Beoordeling
1. De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en het sanctiebedrag gematigd, naar het hof begrijpt in verband met de omstandigheden waaronder de gedraging was verricht. Vervolgens heeft de kantonrechter de inleidende beschikking in zoverre gewijzigd dat het sanctiebedrag zal worden gesteld op € 100,-. De kantonrechter heeft de verzochte proceskostenvergoeding afgewezen.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep aan dat de kantonrechter ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend.
3. Het hof stelt vast dat het geschil in hoger beroep is beperkt tot de beslissing van de kantonrechter met betrekking tot de toekenning van een proceskostenvergoeding.
4. Ten aanzien van het verzoek van de gemachtigde om vergoeding van proceskosten, heeft de kantonrechter als volgt overwogen: "Nu het beroep gedeeltelijk gegrond zal worden verklaard bestaat geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten."
5. Het te dezen toepasselijke artikel 13a, eerste lid, eerste volzin, van de WAHV, voor zover hier van belang, bepaalt dat de kantonrechter bij uitsluiting bevoegd is een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank en van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
6. Dit brengt mee dat de kantonrechter een zekere beoordelingsruimte heeft bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre een verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding moet worden ingewilligd. Anderzijds kan niet uit het oog worden verloren dat de regeling van de proceskostenvergoeding is ingegeven door de gedachte dat indien een betrokkene proceskosten heeft moeten maken met het oog op het bij een administratieve beroepsinstantie of rechterlijke instantie aanvechten van een beslissing, en die aangevochten beslissing vervolgens -al dan niet ambtshalve- door die instantie geheel of gedeeltelijk ongedaan wordt gemaakt, het niet redelijk is om de proceskosten voor rekening van de betrokkene te laten blijven.
7. Nu het bedrag van de sanctie (op voorspraak van de vertegenwoordiger van de CVOM) is gewijzigd, is de betrokkene (gedeeltelijk) in het gelijk gesteld door de kantonrechter. Als uitgangspunt heeft te gelden dat in een zodanig geval aanleiding bestaat voor inwilliging van het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding. Naar het oordeel van het hof bestaat er in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken, zoals de kantonrechter heeft gedaan.
8. Voor de fase van het administratief beroep bepaalt artikel 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van dat beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan worden vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Anders dan de kantonrechter in zijn beslissing overweegt, is van het laatste hier wel degelijk sprake. De kantonrechter heeft immers in verband met hetgeen door en namens de betrokkene is aangevoerd met betrekking tot de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht als bedoeld in artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, WAHV, aanleiding gezien het bedrag van de sanctie te wijzigen.
9. Een en ander brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding is afgewezen, niet in stand kan blijven. Het hof zal, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, bepalen dat aan de betrokkene een proceskostenvergoeding wordt toegekend voor de behandeling van het beroep bij de kantonrechter en het administratief beroep bij de officier van justitie.
10. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift bij de officier van justitie en het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter. Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 490,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 490,- (= 2 x € 490,- x 0,5).
11. Nu de betrokkene in hoger beroep in het gelijk wordt gesteld, komt het verzoek om toekenning van een vergoeding voor de proceskosten gemaakt in hoger beroep voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde heeft in hoger beroep de volgende proceshandeling verricht: het indienen van een hoger beroepschrift. Aan het indienen van dit beroepschrift moet een punt worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 490,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten van het hoger beroep tot een bedrag van € 122,50 (= 1 x € 490,- x 0,25).
12. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen moet worden beslist als volgt.