2.3Aan belanghebbende is door het College van B&W een ontheffing voor het innemen van een ligplaats met de woonboot geweigerd, laatstelijk bij besluit van 1 augustus 2016, nadat een eerder besluit met dezelfde strekking was vernietigd door een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 februari 2016. In het besluit van 1 augustus 2016 staat onder meer het volgende.
“(…)
Inleiding
Het woonschip gelegen aan de [a-straat] 79 is verkocht door de heer [B] . Aan de heer [B] is nooit een ontheffing verleend voor het innemen van een ligplaats. De bedoelde ontheffing is verleend aan de heer [A] .
Aangezien er bij herhaling hennep gerelateerde activiteiten zijn geconstateerd op het woonschip hebben wij de heer [A] medegedeeld dat wij de hem verleende ontheffing voor het innemen van de ligplaats zullen intrekken. Wij achten de hennep gerelateerde activiteiten in strijd met de openbare orde en veiligheid.
De overdracht van [A] aan [B] heeft tot gevolg dat de verleende ontheffing is komen te vervallen omdat er sprake is van een persoonsgebonden karakter van de ontheffing. Verwezen wordt naar artikel 1:5 van de APV: “De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet”.
Openbare orde
Een ontheffing om ligplaats in te nemen wordt in het algemeen verleend aan de opvolgende eigenaar van het woonschip, derhalve indien zich voortgezet gebruik voordoet. Nu deze situatie zich hier niet voordoet, daar de ontheffing aan [A] en niet aan [B] was verleend, maakt mevrouw [X] geen aanspraak kan maken op toepassing van dit uitgangspunt.
Gezien de vraag naar ligplaatsen had de vrijgekomen ligplaats door middel van een openbare
aanbieding en inschrijving opnieuw uitgegeven kunnen worden. Door de kennelijke verkoop door [B] aan [X] wordt getracht te voorkomen dat andere voor deze ligplaats in aanmerking kunnen komen. Wij zijn van mening dat dit een handeling is die in strijd is met de openbare orde.
Hierbij wordt tevens in de overwegingen meegenomen dat het woonschip is verkocht voor een bedrag van € 15.000. De werkelijke waarde van het woonschip en het voortgezet gebruik van de walkant bedraagt circa € 90.000. Het verschil tussen de verkoopprijs en de getaxeerde waarde achten wij dermate groot dat wij ernstige twijfel hebben aan de realiteit van de koopovereenkomst.
Gezien de aangetroffen hennep gerelateerde activiteiten en de samenhang hierin met directe familie van mevrouw [X] maakt dat wij menen dat er strijd is met de openbare orde. Vaststaat in ieder geval dat er een direct verband was tussen de hennep gerelateerde activiteiten in het woonschip en familie van mevrouw [X] . In dit licht bezien zijn de veroordelingen van de heer [A] en de familieleden van mevrouw [X] niet onbelangrijk.
Dit klemt te meer nu wij verschillende malen hebben verzocht om nadere informatie over de aankoop, het daarbij behorende bedrag van € 15.000. Deze vraag is nimmer beantwoord. Voor zover de taxatie van [C] makelaardij hierover uitsluitsel kan geven, merken wij op dat deze taxatie de waarde van de walkant niet mee laat wegen. In die zin passeren wij dan ook deze taxatie waar het gaat om de reële waarde van het woonschip met ligplaats. Niet duidelijk is op welke wijze de daadwerkelijke gerealiseerde verkoopprijs tot stand is gekomen. Er is geen inzicht verschaft over de constatering dat de prijs te laag is te noemen gezien de taxatie.
Ook het gegeven dat bij de gesprekken tussen partijen, [X] en [A] over de boot de hennepperikelen en de problemen met schuldeisers van de heer [A] bekend waren maakt dat de overeenkomst naar onze mening geen realiteitswaarde heeft.
Onjuiste informatie
Wij menen dan ook dat er geen juiste en/of onvolledige gegevens zijn overgelegd. Mede op basis hiervan weigeren wij de ontheffing.
Opgemerkt zij verder dat indien en voor zover er een ontheffing voor het innemen van een ligplaats was verleend, deze met de huidige kennis onderwerp zou zijn geworden van een procedure tot intrekking van de ontheffing. Gezien onze brief van 16 juli 2013 waarin wij gevraagd hebben om nadere informatie hadden wij de aanvraag eigenlijk buiten behandeling moeten laten.
Onvoldoende staat van onderhoud
Het woonschip gelegen aan de [a-straat] 79 is sinds 24 juli 2014 onbewoond. De laatste
bewoner was de heer [A] .
Als gevolg van de hennep gerelateerde activiteiten in het woonschip, de wijze van bewoning en de leegstand verkeert het woonschip in een onvoldoende staat van onderhoud. Het woonschip dient geheel gerenoveerd te worden. Wij baseren ons hierbij op de taxaties van [D] makelaars en [C] makelaardij. Gezien de staat van het woonschip en de wijze van onderhoud van het woonschip achten wij het woonschip ook ontsierend. Dit levert dan ook op strijd op met het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Strijd met het bestemmingsplan
Het woonschip heeft een lengte van 22 meter en een breedte van 6 meter. In artikel 12 van het
bestemmingsplan Bergweide, Kloosterlanden-Hanzepark, Veenoord is onder specifieke gebruiksregels bepaalt dat van woonschepen de lengte niet meer dan 20 m en de breedte niet meer dan 5 m mag bedragen. Er is derhalve strijd met het bestemmingsplan hetgeen een weigeringsgrond oplevert in het kader van artikel 5:25 van de APV.
Weigeringsgronden
Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de APV is het verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen. Ingevolge het tweede lid, onder a, kan het college binnen door het college aangewezen gebieden ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid tot maximaal het daarbij aangewezen aantal ligplaatsen voor woonschepen.
Ingevolge het derde lid kan het college de ontheffing voor het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats weigeren dan wel aan de ontheffing en/of in het aanwijzingsbesluit als bedoeld in het tweede lid, onder a, voorschriften verbinden en aanwijzingen geven:
a. in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;
b. ten aanzien van de exacte plaats, soort en afmetingen alsmede met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats. Ingevolge het vierde lid weigert het college de ontheffing ingeval het innemen van een ligplaats in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat wij gezien de aantasting van de openbare orde, het overleggen van onjuiste informatie, het uiterlijk aanzien van de gemeente en de strijd met het bestemmingsplan tot de conclusie komen dat de ontheffing van de APV voor het innemen van een ligplaats niet verleend kan worden. Hetgeen door u in bezwaar en in beroep is aangevoerd maakt dit niet anders.
(…)”