Uitspraak
kantoorhoudende te [plaats] .
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 10 april 2015 een proceskostenvergoeding had toegekend aan de betrokkene. De gemachtigde van de betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen de kostenvergoeding, waarbij hij stelde dat de kantonrechter een foutief tarief had toegepast en dat er te weinig punten waren toegekend. Het hof oordeelde dat de kantonrechter in zijn beslissing de wegingsfactor van 0,25 (zeer licht) op een redelijke manier had toegepast en dat de argumenten van de gemachtigde niet opgingen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek tot vergoeding van kosten af. De gemachtigde had ook aangevoerd dat de kantonrechter een foutief tarief had gehanteerd, maar het hof stelde vast dat de kantonrechter de juiste procedure had gevolgd en dat de gemaakte bezwaren niet gegrond waren. Het hof benadrukte dat de kantonrechter beoordelingsruimte heeft bij het toekennen van proceskostenvergoedingen en dat deze beoordeling slechts marginaal kan worden getoetst in hoger beroep. De beslissing van de kantonrechter werd derhalve bevestigd, en het verzoek tot vergoeding van kosten werd afgewezen.