op de relatie tussen de RTL-registratie en de kentekenaansprakelijkheid in het kader van de WAHV. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat de advocaat-generaal de gevraagde informatie heeft verstrekt.

De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het inzicht biedt in de toepassing van de WAHV en de rol van de RDW bij de registratie van voertuigen en de bijbehorende sancties. Het hof benadrukt het belang van een zorgvuldige informatievoorziening door de RDW om tot een juiste beoordeling van de opgelegde sancties te komen.

Uitspraak

WAHV 200.180.602 & WAHV 200.180.604
18 mei 2017
CJIB 183193826 en 183195552
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Tussenarrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland
van 8 april 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [vestigingsplaats].

Het tussenarrest

De inhoud van het tussenarrest van 17 augustus 2016 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

Op 2 november 2016 heeft het de reactie van de advocaat-generaal ontvangen. De
betrokkene is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere informatie. De betrokkene heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de sancties op juiste wijze, met
inachtneming van het bepaalde in artikel 5 van WAHV, zijn opgelegd.
2. De advocaat-generaal heeft daaromtrent het volgende aangevoerd. Uit artikel 55,
derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) juncto artikel 36, derde lid, van het
Kentekenreglement kan worden afgeleid dat in het kentekenregister tenaamstellingen en
vervangende tenaamstellingen worden opgenomen. Het RTL-register kan, als onderdeel van
het kentekenregister, worden aangemerkt als ‘enige andere registratie betreffende
motorvoertuigen, waarvan de houder gerechtigd is deze in Nederland te voeren (artikel 1,
tweede lid van de WAHV). De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de persoon
op wie de ‘vervangende tenaamstelling’ betrekking heeft, kan worden gezien als de persoon
op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was
ingeschreven, in de zin van artikel 5 van de WAHV. Wanneer het een op kenteken
geregistreerde overtreding betreft kan aan deze personen rechtstreeks een verkeersboete
worden opgelegd.
3. Met betrekking tot hetgeen de advocaat-generaal heeft gesteld over artikel 55, derde
lid, van de WVW 1994 juncto artikel 36, derde lid, van het Kentekenreglement overweegt
het hof als volgt.
4. Artikel 55, derde lid van de WVW 1994, is op 1 januari 2014 inwerking getreden en
houdt in: “Op aanvraag en tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde
wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief, verstrekt deze dienst
overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels een vervangende
tenaamstellingscode ten behoeve van een wijziging van de tenaamstelling.”
5. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 2012/13, 33 504 nr. 3, p. 19) is het
volgende opgenomen, voor zover van belang:
“Artikel 55 regelt de vervanging van kwijtgeraakt of beschadigde kentekenbewijzen. (...) In
het nieuwe derde en vierde lid worden regels gesteld voor de vervanging van
tenaamstellingscode die op grond van artikel 52a wordt verstrekt ten behoeve van wijzing
van de tenaamstelling.”
6. Voorts houdt artikel 36, derde lid, van het Kentekenreglement het volgende in:
“Indien een te vervangen kentekencard is afgegeven aan de houder van een voertuig en deze
een vervangende kentekencard aanvraagt, kan de Dienst Wegverkeer in door deze dienst te
bepalen gevallen verlangen dat de eigenaar voor de afgifte van de vervangende kentekencard
en de tenaamstellingscode toestemming verleent. In deze gevallen kan de Dienst Wegverkeer
bepalen dat de vervangende kentekencard en de tenaamstellingscode naar de eigenaar of een
door deze aangewezen persoon wordt gezonden.”
7. In de memorie van toelichting bij de invoering van artikel 36, derde lid, van het
Kentekenreglement (Staatsblad 760 p. 49) is het volgende opgenomen, voor zover van
belang:
“Krachtens het derde lid kan de minister in door hem te bepalen gevallen verlangen dat voor
de afgifte van een vervangend bewijs toestemming wordt verkregen van de eigenaar van het
voertuig, indien het kentekenbewijs op naam van de houder van het voertuig is gesteld. Het
betreft hier bijvoorbeeld de situatie waarbij een voertuig wordt geleased en het kenteken op
naam van de lessee is gesteld. Ter voorkoming van het overschrijven van het kentekenbewijs
tegen de wil van de lessor, kan de aanvraag voor een vervangend kentekenbewijs aldus
worden geweigerd indien de lessor geen toestemming verleent voor de afgifte. De minister
kan bepalen dat het vervangende kentekenbewijs in dergelijke gevallen naar de eigenaar dan
wel naar een door deze aangewezen persoon wordt gezonden.”
8. Artikel 36, derde lid, van het Kentekenreglement is in de loop der jaren ook
gewijzigd. Deze wijzigingen houden verband met de wijze waarop het kentekenbewijs werd
verstrekt. Zo is in 2014 de kentekencard ingevoerd. In Staatsblad 523 p. 43 is met betrekking
tot artikel 36 derde lid, van het Kentekenreglement de volgende passage opgenomen: “Het
derde lid ziet, net als voorheen, op lease-voertuigen. Indien het voertuig een lease-voertuig
betreft, kan het nodig zijn dat de eigenaar van het voertuig toestemming geeft voor een
nieuw uit te geven kentekencard en tevens kan de RDW bepalen dat de nieuwe kentekencard
en tenaamstellingscode wordt verzonden aan de eigenaar van het voertuig. Dit om te
voorkomen dat de lessee via de aanvraag van een nieuwe kentekencard en
tenaamstellingscode de auto kan verkopen en tenaamstellen.”
9. Gelet op voorgaande is de vraag of artikel 55, derde lid, van de WVW 1994 slechts
de grondslag biedt voor de verstrekking van een nieuwe tenaamstellingscode bij
kwijtgeraakte of beschadigde kentekenbewijzen. Voorts is het de vraag of artikel 36, derde
lid, van het Kentekenreglement niet enkel de vervanging van een kentekencard dan wel de
tenaamstellingscode reguleert.
10. Gelet op het voorstaande en in aanmerking genomen het verweer van de advocaat-generaal acht het hof zich thans nog onvoldoende voorgelicht om te kunnen beoordelen of de
sancties op juiste wijze, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 van WAHV, zijn
opgelegd. Het hof acht het noodzakelijk dat de advocaat-generaal het hof nader informeert
omtrent de RTL-registratie. Het hof verzoekt de advocaat-generaal onderstaande vragen voor
te leggen aan de afdeling bestuurlijke en juridische zaken van de RDW. De RDW wordt
verzocht schriftelijk te reageren op de vragen. De advocaat-generaal wordt verzocht het
tussenarrest en de reactie daarop aan de RDW ter beschikking te stellen.
a. Wat is volgens de RDW de wettelijke grondslag voor de RTL-registratie?
d. Hoe verhoudt de RTL-registratie zich tot de gedachte van de wetgever dat er één
kentekenregister is en het uitgangspunt van de kentekenaansprakelijkheid in het kader van de
WAHV?
c. Op welke wijze geeft de RDW uitvoering aan de RTL-registratie?

Beslissing

Het gerechtshof:
verzoekt de advocaat-generaal om binnen vier weken na dagtekening van dit arrest antwoord
te doen geven op boven gestelde vragen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Dörholt als griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting.